Typologie(ën)
cinema/bioscoop
hotel
hotel
Ontwerper(s)
Alfred HOCH – architect – 1928-1931
Michel POLAK – architect – 1928-1931
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33239
Beschrijving
Omvangrijk complex
(hoek Mechelsestraat nr. 31-33) in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik., naar ontwerp van architecten
Michel Polak en Alfred Hoch, opgetrokken in 1928-1931, cf. ook nr. 5-9 (zie nr. 5-9). Heden
opgedeeld in flats.
Omvat drie vleugels in U-vorm rond een lichthof, geopend naar de Adolphe Maxlaan; negen bouwlagen, waarvan hoogste vier opgevat als trapsgewijs terugwijkende attiekverdiepingenVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. , en totaal drieëndertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevels met parement van natuursteen; constructie van gewapend beton. Zin voor monumentalisme : strakke ordonnantie met verticaliserende vensternissen en penanten, geprofileerd op hoeken, attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. belijnd door gekorniste kroonlijsten en balustraden, onder meer met siervazen; afgeronde hoekpartij aan de Mechelsestraat. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met alternerende breedte, op eerste vier verdiepingen voorzien van ijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Bioscoop «Plaza» in de benedenbouw van de zuidvleugel, ingehuldigd in 1931. Zaal met 1300 plaatsen verdeeld over parterre en balkons, en foyers, met polychrome aankleding in Spaans-Churriguerreske stijl naar Amerikaans voorbeeld ; vooruitstrevende technische uitrusting (klimatisatie, akoestiek). Heden met uitzondering van de inkomhal nagenoeg intact bewaard, doch gebruikt als meubelzaak. Begane grond verbouwd voor winkelpuien. Achtergevel aan de St.-Pietersstraat nr. 31-33.
Omvat drie vleugels in U-vorm rond een lichthof, geopend naar de Adolphe Maxlaan; negen bouwlagen, waarvan hoogste vier opgevat als trapsgewijs terugwijkende attiekverdiepingenVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. , en totaal drieëndertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevels met parement van natuursteen; constructie van gewapend beton. Zin voor monumentalisme : strakke ordonnantie met verticaliserende vensternissen en penanten, geprofileerd op hoeken, attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. belijnd door gekorniste kroonlijsten en balustraden, onder meer met siervazen; afgeronde hoekpartij aan de Mechelsestraat. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met alternerende breedte, op eerste vier verdiepingen voorzien van ijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Bioscoop «Plaza» in de benedenbouw van de zuidvleugel, ingehuldigd in 1931. Zaal met 1300 plaatsen verdeeld over parterre en balkons, en foyers, met polychrome aankleding in Spaans-Churriguerreske stijl naar Amerikaans voorbeeld ; vooruitstrevende technische uitrusting (klimatisatie, akoestiek). Heden met uitzondering van de inkomhal nagenoeg intact bewaard, doch gebruikt als meubelzaak. Begane grond verbouwd voor winkelpuien. Achtergevel aan de St.-Pietersstraat nr. 31-33.
Bronnen
Archieven
SAB/OW, 51359-51362 en 85772 (1928-1930).
Tijdschriften
Le cinéma Plaza à Bruxelles (Bâtir, 1934, 17, p. 642-645).
Le cinéma Plaza à Bruxelles (Bâtir, 1934, 17, p. 642-645).