Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1125-1381
P. VAN ROEDINGEN – architect – 1486
Jean ROMBAUX – architect – 1954-1956
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Reeds in 1174 vermelding op deze plaats van een van de Sint-Michielskerk afhankelijk bedehuis, gewijd aan Sint-Niklaas, patroon van de kooplui.
Begrenzende imposante westbouw met beiaard, vermoedelijk daterend uit de 12e eeuw, vermeld in 1289 en na gedeeltelijke instorting in 1376 hersteld. Huidig kerkgebouw, met koor beëindigd in 1381, vnl. daterend uit de 14e eeuw. Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede, aan noordelijk transept, voltooid in 1486 n.o.v. bouwmeester P. van Roedingen. Parochiekerk vanaf 1618, na de godsdiensttroebelen uit het laatste kwart van de 16e eeuw. Toren met romaanse onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in 1665 n.o.v. architect L. Van Heil verhoogd met bijkomende verdieping onder koepelbekroning. Na het bombardement van 1695 toren hersteld en kerk gestoffeerd met Lodewijk XlV-mobilair. Toren in 1714 voorzien van monumentale bekroning n.o.v. architect W. De Bruyn; latere instorting en zware beschadiging van het kerkgebouw. Onuitgevoerd project voor een nieuwe toren: houten maquette van 1715 bewaard in het Stedelijk Museum. Ter vervanging, bouw van een eenvoudig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met Lodewijk XV-poort in 1762. Kerk gesloten in 1797, openbaar verkocht in 1799 en opgekocht door de parochianen; gerestaureerd en opnieuw voor de eredienst gebruikt in 1804. Om stedenbouwkundige en verkeerstechnische redenen herhaaldelijk met sloop bedreigd - onder meer tijdens het Zenneoverwelvingsproject van architect L.P. Suys, waarin geplande wederopbouw met heroriëntatie doch uiteindelijk bewaard omwille van haar historische rol en inplanting in het handelscentrum, nabij de vroegere portus. Onder leiding van stadsarchitect Jen Rombaux, bouwen van de huidige neogotische westgevel in 1954-1956 en grotendeels ontpleisteren van het interieur in 1960.
Brabants-gotische kerk met driebeukig basilicaal schip van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), transept van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), georiënteerd koor met twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en vijfzijdige sluiting. In de oksels: ten noorden, kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede met twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en onregelmatige sluiting en aanleunende sacristie; smalle rechte Sint-Niklaaskapel ten zuiden. Vóór westelijke zijbeukgevels smalle beboomde voortuintjes en rechts hoge arduinen sokkel met dito beeld “het Melkmeisje”, een kopie van na 1830 naar het originele van 1687 door M. Devos, oorspronkelijk als pompbekroning.
Balegemse zandsteen; gebruik van Massangissteen voor restauratie en vernieuwde westgevel. Gevels slechts gedeeltelijk zichtbaar door aanleunende bebouwing.
Uitspringende westelijke puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met neo-Lodewijk XlV-portaal onder bas-reliëf met Sedes Sapientiae door J. Lacroix (1956); ruim spitsboogvenster tussen versneden, op elkaar gestelde steunberen; uurwerk in de top; links polygonaal traptorentje. Smalle spitsboogvensters in de aanleunende zijgevels; linker zijgevel (zijde Taborastraat) deels geopend voor arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., onder hoekbeeld van Sint-Niklaas door J. Bernaerts (1956). Middenbeuk van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met spitsboogvensters onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Zijbeuken onder afgesnuite zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.; verkleinde spitsboogvensters in geprofileerde omlijsting tussen versneden steunberen; ten noorden gedeeltelijk vernieuwd parementGevel- of muurbekleding.. Zijportaal in Taborastraat (nr. 12) met vernieuwde rechthoekige omlijsting en Lodewijk XIV-stucplafond; gesupprimeerd zijportaal in Korte Boterstraat (tussen nr. 9 en 11), in deels vernieuwde zandstenen omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en druiplijst. Transept onder zadeldak, afgesnuit ten zuiden; bewaarde puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. ten noorden, voorts zelfde vensters. Op kruising vierkante klokkenruiter met vier bewaarde klokken van de beiaard van 1714 : galmgaten onder getande friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en bekronende koepelvormige helm. Koor met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en vijfzijdige sluiting onder afgesnuit zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; deels gedichte spitsboog- en lancetvensters tussen versneden steunberen. Onze-Lieve-Vrouw van Vredekapel met zelfde bedaking en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. als koor; onregelmatige sluiting met in noordelijke hoek semi-polygonaal traptorentje.
Vrij donker doch sfeervol interieur, met ietwat gedrongen verhoudingen als gevolg van latere vloerophoging. Portaalruimte met balkenplafond op figurale consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. In het zuidelijk tochtportaal: fragmenten van romaanse nartex, blootgelegd in 1954 tijdens bouw van nieuwe westgevel en volgens J. Rombaux vermoedelijk daterend uit de tweede helft van de 12e eeuw; flankerende middenbeukzuil met polygonale sokkel en verweerd kapiteel, vermoedelijk daterend uit de eerste helft van de 13e eeuw. Doksaal geschraagd door acht hardstenen zuilen met Korinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., onder bekronende houten balustradeHekwerk van spijlen of balusters. (20e eeuw).
Eenvoudige tweeledige opstand in middenbeuk, transept en koor. Spitsboogvormige scheibogen op zuilen (14e eeuw), sinds begin 18e eeuw ingemetseld in vierkante pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…); kleine, spitsboogvormige bovenvensters. Kruisribgewelven op schalken zonder kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. (14e eeuw), in de eerste twee westelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) na 1714 vernieuwd en bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Zelfde overwelving in de zijbeuken, deels op bewaarde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Gehalveerde spitsboogvensters boven de lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Baptisterium in zuidelijke zijbeuk, - ter plaatse van vroeger tweede zijportaal -, met vlakke zoldering en gemarmerde houten wandbekleding.
Kruisriboverwelving in transept, in kruising opgevangen door gebundelde zuilen met ringlijst, krulkapiteel en ronde of polygonale dekplaat en met heden ingegraven sokkel. Noordelijk transeptvenster geflankeerd door colonnetten met kapiteeltje (14e eeuw). Koor met deels blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. wanden; bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. kruisriboverwelving met gebeeldhouwde sluitstenen, op voor de lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … onderbroken schalken zonder kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.. In eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) liunks, rest van wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. en klein rechthoekige getralied venster (14e eeuw). Zelfde overwelving en wandversiering in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede.
Mobilair
Kruisafneming (17e eeuw); Koning David door V. Janssens (begin 18e eeuw); Mozes door G. Smeyers (begin 18e eeuw); De Kanaaniëtische Vrouw door J.-S. van Helmont (begin 18e eeuw); Jezus ondervraagt de Schriftgeleerden en Bevrijding van H. Petrus door J. Van Orley (begin 18e eeuw); Laatste Avondmaal door G. Herreyns (1790).
Gepolychromeerd houten beeld van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede (16e eeuw); Sint-Antonius van Padua en Heilige Franciscus van Assissi door G. Kerrickx (ca. 1700-1750; afkomstig uit het voormalige minderbroeder klooster); Jezus aan het Kruis (18e eeuw); Heilig Jozef en Kind (19e eeuw); Sint-Niklaas van Myra door J. Jourdain (1917).
Geschilderd houten hoofdaltaar in Lodewijk XIV- stijl door C. Van Nerven (begin 18e eeuw); dito portiekaltaar van Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede door N. Simons (1727) en van Sint-Niklaas (18e eeuw). Koorgestoelte met tien taferelen uit het leven van Sint-Niklaas door J.-B. Van der Haeghen en J. Bergé (ca. 1700-1750); eikenhouten Lodewijk XVI-lambriseringen (voormalige kerkmeesterbanken), -biechtstoelen en -zijportaaldeuren (ca. 1750-1800); eikenhouten preekstoel in Lodewijk XVI-stijl (eind 18e eeuw).
Smeedijzeren koorafsluiting in Lodewijk XV-stijl (18e eeuw; afkomstig van voormalige abdijkerk van Ninove); verguld koperen reliekschrijn van de Martelaren van Gorkum door Höllner (1868). Marmeren doopvont (18e eeuw).
Klein orgel (1763-1764); nieuw orgel door J. Stevens (1957) met behouden orgelpijpen van het voormalige door P. Schyven vervaardigde orgel (1892-1893).
Glasramen met onder meer H. Matheus en Tenhemelopneming van Maria door G. Chabrol (1955) en met licht gekleurde geometrische motieven door F. Crickx (1956).
Bronnen
Tijdschriften
BERGE W., Jacques Bergé, Brussels Beeldhouwer (AWLSK, 48, 1986, pp. 51-59).
DES MAREZ G., L’ancien beffroi de la Ville de Bruxelles (ASRAB, dl. 21, 1907, pp. 463-475). FELIX J.-P., Histoire des orgues de l'église Saint-Nicolas de Bruxelles, Brussel, 1977.
LAURENT F., Note au sujet de l'origine de la Confrérie de la Paix, érigée en l'église Saint-Nicolas à Bruxelles (Cahiers bruxellois, VI, 4, 1961, pp. 247-254).
MALFAIT F., L'église Saint-Nicolas et les problèmes de circulation (BSRAB, 1932, pp. 90-93). ROMBAUX J., Découverte archéologique à Bruxelles (Rythme, 1955, nr. 19-20, p. 57).
ID., Restauration intérieure de l’église St.-Nicolas-Bourse à Bruxelles (Cahiers bruxellois, V, 4, 1960, pp. 206-207).
ID., Eglise Saint-Nicolas-Bourse à Bruxelles, Mise à jour des Vestiges de l’avant-corps occidental de l’époque romane (XII s) (ASRAB, dl. 48, 1948-1955, pp. 71-94).
THIBAUT DE MAISIERE M., L’église Saint-Nicolas de Bruxelles (BSRAB, 1932, pp. 83-89).
Websites
BALat KIK-IRPA