Typologie(ën)

opbrengsthuis
gelijkvloers met handelszaak

Ontwerper(s)

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 33247
lees meer

Beschrijving

Breed rijhuis met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag, waarvoor bouwaanvraag van 1887.

Vier bouwlagen + entresol en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (kunstleien). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. lijstgevel met horizontale geleding, middenpilaster en zijrisalieten. Oorspronkelijke onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. winkelpuien, rechterprivé-ingang en getoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. entresolvensters onder gevelbreed balkon, vervangen door beglaasd gietijzerskelet met colonnettes, middenportaal en linkerprivé-ingang, en huidig volledig gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balkon met rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen. waaraan oorspronkelijk lantaarns1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten., naar ontwerp van architect E. Parys van 1895. Polychrome beschildering in overwegend rode en gouden tinten met vrouwelijke naakten en putti, met art nouveau-inslag, op penantenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. van tweede bouwlaag, vermoedelijk gelijktijdig aangebracht. GetoogdeBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. bovenvensters met vlakke omlijsting, sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en doorgetrokken lekdrempels; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zijbalkons en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op derde bouwlaag, leuningen op vierde. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst. boven panelenfries en cordon. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met gebogen en driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. heden opnieuw verbouwd.


Bronnen

Archieven
SAB/OW 18102 (1887), 18112 (1895).