Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1200-1300
Antoon PASTORANA – architect, timmerman / schrijnwerker – 1699
Pierre Victor JAMAER – architect – 1866-1890
Maurice VAN YSENDIJCK – architect – 1930-1938
Guillaume DE GROOT – beeldhouwer – 1860
INCONNU - ONBEKEND – 1400-1525
G. DE BRUYNE – timmerman / schrijnwerker – 1705
Jean-Baptiste CAPRONNIER – glazenier, schilder – 1852
GOYERS – timmerman / schrijnwerker – 1876-1883
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Kerk met complexe bouwgeschiedenis, waarvan de belangrijkste
campagnes zich situeren in de 13e en 15e eeuw. West- en zuidgevel palend aan de
Kapellemarkt, de oostgevel aan de Heilige Geeststraat, de noordgevel aan de
Kapellestraat.
De huidige kerk gaat in oorsprong terug op een kapel, in 1134 door hertog
Godfried I gesticht buiten de eerste stadsomwalling, en met vrijleen geschonken
aan de abdij van het Heilige Graf te Kamerijk. In 1210 verheven tot
zelfstandige parochiekerk. Bestuurd door een proost, aangesteld door de abt van
Kamerijk en de hertog van Brabant, en bediend door seculiere geestelijken tot
aan de Franse overheersing. Een eerste maal gesloten door de Calvinisten en
gebruikt als Hervormde Kerk van 1579 tot 1585, een tweede maal door de Fransen
in 1797. Opnieuw opengesteld als parochiekerk in 1803.
Van de eerste kapel, vermoedelijk ter plaatse van het huidige koor, is niets
bewaard. In het eerste kwart van de 13e eeuw werd de bouw aangevat van een
nieuwe kerk, waarvan de niet overwelfde delen, met name het schip, in 1405 door
brand werden verwoest en in de loop van de 15e eeuw werden wederopgebouwd.
Eerste belangrijke bouwcampagne in de
13e eeuw, waarbij progressieve opbouw van een romaans-gotische kerk met
kruisingstoren. Ca. 1210 aangevat met het driebeukige schip in romaanse stijl,
de middenbeuk met vlakke zoldering, waarvan enkel de twee oostelijke pijlers
bewaard bleven. Ca. 1215- 1225 gevolgd door het zuidtransept met de Heilige Kruiskapel,
ca. 1225-1250 door het noordtransept met een verdwenen zijkapel, het geheel in
romaans-gotische overgangsstijl. Ca. 1250-1275 beëindigd met het koor in
vroeg-gotische stijl.
Tweede belangrijke bouwcampagne in de
15e eeuw tot het eerste kwart van de 16e eeuw, na de brand van 1405, waarbij
opbouw van een ruimer, driebeukig schip met zijkapellen in Brabantse gotiek.
Bouw ingezet met de middenbeuk in 1421, mogelijk beëindigd in 1434, vervolgd
met de zijbeuken aangevat in 1436. Ingewijd door de bisschop van Kamerijk in
1483. Bouw van de westtoren aangevat in 1504, en onvoltooid stopgezet in 1508.
In 1654 bouw van de Heilige-Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel, op de plaats
van de oorspronkelijke en een laatgotische kapel in het noordelijke transept.
Aanzienlijke schade bij het bombardement van 1695. De vernielde lantaarnspits
van de westtoren werd in 1699 vervangen door de huidige barokke torenbekroning naar
ontwerp van architect Antoon Pastorana (1640-1702); de hoogste geleding met
tentdak van de kruisingstoren werd afgevlakt en onder één dak gebracht met de
middenbeuk. In 1751 bouw van de sacristie met régence-interieur aan de
zuidzijde van het koor.
In de loop van de 19e en 20e eeuw onderwerp van opeenvolgende restauratiecampagnes. Herstellingswerken in 1813. Bouw
van de trap van het westportaal in 1831. Restauratie van de zuidelijke zijbeuk
en het dito transept in 1851-1860, met inbreng van een neoromaansArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en
venster. Belangrijke restauratiecampagne onder leiding van stadsarchitect Pierre
Victor Jamaer, aangevat in 1866 en doorlopend tot eind jaren 1890, die een
archeologische reconstructie van het oorspronkelijk bouwverloop beoogde.
Achtereenvolgens restauratie van het koor in 1866-1869, de noordelijke transeptgevel
vanaf 1879, de westgevel en -toren vanaf 1886 : onder meer de ontmanteling en
vernieuwing van het koorinterieur met beschildering; vervanging van een
laatgotisch spitsboogvenster en -portaal door nieuwe in romaans-gotische
overgangsstijl, mede op basis van aangetroffen resten, in de transeptgevel;
opening en vernieuwing van het gedichte spitsboogvenster, en toevoeging van een
balustrade, in de westgevel. Ontpleistering van het interieur van schip en
transept in 1873-1875. Restauratie van de zuidelijke middenbeuk in project
vanaf 1898, pas uitgevoerd tijdens de volgende campagne.
Tweede belangrijke restauratiecampagne onder leiding van architect Maurice Van
Ysendijck, van 1930 tot 1938, na de ontmanteling van de noordzijde, en op te
vatten als voortzetting van de Jamaer-campagne. Restauratie van de noordelijke zijbeuk,
het middenschip en de kruisingstoren, de Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel
: onder meer reconstructie van kapelgevels en pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. van de noordelijke zijbeuk,
toevoeging van luchtbogen aan de noord- en zuidzijde van het schip. Restauratie
van de klokkentoren in 1949-1951.
Hernieuwde algehele restauratie van exterieur en interieur onder leiding van
architecten M. en P. Mignot, in voorbereiding sinds 1982, aangevat in 1989.
Deze voorziet in verwijdering van enkele 19e eeuwse en latere aanbouwsels,
restauratie van de parementen, herbepleistering van de gewelven, heropening van
een laatgotische niskapel in het noordelijke transept, en rehabilitatie van de
torenruimte van de vroegere kruisingstoren.
De opbouw van het 13e eeuwse transept
en -koor van de Kapellekerk illustreert op treffende wijze de overgang van het
romaans naar de vroeg-gotiek. Het 15e eeuwse schip vormt een gaaf voorbeeld van
de Brabantse gotiek met de typische rondzuil. Het huidige uitzicht wordt mede
bepaald door de opeenvolgende restauratiecampagnes, gericht op reconstructie
van de verschillende bouwfasen in oorspronkelijke toestand, in transept en koor
door eliminatie van latere toevoegingen of wijzigingen en restitutie van
romaans/vroeggotische elementen, in het schip door restitutie van verloren
gegane gotische elementen en vervolledigen van het decoratief programma.
De plattegrond ontvouwt een
basilicaal driebeukig schip van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met ingebouwde westtoren,
transeptarmen van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een eenbeukig koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met
vijfzijdige sluiting, de Heilige Kruiskapel met ingebouwde traptoren ten zuiden,
de eenbeukige Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel van drie traveeën
met driezijdige sluiting ten noorden.
Het gebouw is opgetrokken uit zandsteen, met materiaalvervanging door vnl.
Gobertange en Massangis tijdens de verschillende restauratiecampagnes. Leien
dakbedekking.
Gotische westgevel gedomineerd door
de onafgewerkte, massieve rechthoekige westtoren (begin 16e eeuw). Toren van
drie geledingen aangegeven door horizontale lijsten, en gekantonneerd door op
elkaar gestelde hoeksteunberen; bekronende barokke klokkentoren. Ten zuiden
deels ingebouwde ronde traptoren met deur in de sokkel, kijkspleten en kegelvormig
dak, reikend tot aan de derde geleding. In de eerste geleding, spitsboogportaal
in geprofileerde archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en octogonale sokkels, met
koolbladvormige hoogsels. Bekronende nissen met baldakijn, op de hoeken op
ingewerkte colonnettes met bladversiering, waartussen blindZonder opening; blind venster, schijnopening. maaswerk.
Ingeschreven steekboogpoort, met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. traceringen in het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …).. Beelden
van de Heilige Drievuldigheid, Onze-Lieve-Vrouw, de Heilige Parvinus van
Kamerijk en de Heilige Benedictus door Constantin Meunier, uitgewerkt
vanaf 1891 en geplaatst in 1894. Tweede geleding met één groot
spitsboogvenster, ingedeeld als tweelicht met Y-vormige tracering, in
geprofileerde omlijsting. Vermoedelijk eind 17e eeuw gedicht, door P.V. Jamaer
heropend en vernieuwd. Derde geleding met aan de west- en oostzijde drie, aan
de noord- en zuidzijde twee pseudo-vensters met laatgotische tracering,
gescheiden door muurdammen met casementen. Barokke
klokkentoren (1699) met houten structuur en leien bekleding, geleed door
waterlijsten. rechthoekige, licht octogonaal uitgebogen basis, met doorlopende
galmgaten onder friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van driepassen, entablement en koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is.; vierkante lantaarn met
uurwerken; klokvormige torenhelm, bekroond door middel van een peer, sfeer en
kruis. Eromheen vier torenvormige bekroningen van de hoeksteunberen.
Flankerende westelijke zijbeukgevels van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met spitsboogvenster,
versneden steunbeer doorlopend in een pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., en hoekpinakel, beide laatst
genoemde met nis waarin een reeks beelden van de hertogen van Brabant uit de
12e en 13e eeuw en geestelijke dignitarissen, voorheen doorlopend over de zuidelijke
zijbeuk, door beeldhouwer Pieter Puyenbroeck (1804-1884). Door Jamaer bekroond met een
geajoureerde balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Basilicaal schip in Brabantse gotiek
(15e eeuw). Zijbeuken gemarkeerd door kapelgevels waarachter parallelle
zadeldaken per traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Kapelgevels met hoogselaflijning en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., waarin
een centrale rondboognis en flankerende spitsboognissen met maaswerk.
Tussengeplaatste pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. met heden lege nis, vanaf waterspuwersUitstekende buis of gooteinde voor de afvoer van hemelwater, vaak in de vorm van een dierlijk of diabolisch monster..
Spitsboogvensters in geprofileerde omlijsting, met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op imposthoogte
doorgetrokken over de penanten; vijfdelige tracering en gedifferentieerde
rozetvulling.
Voorts belijnende sokkel en waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. ter hoogte van de afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel. en onder de
kapelgevels. Kapelgevels van de noordelijke beuk, in de loop der tijd gesloopt,
door Van Ysendijck gereconstrueerd naar het model van de zuidelijke beuk.
Bovenmuren van de middenbeuk ingedeeld door steunberen met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., geopend
door dito spitsbooglichten, en afgelijnd door de geprofileerde daklijst;
aansluitend bij de voormalige kruisingstoren. Door Van Ysendijck versterkt met
luchtbogen, waarbij de doorlopende schildbedaking van de zijbeuken werd
vervangen door de huidige parallelle daken.
Transeptarmen onder zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. op
dezelfde hoogte als het koor. Op de kruising, onderste geleding van de
afgeknotte vierkante toren (13e eeuw). Eertijds oplopend tot de huidige nok,
met galmgaten in de bovengeleding, onder tentdak. Massieve blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muren, aan
elke zijde geritmeerd door vier steunberen. PuntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met twee horizontale
registers. Zuidelijke transeptgevel (1200-1225) in romaanse stijl, met
registers van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met arcatuur en
waterlijsten. NeoromaansArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . middenportaal, met gebeeldhouwde Kroning van Maria
door beeldhouwer G. De Groot (1860) in het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …).. Erboven dito
rondboogvenster, zoals het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). daterend van de restauratiecampagne van
1851-1860, waarvan de tracering later door P.V. Jamaer werd vervangen naar het
model van de koorvensters; geflankeerd door rondboogvormige blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. nissen met
twee geledingen, omlijst door geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. colonnetten. Door waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. gelede
geveltop, versierd met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. nissen, per drie gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. in de eerste en één
kleinere in de tweede geleding, met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op doorgetrokken imposten en
fijne colonnetten met knoppenkapiteel; kijkspleten. Bekronende kruisen met
sfeer. Noordelijke transeptgevel (1225-1250) in romaans-gotische
overgangsstijl, gemarkeerd door steunberen met dubbele versnijding, hogerop
overgaand in lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met arcatuur van driepassen op kleine consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met bladwerk,
kapiteeltjes en tronies. Rondboogportaal met driepas, door P.V. Jamaer
gekopieerd naar de zogenaamde “Proostdeur” van het koor. Erboven drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. van
spitsbogige lancetvensters met colonnettes, gereconstrueerd op basis van
aangetroffen resten. Gelijkaardige geveltop als in de zuidelijke transeptgevel, met oplopende centrale nis.
Ten zuiden aanleunende, romaanse Heilige Kruiskapel (1200-1225) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.,
belijnd door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). met dubbele arcatuur; rondboogvenster en kruisvormige
kijkspleet ten zuiden. Grotendeels ingebouwde ronde traptoren met kegeldak bij
de kruisingtoren.
Koor (1250-1275) in vroeg-gotische
stijl, gemarkeerd door steunberen met dubbele versnijding waarop consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en
waterspuwers met maskerkoppen. Rijk versierd entablement waarin
uitgespaarde dakgoot, met vooruitspringende consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met tronies en dierenkoppen,
verbonden door gedifferentieerde bladwerkfriezen. Beeldhouwwerk vernieuwd
tijdens de Jamaerrestauratie; enkele oorspronkelijke stukken bleven bewaard in
het Broodhuis. Rondboogvensters met meerledige archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op halfzuiltjes met
knoppenkapiteel; ingeschreven spitsboogvormig tweelicht en zeslob. Brede
afgeschuinde sokkel.
Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel
(1654) in barokstijl aan de noordzijde van het koor. Constructie omringd door
versneden steunberen, met brede rondboogvensters met ijzeren harnas, heden
gedicht in de sluiting, en daklijst; schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. op dezelfde hoogte als het koor.
Gecementeerde lage aanbouw uit de 19e eeuw.
Sacristie (1751) aan de zuidzijde
van het koor. Bak- en zandstenen constructie met één bouwlaag en zes bij drie
traveeën, oorspronkelijk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd onder een hogere bedaking.
rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; aflijnend kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Interieur, met opvallende
contrastwerking door het wijds, overvloedig verlichte laatgotische schip, en
het lage, sombere romaans-gotische transept en koor.
Middenschip, zijbeuken en -kapellen ontpleisterd in 1873-1875. Opgebouwd uit
zandsteen voor de constructieve delen en de parementen, baksteen voor de
gewelf- kappen die bij de huidige restauratie worden herbepleisterd. Enkele
bewaarde muurschilderingen met voorstelling van mannelijke en vrouwelijke
heiligen op de zuilen en grotere composities op de wanden van de zijkapellen,
uit eind 15e, begin 16e eeuw.
Onder de toren (begin 16e eeuw), portaalruimte onder netgewelf op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en
bundelpijlers. Barok, drieledig eiken doksaal door G. De Bruyne (1705), met
neogotisch orgel. Schip (15e eeuw) met tweeledige opstand met scheibogenarcade
en lichtbeuk. Midden- en zijbeuken gescheiden door een spitsboogarcade op
zuilen met ronde schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. , tweeledige octogonale sokkel, en kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met dubbele
koolbladkrans onder octogonale dekplaat. Spitsboogvormige vijflichten met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op octogonale sokkels
in de lichtbeuk. Pseudo-triforium opgevat als een smalle loopgang voor de
ramen, afgesloten door geajoureerde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met centraal postament1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering..
Laatgotisch maaswerk met diagonaal verweven S- en accoladebogenBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen. waarbinnen
driepassen. Kruisriboverwelving op gebundelde, kapiteelloze schalken met
polygonale sokkels, neerkomend op de zuilkapitelen. Op de zuilen stenen
beelden van apostelen, Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Jozef onder meer door J. Cosijn,
Hiëronymus II
Duquesnoy en Lucas Fayd’herbe (ca. 1645-1657), de sokkels met wapens en epitaaf van de
schenkers; geschilderde wijdingskruisen. Zijbeuken met kruisriboverwelving,
geopend op de zijkapellen, met spitse scheibogen op gebundelde halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. in
klaverbladvorm met koolbladkapitelen en polygonale sokkels. Rechthoekige
zijkapellen opgesteld tussen de verdoken steunberen, minder diep aan de noord-
dan aan de zuidzijde, met kruisriboverwelving ; gehistoriseerde sluitstenen met
evangelistensymbolen en het Lam Gods aan de zuidzijde. Zelfde spitsbooglichten
als in de middenbeuk. Zijaltaren in diverse stijlen en uit verschillende
perioden. Hoge blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muur boven de spitse scheiboog van de kruising.
Transept (13e eeuw) opgebouwd uit zandsteen, grotendeels ontpleisterd.
Constructieverschillen en de architectonische detailuitwerking, onder meer de
onregelmatige vakverdeling van het zuidelijke gewelf, de kapiteelvormen en de
gevelopstanden (cf. supra) wijzen op een zuid-noordwaartse opbouw. Kruising
gemarkeerd door een kruisribgewelf met gehistoriseerde sluitsteen met engel, en
platte gordelbogen op massieve, twee aan twee gelijke kruispijlers met hoekcolonnettes;
laat-romaanse bladkapitelen ten westen, vroeggotische knoppenkapitelen ten oosten.
Transeptarmen onder dito overwelving, opgevangen door gebundelde en
hoekcolonnettes met knoppenkapitelen, ten westen op laatgotische consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Tweeledige opstand, met gedichte rondboogvensters met colonnettes, ten zuiden
geringd en ten noorden met knoppenkapiteel, boven de scheibogen van de
zijbeuken. Zuidelijke transeptarm met sporen van 15e eeuwse muurschilderingen.
Ten oosten geopend naar de Heilige Kruiskapel, onder kruisribgewelf met
geringde ribben en gehistoriseerde sluitsteen, opgevangen door muraalbogen en
driekwartzuiltjes met knoppenkapiteel. Oorspronkelijk drie kleine
rondboogvensters, waarvan de twee oostelijke werden gedicht en het zuidelijke
vergroot. Volledige beschildering met voorstelling van het Mysterie van de Heilige
Drievuldigheid en de Verlossing der Mensheid door J.-B. Van Eycken (1851-1852);
altaar met dode Christus door P. Dunion (1852) en glasraam met hertog Godfried
I door J.-B. Capronnier (1852). Links ervan een gedichte vijfzijdige nis (15e
eeuw), bestemd voor de Heilige Kruisreliek, met straalgewelf en overvloedige
wandversiering in laatgotische stijl, die bij de huidige restauratie wordt
gerehabiliteerd. Noordelijke transeptarm met ten oosten de respectievelijk
vroeg- en laatgotische scheibogen van de twee voormalige transeptkapellen,
vervangen door de Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel. Middenpijler
met grafmonument van Ch.-A. de Croy († 1624). Neogotische tochtportalen door de
gebroeders Goyers (1876, 1883).
Koor (1250-1275) met één rechte traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zesdelig kruisribgewelf en
zevenzijdig koorhoofd onder achtdelig straalgewelf, met gehistoriseerde
sluitstenen respectievelijk Lam Gods en engel. Tweeledige opstand gemarkeerd
door een met monsters en drolerieën versierde keellijst tussen de benedenmuur
en de inspringende bovengeleding, uitgewerkt als omlopende galerij vóór de
vensterzone. Gewelfribben opgevangen door koppelbalken, rustend op ranke
colonnettes met hoge sokkel en knoppenkapitelen met dubbele rij bladmotieven,
onder de gordelboog gebundeld tot geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. kruispijlers, die vrijstaan vanaf de
keellijst en aldus de bovengalerij vormen ; koppelbalken tegen de wanden
alternerend steunend op halfzuiltjes en kapiteelconsoles. Rondboogvensters
omlijst door colonnettes, aan de zuidzijde met dubbele, aan de noordzijde met
enkele rij knoppenkapitelen. In de noordelijke wand zogenaamd “Proostdeur”:
rondboogdeur met meerledige archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. en driepas in het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …)., op driekwartzuilen
met knoppenkapiteel; in de zuidwand deur tussen het restant van de traptoren en
de galerij. Voorts resten van een armarium (muurkast), sacrarium en
presbyterium. Stoffering in neoromaanse/neogotische stijl, daterend van de
Jamaerrestauratie (1866-1869). Polychrome, decoratieve wand- en
gewelfbeschildering door Charle-Albert, over resten van 15e eeuwse beschildering.
Glasramen eveneens n.o.v. Charle-Albert geïnspireerd op deze van Bourges,
uitgevoerd door Vander Poortere. Stenen hoogaltaar n.o.v. P.V. Jamaer,
uitgevoerd door de gebroeders Goyers; voorts koorbanken en een tegelbevloering.
Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel (1654) ten noorden van het koor,
opgebouwd uit zandsteen met bakstenen gewelfkappen, ontpleisterd. Drie rechte
traveeën en driezijdige sluiting, overkluisd door een kruisribgewelf met brede
gordelbogen voorzien van casementen, opgevangen door barokke consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Behouden
koorvensters aan de zuidzijde; rondboogvensters in geprofileerde omlijsting aan
de noordzijde. Barokke eikenhouten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … met ingewerkte
landschapsschilderijen, en beschilderd houten portiekaltaar (1658); markant
marmeren grafmonument van de familie de Spinola door P.-D. Plumier (ca. 1716).
Sacristie (1751) met bijzonder fraai interieur in régencestijl: eikenhouten
lambrisering met ingewerkte kasten en schuiframen, en schilderijen door J.-B. Sévin; oorspronkelijk plafondschildering in trompe-l’œil.
Meubilair
Beeldhouwwerken uit de 15e tot de 19e eeuw. Gepolychromeerde houten Heilige Drievuldigheid (15e eeuw); geklede, gepolychromeerde houten Onze-Lieve-Vrouw van Genade (15e-16e eeuw); houten Heilige Margaretha van Antiochië (ca. 1520); eiken Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid (16e eeuw); geklede, gepolychromeerde houten Onze-Lieve-Vrouw van Eenzaamheid (16e eeuw) door G. Becerra; reeks van tien stenen apostelbeelden, Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt en Heilige Jozef (ca. 1645-1657) aan de zuilen van de middenbeuk, onder meer door Hiëronymus II Duquesnoy, Lucas Fayd’herbe en J. Cosijn; houten Heilige Aya (17e eeuw); houten H. Christophorus (17e-18e eeuw); bronzen Onze-Lieve-Vrouw van de Ketellappers (1791) door R.I. Baligant; houten Heilige Aubertus (1825-1875).
Talrijke grafstenen in de bevloering, met geometrisch patroon van zwarte en witte plavuizen. Marmeren grafmonumenten van L. Verreycken († 1621); Ch.-A. de Croy († 1624); Van Bemmel († 1633); Ch. d’Hovyne († 1671) door J. Van Delen; L. Voeller († 1675); Pieter Bruegel de Oude (1676, opgericht door David III Teniers); J.-B. Van Werveke († 1694); familie de Spinola (ca. 1716) door P.-D. Plumier en J.-A. Anneessens; A.-C. Lens (1823) door G.-L. Godecharle; pastoor E. Willaert (1870) door J. Tuerlinckx. Gedenkstenen van F. Anneessens (1834) door J.-L. Van Geel en T- F. Suys; J. Sturm (1845) door J. Tuerlinckx.
Glasramen door J.-B. Capronnier in de Heilige Kruiskapel (1852), Vander Poortere in zuidbeuk (1862) en koor (1869) en H. en J. Dobbelaere in het noord-transept (1884) en de westgevel (1890).
Neoromaans stenen hoofdaltaar (1869) n.o.v. P.V. Jamaer, door gebroeders Goyers; barok houten altaar van de Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel (1658); stenen altaar van de Heilige Kruiskapel (1852) door P. Dunion; altaren van de zijkapellen in barokstijl (16e tot 17e eeuw) onder meer marmeren de Bie-altaar (1624), en in neogotische stijl (19e eeuw), onder meer stenen altaar van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhartigheid (1898) door A. Desenfans en E. Collés; eiken preekstoel met Elias in de woestijn (1721) door P.-D. Plumier afkomstig van het lievevrouwbroersklooster; barokke eiken biechtstoelen (eind 17e eeuw); barok eiken doksaal (1705) door G. De Bruyne; orgel door P. Schyven (1890) in neogotische orgelkast door gebroeders Goyers ; houten communiebank van de Heilige Sacraments- of Onze-Lieve-Vrouwekapel (18e eeuw); marmeren koorlezenaar (1762) door F.-A. Abeets met messing arend (1842) door F. Mauduan ; neogotisch eiken koorgestoelte (1850-1875); tabernakel van het Heilige Kruis (1647); reliekschrijn van de Heilige Bonifatius, gelakt hout en verguld koper, (1850) n.o.v. Alphonse Balat door Beukens.
Bronnen
Archieven
SAB, NPP, C 15.
Publicaties en studies
BOECKX E., Notre-Dame de la Chapelle à Bruxelles, Histoire de la paroisse et de l’église, Brussel, 1928.
DE BRUYN A., Anciennes et nouvelles peintures de l’église de Notre-Dame de la Chapelle à Bruxelles (B.C.R.A.A., 1879, p. 179-232).
Een kerk en haar geschiedenis. De Kapellekerk te Brussel 1134-1984, Brussel, 1984.
Eglise de Notre-Dame de la Chapelle à Bruxelles. Plans, coupes et détails du chœur. Edifié au XII siècle, restauré en 1867-68 et 69 sous la direction de V. Jamaer, s.l., s.d.
LEMAIRE R.-M., Le transept et le chœur de l’église Notre-Dame de la Chapelle, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Université Catholique de Louvain, 1942.
THIBAUT DE MAISIERE M., Les églises gothiques de Bruxelles, Brussel, 1942.
Websites
BALat KIK-IRPA