Pastorie en sacristie van de kerk van O.-L.-Vrouw van de Finistère
Adolphe Maxlaan 55-57
Nieuwbrug 45
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
C. fils ALMAIN (-DE HASE) – architect – 1872
INCONNU - ONBEKEND – 1600-1699
Jean DE LIGNE – architect – 1930-1932
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Adolphe Maxlaan 55-57 Sacristie van de kerk Onze-Lieve- Vrouw van de
Finistère. Ondiep pand met monumentaal
gevelfront in neobarokstijl, naar ontwerp van architect C. Almain-de Hase van
1872, aanleunend bij de koorabsis van de kerk. Achtste prijs in de gevelwedstrijd
voor de centrale lanen van 1872-1876. Gelijktijdig ontworpen met aansluitende
tuinmuur en westgevel van de pastorij (zie Nieuwbrug nr. 45) ; bouwaanvraag
voor laatst genoemde van 1872, voor sacristie en belendende huurhuizen in nr.
49-53 van 1873. In gevel gesigneerd en gedateerd 1874.
Rijk geornamenteerde natuurstenen lijstgevel met beeldhouwwerk door D.
Renodeyn, evenwel grondig verbouwd. Oorspronkelijk nadrukkelijke geleding door
krachtig gekorniste cordons, doorlopend over de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. zijgevel; drie bouwlagen
en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met œil-de-bœufs. Ornamenten, ontleend aan het repertorium van de
Vlaamse barok. In het middenrisaliet, superpositie van zuilenorden - deels
geringd, gecanneleerd en getorstGedraaid, gewrongen. -; doorlopend in brede geveltop met Mariabeeld
in nis, volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer., gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken., vazen en kruis. Op eerste twee bouwlagen
getoogde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., op derde bouwlaag rondboogvensters ; geblokte omlijsting met
neuten en gestrekte of gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. of gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken.. Rondboogdeur en
oculus in rechtertravee : dito omlijsting met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., engelenhoofden,
voluten, gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken. en topstukken, voorzien van jaartal MDCCLXXIV.
Bovenbouw in modernistische stijl aangepast naar ontwerp van architect
J. De Ligne van 1930, uitgevoerd in 1931-1932 : verticale aaneenschakeling van
de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met doorlopende beglazing en omlijsting, vervanging van de bedaking
door een vlakke attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Begane grond met uitzondering van portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). tot op halve
hoogte uitgehold voor winkelpuien naar ontwerp van J. De Ligne van 1932; heden
vernieuwd. Geveltop gesloopt in 1944.
Nieuwbrug 45 Pastorie Breed herenhuis met dubbelhuisopstand (hoek Adolphe Maxlaan), met zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee en drie bouwlagen respectievelijk onder zadel- en schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. (leien).
In oorsprong in traditionele stijl daterend uit de 17e eeuw,
aangepast in de tweede helft van de 18e eeuw, cf. deuromlijsting en
interieur, en in neoclassicistische stijl uit het begin van de 19e
eeuw, cf. venstervorm en gevelbeëindiging. Omgevormd tot hoekhuis door aanleg
van Adolphe Maxlaan (1867-1871), waarvoor sloop van de belendende panden en
aanzienlijke ophoging van het straatniveau, cf. aangeaarde sokkel en lager
gelijkvloers niveau. Grondige verbouwing naar ontwerp van architect C.
Almain-de Hase van 1872, beëindigd in 1873 : verhoging van de drie
rechtertraveeën met een derde bouwlaag, toevoeging van een nieuwe westgevel en
tuinmuur aan de Adolphe Maxlaan aansluitend bij de gelijktijdig ontworpen
nieuwe sacristie (zie Adolphe Maxlaan nr. 55).
Noordgevel. Lijstgevel met brede midden- en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. zijtraveeën
vermoedelijk opgetrokken uit bak- en zandsteen, doch bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en
beschilderd; verankering door middel van lelie-ankers met gekrulde spie op de
eerste bouwlaag, rechte op de tweede. Hoge rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met
lekdrempel, beluikt op de begane grond, vlak omlijst op de bovenverdieping van
de drie rechtertraveeën. Centrale spiegelboogpoort met beschilderde hardstenen omlijsting
in Lodewijk XV-stijl, uit de derde kwart van de 18e eeuw :
geprofileerd kwarthol beloop met spiegels, rocailles1. Schelp- of rotsachtig, asymetrisch ornament, waaraan rococo haar naam dankt. - 2. Tuinfolies of rotsachtige tuinconstructies. op sluitsteen en in zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is.,
gekomiste gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. op gestrekte uiteinden; houten vleugeldeur met
gietijzeren roosters (tweede helft 19e eeuw). Telkens klassiek
hoofdgestel; afgewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in de linkertravee.
Westgevel. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel met Second-Empiredecor,
van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. belijnd basement en middenrisaliet
onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Rechthoekige vlak omlijste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel.
Beletage gemarkeerd door geprofileerde cordons, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. op de
borstwering, guirlandes in friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. gebroken fronton
met vrouwenhoofd als sluitsteen. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Tuinmuur met drie
traveeën: spiegels met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten tussen geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., bekronende
balustrade en postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met krans en vaas.
Interieur : trap en lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … uit de tweede helft van de 18e
eeuw. Beglaasde ijzeren rondbooggalerij met colonnettes van
vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uit de tweede helft van de 19e eeuw, leidend naar de
sacristie.
Bronnen
Archieven
SAB/E, 672.