Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Willem DE BRUYN – architect – 1698
INCONNU - ONBEKEND – 1861
Marc DE VOS – beeldhouwer – 1698
Peter VAN DIEVOET – beeldhouwer – 1698
Jean-Joseph et Jacques JACQUET – beeldhouwer – 1854
Adolphe SAMYN – architect – 1901
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Naast de archeologische vindplaatsen, gaat het ook om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn van bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel van die fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis van het goed. Voorbeelden zijn constructieve elementen in kelders, kelders die oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Koudenberg of de kapel van Nassau), originele dakspanten, resten van middeleeuwse muuropstanden enz.
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Volkskundig Verwant aan de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (m.b.t. onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Diephuis met dubbelhuisopstand, drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Imposante, evenwichtig opgebouwde gevel in classicerende barok met toepassing van de kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten.: Dorische driekwart- en halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. op benedenverdieping, gelijkaardige Korinthische zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. op verdiepingen. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) benadrukt door risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., via het frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. uitlopend in sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. duidelijk afgelijnd van verdiepingen door middel van breed entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., tandlijst en trigliefenVersiering, ontleend aan de Dorische fries, bestaande uit een vooruitspringend, rechthoekig vlak met twee gleuven in het midden en een halve aan elke zijkant; soms kan het aantal gleuven sterk afwijken. met drop. Benedenverdieping met gecanneleerdeParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met benedenschacht in rusticaIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., belijnde gevelwand, rechthoekige deur met steektrap en hoge rondboogvensters boven getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. keldergaten. ZuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. op verdiepingen op hoge postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.; benedenschachten verfraaid door slingers van hopranken en korenaren. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met hardstenen kruisen. Borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. verlevendigd door bas-reliëfs met taferelen herinnerend aan het brouwersambacht : het reliëf links en rechts bevonden zich oorspronkelijk op de benedenverdieping. Opschrift “MAISON DES BRASSEURS” op hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Plastisch uitgewerkte gevelbekroning. Gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met omlopende tandlijst; boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). met gebeeldhouwde leeuwen en centraal opschrift met huldebetoon van de Brusselse bevolking aan Karel van Lotharingen (ter vervanging van het oorspronkelijke ter ere van Maximiliaan van Beieren). Ingebogen attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; flankerende postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met “ANNO / 1698” en gebeeldhouwde dolfijnen. Hoge centrale sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met acanthusbladversiering onder festoenGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. . Bronzen ruiterbeeld (1901) van Karel van Lotharingen gegoten door P. Van Aerschodt naar model van Jules Lagae ter vervanging van het vroegere n.o.v. N. Van Mons van 1752, in 1854 opnieuw vervangen n.o.v. Jacques Jacquet. Het oorspronkelijke stenen ruiterbeeld door Marcus De Vos stelde keurvorst Maximiliaan van Beieren voor.
De vroegere binnenplaats en stallingen, haaks op de achtergevel werden naderhand geïncorporeerd in de uitbreiding Brouwersstraat nr. 12 (zie aldaar) en naar verluidt ca. 1919 overdekt met tongewelf en gordelbogen. Voorts interieur aangepast (1919, 1952), doch behouden oorspronkelijk dakgebint. Kelder ingericht als brouwerijmuseum (architect J. Hendrickx, 1952).
Brouwersstraat nr. 12. Uitbreiding van het Brouwershuis. Complex op rechthoekige plattegrond, in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, 1861.
Bepleisterde voorgevel gemarkeerd door twee symmetrische, hoger opgetrokken hoekrisalieten van drie en een halve bouwlaag en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder pseudo-mansardedak, voorzien van dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Middenpartij van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met licht achteruitwijkend gevelvlak, twee en een halve bouwlaag onder plat dak. Gevel over anderhalve bouwlaag horizontaal geleed door kordonsUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.: deels belijnde begane grond geritmeerd door rondboogarcade op imposten, voormalige centrale inrijpoort en uiterst rechter vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. respectievelijk gewijzigd tot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. en deur, verdiepte borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en arduinen plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met keldergaten; tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. met verdiepte getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., spiegelversiering en centrale voluutconsoles onder het kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. met tandlijst. Voorts middenpartij met pseudo-Venetiaans vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. onder geprofileerde druiplijst, blindZonder opening; blind venster, schijnopening. middenlicht. Hoekrisalieten met gevelhoge spaarnissen op de verdiepingen: rechthoekige en getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., spiegeldecor; hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met casementen onder tand- en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met drup.
Aansluitend: U-vormig ingeplante vleugels met sobere wit bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels van vier en een halve bouwlaag met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder plat dak.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 8589 (1854), 28189 (1919), 61571 (1952); NPP, D 15; Brouwersstraat 12: 8263 (1861).
Publicaties en studies
CORDEIRO,
P., HEYMANS, V., LAMBERT, C, et al., étude
historique et architecturale des maisons de la Grand-Place, Cel Historisch
Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1999.
De PANGE, I., La Grand-Place de Bruxelles,
aparté, Brussel, 2011.
HENNAUT,
E., De Grote Markt. Werelderfgoed,
Brussel, 2018 (Brussel,
stad van kunst en geschiedenis: 56).
HEYMANS, V., (o.l.v.), Les Maisons de la Grand-Place de Bruxelles, CFC-éditions, Brussel,
2011.
WAUTERS A., La maison des Brasseurs a Bruxelles in Journal Belge de l’Architecture, 1853, pp. 23-27.
Tijdschriften
CORDEIRO, P., MARTOU, M.-N., MOUTURY, S., La
gestion de la Grand-Place de Bruxelles et ses abords in Thema & Collecta, 1, 2011, pp.
51-59.
De Restauratie van een uitzonderlijk decor. De
gevels van de Grote Markt in
Erfgoed Brussel, 2018 (Extra nummer).
Websites
BALat KIK-IRPA
Brouwersstraat 12: BALat KIK-IRPA