Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Willem DE BRUYN – architect – 1698
Pierre WINCQZ – Steenkapper – 1698-1728
Pierre Victor JAMAER – architect – 1881-1890
H. THORELLE – beeldhouwer – 1892
Louis SAMAIN – beeldhouwer – 1899
Aimable DUTRIEUX – beeldhouwer – 1892
E. ELIAS – beeldhouwer – 1892
Paul DUBOIS – beeldhouwer – 1892
Jean Joseph HERAIN – beeldhouwer – 1892
Égide ROMBAUX – beeldhouwer – 1892
P.J. CORDEAU – beeldhouwer – 1892
J. BERTHEUX – beeldhouwer – 1892
N. COLIN – beeldhouwer – 1892
H. THORELLE – beeldhouwer
J. MARCAUX – beeldhouwer – 1892
P.J. SIRJACQUES – beeldhouwer – 1892
A. DUPONT – beeldhouwer – 1892
Ph. VANDERJEUGHT – beeldhouwer – 1892
J. VANDENBERG – beeldhouwer – 1892
D. BIGARRÉ – architect – 1987
LISSE – Steenkapper – 1698-1750
E. MARCHAN – beeldhouwer – 1851
L. ROBIJN – beeldhouwer – 1892
N. MERVIS – beeldhouwer – 1892
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Meestal gaat het om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel met deze fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis. (Fragmentarische elementen die in het gebouw bewaard zijn gebleven (bv. constructieve elementen in de kelders van het gebouw in de Boterstraat nr. 40); kelders die waarschijnlijk oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Coudenbergh of de kapel van Nassau).
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (mbt onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
In de 12e eeuw bevond zich op deze plaats het zogenaamde Meynaertsteen, naderhand verkaveld en bebouwd met huizen, in 1441 onteigend voor de verruiming en meer regelmatige aanleg van het plein. De stad kocht vier huizen op en in overeenkomst met de gilden van de timmerlieden en de Vier Gekroonden, eigenaars van de Tinne Pot en de Heuvel, werden zes woningen gebouwd met aaneensluitend gevelscherm. Op een gravure van 1594 met vier bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., gedrukte spitsboogvensters in laatstgenoemde, kruisvensters op beneden- en bovenverdiepingen, rechthoekige deuren met steektrap en, balustradeHekwerk van spijlen of balusters., en aaneenschakeling van getrapte geveltoppen onder haaks geplaatste zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.. Na het bombardement van 1695 verkocht de Stad haar eigendommen: nr. 14 aan J. Vandermeulen, nr. 15 aan P. de Broyer, nr. 16 aan Sirejacobs van de molenaarsgilde, nr. 19 aan A. de Vleeshouwer. De verkoopakte en de leningsovereenkomst met de timmerlieden en metsers legden de verplichting op de huizen als één geheel weder op te bouwen, volgens het goedgekeurde plan van stadsarchitect en bouwmeester Willem De Bruyn (1649-1719). Tijdens de 16e – 18e eeuw werden deze huizen geregeld in gebruik genomen door diverse gilden en naties: onder meer door de wijn- en groentehandelaars (de Cluyse); de boogschutters, kousenmakers, fruithandelaars en naderhand de leerlooiers (de Fortuine); de Sint-Jorisgilde, de Sint-Kristoffelnatie en de handschoenmakers (de Windmolen); de gilde der Vier Gekroonden (beeldhouwers, steenkappers, metsers en schaliedekkers) en de linnenwevers, de Sint-Nikolaas- en de Sint-Jansnatie (de Heuvel). De huizen op nr. 16, 17 en 18 na de ontbinding van de gilden in 1795 door de Fransen openbaar verkocht.
Op 19e eeuwse zichten : bordestrappen met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. leuningen (1824, 1848 en 1849). In 1881-1890 globale restauratie onder leiding van stadsarchitect Pierre Victor Jamaer, in 1892 beëindigd met verguldings- en polychromeerwerken. Vernieuwing van het beeldhouwwerk onder meer in Euville- en Savonnièresteen: cartouches uitgevoerd onder meer door P.J. Cordeau, J. Bertheux en N. Colin; kapitelen gebeeldhouwd door H. Thorelle, J. Marcoux, P.J. Sirjacques, A. Dupont en Ph. Vanderjeught; herstelling van het frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. door J. Vandenberg. Restauratie met hardsteen voor de wijziging van bordestrappen, de dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel)., de attiekbalustrade; vernieuwing van het houtwerk en herstellingswerken aan de bedaking. Koperen vazen uitgevoerd door G. Meert. Nieuwe grondige restauratie van gevelwand en bedaking in 1987 aangevat i.o.v. Stad Brussel, n.o.v. architect D. Bigarré.
Samenstelling van zeven huizen tot één monumentaal, pleinwandvormend geheel onder combinatie van twee mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. en zes haakse zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. (op nr. 16 en 19 gewolfd). Voltooid in 1698 (cf. cartouche) n.o.v. Willem De Bruyn.
Nr. 13, overeenstemmend met uiterst rechtse traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), vermoedelijk oorspronkelijk als overbouwde gang leidend naar binnenplaats of achterhuis (?).
Indrukwekkende gevelwand van vier bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en negentien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met gerestaureerd zandstenen parementGevel- of muurbekleding.. Classicerende barokordonnantie: twee registersVensterstrook in een topgevel. met Toscaanse en Korinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in kolossaal orde. Zes centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) opgenomen in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. onder gebogen fronton met attiekbekroning.
Verhoogde benedenverdieping op afgeschuinde sokkel met rechthoekige keldergaten. Dubbele bordestrappen: hardstenen balustradesHekwerk van spijlen of balusters. met bolornamenten en houten kelderdeuren. KapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. van verdiepte pilasters opgenomen in de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en fungerend als consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. voor de borstbeelden erboven. GekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deuren in geriemde omlijsting: rechthoekige, met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten, onder gebroken gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gebeeldhouwde fruit- en bloemenkorven (nr. 14, 15, 18, 19) of eenvoudig rondboogvormig onder booglijst (nr. 16, 17). Deur nr. 17 met steenhouwersmerk, van Familie Lisse (ca. 1650-1750; Arquennes). Deur nr. 13 met steenhouwersmerk, van P. Wincqz (1635- 1728; Feluy): schouderboogvormige omlijsting met imposten, onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met verguld beeld “de Goede Naam” door L. Samain (1899) en opschrift “CRESCIT / FUNDO” op dorpel. PilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op verdiepingen deels verdiept, deels gecanneleerd. Borstbeelden van Hertogen van Brabant: oorspronkelijke van J. Huens in 1793 verwijderd door de Sansculotten; in 1851 hermaakt door E. Marchand, tijdens de restauratie (1881-1890) vernieuwd onder meer door A. Dutrieux, E. Elias, Paul Dubois, L. Robijn, Jean Herain, N. Mervis, Egide Rombaux. Voorts rijk versierde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. : balustradesHekwerk van spijlen of balusters., uitbeelding van huisnamen, cartouches waarin “ANNO / 1698” (op nr. 19), “ANNO 1697” (op nr. 17) en “RESTAURAtum 1890” (op nr. 15) en afbeeldingen van werktuigen verwijzend naar de diverse ambachten en gilden. Gevel afgelijnd door entablement met geprofileerde kroonlijst, onversierde friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Balustrade met bolornamenten onderbroken door barokke halsvormige dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met omlijste oculus onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Centraal pseudo-boogfronton oorspronkelijk geopend door vier ovale oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster., onder halsvormige bekroning met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. vlg. tekening van F.J. De Rons (1749). Ca. 1770 gewijzigd door architect Jean-Baptiste Dewez; reliëf in boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). met allegorische voorstelling van de Overvloed of het herstel van handel en industrie, volgens G.J. Bral door P.J.A. Olivier; attiekbekroning met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en siervazen.
Kelders van nr. 14 en 15 overkluisd door gedrukte bakstenen tongewelven met afgeschuinde zandstenen gordelbogen.
Nr. 14 : eikenhouten zoldering met moeren kinderbalken op eerste verdieping en tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Op benedenverdieping van nr. 19 behouden, heden bruin geschilderd plafond in Directoirestijl.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 8592-8593 (1824-1892).
Publicaties en studies
BRAL G.J., Historisch onderzoek Hertogen van Brabant. Brussel, Grote Markt, onuitgegeven verslag, Brussel, 2/11/1986.
CORDEIRO,
P., HEYMANS, V., LAMBERT, C, et al., étude
historique et architecturale des maisons de la Grand-Place, Cel Historisch
Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1999.
De PANGE, I., La Grand-Place de Bruxelles,
aparté, Brussel, 2011.
HENNAUT,
E., De Grote Markt. Werelderfgoed,
Brussel, 2018 (Brussel,
stad van kunst en geschiedenis: 56).
HEYMANS, V., (o.l.v.), Les Maisons de la Grand-Place de Bruxelles, CFC-éditions, Brussel,
2011.
Tijdschriften
CORDEIRO, P., MARTOU, M.-N., MOUTURY, S., La
gestion de la Grand-Place de Bruxelles et ses abords in Thema & Collecta, 1, 2011, pp.
51-59.
De Restauratie van een uitzonderlijk decor. De
gevels van de Grote Markt in
Erfgoed Brussel, 2018 (Extra nummer).
L’Emulation, 1886, 11, pl. 40.
Websites
13 tot 19: BALat KIK-IRPA
13: BALat KIK-IRPA
14: BALat KIK-IRPA
15: BALat KIK-IRPA
16: BALat KIK_IRPA
17: BALat KIK-IRPA
18: BALat KIK-IRPA
19: BALat KIK-IRPA