Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Pierre Victor JAMAER – architect – 1873-1895
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Naast de archeologische vindplaatsen, gaat het ook om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn van bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel van die fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis van het goed. Voorbeelden zijn constructieve elementen in kelders, kelders die oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Koudenberg of de kapel van Nassau), originele dakspanten, resten van middeleeuwse muuropstanden enz.
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Volkskundig Verwant aan de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (m.b.t. onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Vroegste vermelding in 1321, doch vermoedelijk reeds opklimmend tot begin 13e eeuw en samen met aanleunende Lakenhal ten noorden uitziend op de Vleeshal (zie Grasmarkt), ten oosten palend aan de Haringstraat en ten westen aan de Vlees-en-Broodstraat. Volgens G. Des Marez vermoedelijk oorspronkelijk een houten constructie op paalwerk, eind 13e eeuw verbouwd. Naast de bakkers hadden de kousenmakers er een aantal kramen en fungeerde een gedeelte als Wolhuys; de benedenverdieping werd verhuurd aan particulieren.
Wederopbouw in 1405; de oude Lakenhal werd afgebroken en vervangen door woningen. Van dan af wijziging van bestemming en benaming van de broodhal: zogenaamd ’s Hertogenhuys, door de Hertog van Brabant ingericht als Kamer van Marktgelden, Gerechtshof van het Boswezen en kantoor van de Ontvanger van het Domein Brabant.
Afbraak in 1512-1513 wegens verval en wederopbouw van een ruimer gebouw tussen 1515-1536, door toedoen van Keizer Karel; nieuwe benaming ’s Coninckxhuys. Het Domein kocht hiertoe drie huizen in de Haringstraat en twee in de Peperstraat. Drie architecten leidden achtereenvolgens de bouwwerken: A. II Keldermans de Jonge ontwierp de houten maquette en funderingen op paalwerk; na zijn dood ontwierp L. van Bodeghem in overleg met D. de Wagemaker, H. van Pede en R. Keldermans de binneninrichting; tenslotte nam H. van Pede de leiding over en maakte L. Keldermans de maquette van de gewelven. Het gebouw was opgetrokken uit bak-, zand- en hardsteen, op funderingen van paalwerk onderling verbonden door ossenhuiden (wegens de moerassige bodemgesteldheid, vlg. G. Des Marez); fragmenten hiervan werden teruggevonden tijdens de afbraak in 1873.
In 1625 verfraaiingswerken door de Infante Isabella, zie chronogram “HlC VOTUM paCIs pUbLICae eLIsabeth ConseCraVIT” (1625) en geplaatst onder patronaat van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede, zie opschrift “A PESTE FAME ET BELLO LIBERA NOS MARIA PACIS”; plaatsing Mariabeeld in centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op derde bouwlaag en hardstenen bekleding van de vensterbogen op eerste twee bouwlagen. Op een schilderij van A. Sallaert (1615), een gravure toegeschreven aan J. Callot (1627), en één uit Putaneus (17e eeuw) afgebeeld als drie bouwlagen hoog gebouw in Brabantse laatgotische stijl met renaissancekenmerken, met totaal opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. voorgevel horizontaal belijnd door registersVensterstrook in een topgevel., met benedenverdieping en tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., en tweede bouwlaag zonder galerijenOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden., bredere centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geaccentueerd door een balkon met balusterleuning, rechter zijgeveltop in renaissancestijl en steil zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met bekronende renaissancedakvensters en kleinere puntvormige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder zadeldakjes. De fontein vóór de dubbele bordestrap, met vijf kommen en verfraaid met nissenUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld. en verdiepte panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. waarin gebeeldhouwde vrouwenfiguren, olifanten- en leeuwenkoppen, werd opgericht in 1565-1566.
Na de beschadigingen door het bombardement van 1695 summiere restauratie door architect J. Cosijn. Meer ingrijpende restauratie in 1767 : onder meer verwijdering van de fontein, nieuwe sobere enkelvoudige bordestrap met sfinxen (verwijderd in 1788) in plaats van dubbele bordestrap, nieuwe rondboogdeur in Lodewijk XVI-omlijsting tussen geblokte hoeklisenen, gevel wand met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. gedichte muuropeningen vóór de oorspronkelijke zijgevels, verwijderde zijgeveltop, vervangend mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met oeil-de-boeufs onder booglijst. Benedenverdieping door particulieren ingenomen en ingericht als winkelruimten.
Verdiepingen van de 16e tot de 18e eeuw gebruikt als vergaderzalen door verschillende gilden en ambachten onder meer de Grote Kruisboogschuttersgilde, de schermersgilde, de haakbusschuttersgilde en de Sint-Jorisgilde. In 1789 bouw van een wachthuis rechts van de ingang. Als nationaal goed - onder nieuwe benaming Volkshuis - aan de Stad afgestaan, die het in 1811 aan markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. Paul Arconati, baron van Gaasbeek, verkocht. Verfraaiingswerken door nieuwe eigenaar: onder meer toevoeging van koepelvormige dakbekroning (naderhand verwijderd) herplaatsing van Mariabeeld tussen gebeeldhouwde arend links en leeuw rechts, aanpassingswerken aan het interieur. Laatst genoemde werken werden in 1817 voortgezet door volgende eigenaar Simon Piek, die bovendien in 1841 de voorgevel liet restaureren. Gebouw - behalve winkelruimten - in 1819 verhuurd aan de Société de la Loyauté, naderhand aan de Cercle Artistique et Littéraire.
In 1860 aankoop door de Stad van het “Koningshuis” en enkele panden in de Peperstraat. Ter plaatse van de vroegere fontein oprichting in 1864 van het standbeeld van Egmont en Hoorn (in 1879 verplaatst naar de Kleine Zavel) en wederopbouw van de dubbele bordestrap. In 1865 liet de Stad het balkon verwijderen en restauratiewerken uitvoeren aan ingangsdeur en bel-etagevenster.
Gezien de vervallen toestand van het gebouw in 1873 drong zich een grondige restauratie op. De peiling van de fundamenten en de in slechte staat bevonden muren bij de ontruimingswerken in 1873-1874, noodzaakten echter de volledige afbraak van het gebouw. Sloping en wederopbouw van het Broodhuis, met aanleunende nieuwbouw ten noorden, in 1875 aangevat door stadsarchitect Pierre Victor Jamaer: hoofdgebouw in 1885 met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. afgedekt; galerijenOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden., toren en geveldecoratie voltooid in 1895; noordelijk bijgebouw opgetrokken in 1877-1880.
De opeenvolgende stadia en werkwijze bij deze merkwaardige wederopbouw werden uitvoerig behandeld en gesitueerd binnen de tijdsperiode door G. Paulus. Deze reconstructie in neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. stijl illustreert duidelijk de toenmalige restauraties volgens de eenheid-van-stijl-principes, in navolging van E. Viollet-le-Duc. Op basis van bewaarde ordonnantie (toestand 1873) en decoratieve en constructieve onderdelen, en oude iconografische documenten, realiseerde P. V. Jamaer een getrouwe gevelreconstructie volgens oorspronkelijk uitzicht van 1515-1536, met eliminatie echter van latere niet-gotische elementen. Anderzijds, steunend op archivalische en archeologische gegevens waaronder 16e eeuwse archiefstukken, funderingsresten en bewaarde gewelfaanzetten van een oorspronkelijk geplande - doch nooit gebouwde - galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. en refererend naar andere 16e eeuwse gebouwen (cf. de stadhuizen van Oudenaarde en Gent, de Mechelse paleizen van de Grote Raad en van Margareta van Oostenrijk en het Hof van Busleyden) bracht Jamaer ook enkel wijzigingen en toevoegingen aan.
Zo wijzigde hij onder meer het uitzicht van de dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., van de centrale venstertravee op de bovenste bouwlaag en van de zijgeveltoppen; de tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. verdween en de centrale toren en uitgebouwde twee bouwlagen hoge galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. werden toegevoegd. Complex aanvankelijk ingenomen door de financiële diensten van de Stad, met uitzondering van tweede verdieping, fungerend als Stadsmuseum tot 1927. Na aanpassingswerken volledig opengesteld als museum in 1935; sluiting in 1940-1945, gevolgd door restauratie en heropening in 1947.
Huidig complex onder aaneengesloten zadel- en tentbedaking: hoofdgebouw met zuidgevel uitziend op de Grote Markt; ten noorden twee haakse aanleunende vleugels, onderling verbonden door langsvleugel (uitbreiding van hoofdvleugel) met in de oksel rechthoekige uitbouw.
NeogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. hoofdgebouw van baksteen en arduin (petit granit de Soignies), met verwerking van Gobertange. Drie bouwlagen, negen en zeventien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), respectievelijk op beneden- en bovenverdieping van voorgevel, vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in zijgevels (Haringstraat, Vlees-en-Broodstraat) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., verfraaid met gedrukte spitsboogvormige dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en dakvorst.
Laatgotische gevelordonnantie: totaal opengewerkteOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. voorgevel met achtereenvolgens vier- en tweeledige gedrukte spitsboogvensters en tweeledige drielobvensters, tussen gebundelde colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. ; visblaas-, drie- en vierpasmotieven in de koppen. Omlopende bekronende balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Gedeeltelijk verhoogde benedenverdieping (wegens nivellering), met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deuren en bordestrap vóór de bredere centrale poortravee.
Uitgebouwde galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. van twee bouwlaag: gedrukte spitsbogen onder drielobbekroning met hogels(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). en kruisbloemen(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., beneden steunend op zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met octogonale sokkels en bladwerkkapitelen, boven herhaald met smallere gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. op colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd.; traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) via de met wapenschilden en gotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. maaswerk versierde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. bijkomend geaccentueerd door halfzuiltjes, schachtenDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. en pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. GeajoureerdeOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op benedenverdieping. Overkluizing door middel van net- en stervormige gewelven aan gevel opgevangen door colonnetten met bladkapitelen ; druipers met loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren..
Centraal uitgebouwde vierkante toren van vier geledingen, opgenomen in de galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. en vanaf de derde geleding aan drie zijden opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. door middel van gedrukte spitsbogen ; bekronende achtkantige lantaarn1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten. onder peerpuntspits. Rijk geornamenteerd door traceringen, beelden, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. met hogels(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., en uitkragende balustradesHekwerk van spijlen of balusters..
Gelijkaardig opgevatte zijgevels, met overkragende verdieping tussen naar boven toe verbredende hoekpilasters en afgewerkt met puntvormige geveltoppen en drie rijzige pinakelvormige torens. Opvallende sculpturale versiering van hoofdvleugel met talrijke architectonische details als pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., kraagstenen, gewelfsleutels, hogels(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel). kruisbloemen(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., wapenschilden enz., uitgevoerd door J. Bertheux, P.J. Cordeau, J. Dillens, P. Huts, L. en G. Jaspar, F. Vanderborght, Ph. Vander Jeught en C. Witterwulghe. Figurale beelden onder meer van vorsten en Brabantse heersers, symbolische uitbeeldingen van diverse rechtsinstanties en gildenverenigingen, herauten en heraldische leeuwen uitgevoerd door G. de Groot, A. Desenfans, A. de Tombay, P. De dgne, J. Dillens, P. Dubois, L. Samain en G. Vanden Kerckhove.
Ten noorden: eenvoudige haakse bak- en natuurstenen oost- en westvleugels op sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. in rusticaIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., respectievelijk met achtertuit- en achtertrapgevel (Peperstraat). Markerende hoekaflijning, muurbanden, druiplijsten en op verdieping gevelhoge getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. of spitsbogige spaarnissen met kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. Achteruitwijkende verbindingsvleugel met kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. in verspringend gevelvlak. Vierkante uitbouw in rechter oksel met drieledige gedrukte spitsboognis ingeschreven in breed spaarveld. Afsluitingsmuur met spiegelboogvormige deuromlijstingen.
Interieur.
Gereconstrueerde kelderverdieping met gedrukte kruisgewelven gestut door pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en kraagstenen.
Op gelijkvloerse verdieping: inkomhal met achteraan doorgang in hergebruikte Lodewijk XVI-omlijsting van arduin; marmeren gedenkplaat met vermelding van reconstructiedata, College van Burgemeester en Schepenen en architect. Vier gelijkaardige zalen onder bakstenen kruisriboverwelving (natuurstenen ribben) centraal opgevangen door natuurstenen zuilCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met octogonaal basement en dito bladkapiteel, gereconstrueerd naar het oorspronkelijk model; gewelf aan noord- en zuidmuren opgevangen door gesculpteerde kraagstenen. In haakse vleugels: ten oosten, plafond met neoclassicistischArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. getinte stucbeschildering, marmeren schouw; ten westen, houten zoldering op gebeeldhouwde kraagstenen, neogotischeHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. schouw.
Op tweede verdieping: ruime tentoonstellingszaal met eikenhouten bevloering en zoldering, aan de muren geschraagd door gesculpteerde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Op derde verdieping: neogotischHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. houten dakgebint met open dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten)..
Bronnen
Archieven
SAB/IF, G 921, D 1929 (lithografie De Doncker, 1867).
KIK, 105444 A.
Publicaties en studies
CORDEIRO,
P., HEYMANS, V., LAMBERT, C, et al., étude
historique et architecturale des maisons de la Grand-Place, Cel Historisch
Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1999.
De PANGE, I., La Grand-Place de Bruxelles,
aparté, Brussel, 2011.
DES MAREZ G., 1979, pp. 20-27.
HENNAUT,
E., De Grote Markt. Werelderfgoed,
Brussel, 2018 (Brussel,
stad van kunst en geschiedenis: 56).
HEYMANS, V., (o.l.v.), Les Maisons de la Grand-Place de Bruxelles, CFC-éditions, Brussel,
2011.
HENNE A., WAUTERS A., 1975, III, pp. 62-77.
Tijdschriften
PAULUS, G., La Restauration de la Maison du Roi (1873-1895) a la Grand-Place de Bruxelles, par l'architecte Pierre Victor Jamaer (1825-1902), (BCRMS, dl. 9, 1980, pp. 49-122).
CORDEIRO,
P., MARTOU, M.-N., MOUTURY, S., La
gestion de la Grand-Place de Bruxelles et ses abords in Thema & Collecta, 1, 2011, pp.
51-59.
De Restauratie van een uitzonderlijk decor. De
gevels van de Grote Markt in
Erfgoed Brussel, 2018 (Extra nummer).
Websites
BALat KIK-IRPA
Museum van de Stad Brussel












