Typologie(ën)
pastorie
Ontwerper(s)
J. F. VAN DER RIT – architect – 1864-1867
Jules Jacques VAN YSENDIJCK – architect – 1867-1906
VAN DER BORGHT – schilder – 1618-1700
Raymond STUBES – beeldhouwer – 1930
GOYERS – timmerman / schrijnwerker – 1892
L. MORTELMANS – timmerman / schrijnwerker – 1872
Salomon VAN BEVER – orgelbouwer – 1901
DE BOECK – beeldhouwer – 1875-1876
VAN WINT – beeldhouwer – 1875-1876
frères PARENTI – beeldhouwer – 1875-1901
Lambert BLENDEFF – schilder – 1670-1721
Charles SALIGO – schilder – 1859
August STALINS – glazenier – 1876-1878
Alfons JANSSENS – glazenier – 1876-1878
Frans GONS – tekenaar/ontwerper – 1876-1878
Edouard STEYAERT – glazenier – 1928
Fernand CRICKX – glazenier – 1954
J. MAES – tekenaar/ontwerper – 1954
Pierre MAJERUS – glazenier – 1979
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
In 1580 werd ze immers verwoest door de calvinisten, doch haar heropbouw liet blijkbaar niet lang op zich wachten: vanaf 1599 werd het koor hersteld en in 1623 schonk aartshertogin Isabella een schilderij voor het hoofdaltaar. In 1602 sloten de hertog van Aarschot en het kapittel van Sint-Goedele een overeenkomst waardoor de hertog zijn tuin mocht uitbreiden op het perceel waarop het huis van de bedienaar van de kapel was gebouwd, in ruil waarvoor hij het kerkhof liet ommuren. De OW-georiënteerde kapel lag toen parallel aan de Leuvensesteenweg, langs de Z.-zijde was ze geflankeerd door een voorhof, langs de N.-zijde hoofdzakelijk door het kerkhof.
In 1714 werd ze vergroot, in 1777 volledig herbouwd. Het resultaat was een constructie onder leien zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. voorzien van een vierkante klokkentoren met torenspits, toegankelijk langs de Leuvensesteenweg via een klein uitspringend portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. De kerk bestond uit vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en drie beuken, van mekaar gescheiden door scheibogen op zuilen die het tongewelf ondersteunden en eindigend op een trapeziumvormige koorsluiting. Het kerkhof werd in 1832 gesloten na een zware cholera-epidemie en verplaatst naar Schaarbeek (Thomas Vinçottestraat). Een jaar later werd de kerk gerestaureerd en opnieuw vergroot.
Door de snelle bevolkingsgroei en om niet te moeten onder doen voor andere, prestigieuzere constructies was de bouw van een nieuwe kerk onvermijdelijk geworden. Een eerste ontwerp was van de hand van arch. L. SPAAK. De oude dorpskerk zou echter pas verdwijnen op het einde van XIX bij het optrekken van de hoofdgevel van de nieuwe kerk. De nieuwe ligging van het gebouw zou vanaf 1854 aanleiding geven tot menige discussies. De gemeenteraad wilde haar eerst gevestigd zien in de wijk rond het slachthuis. In juli 1855 ging hun voorkeur uit naar een terrein dat tussen de Leuvensesteenweg en de Oogststraat gelegen was, terwijl de kerkfabriek haar oog had laten vallen op een domein tussen de Leuvensesteenweg en de Waterkrachtstraat. De gemeenteraad ging hier in februari 1856 echter niet mee akkoord doch stelde voor de kerk tussen de Saksen-Coburgstraat en de Karel VI-straat te bouwen.
Op 22.11.1858 viel de uiteindelijke keuze op de ligging van de oude Sint-Joostkerk. Er werden twee plannen ontworpen: dat van arch. Victor BESME, gesteund door de gemeente en dat van J.F. VANDER RIT verkozen door de kerkfabriek. Discussiepunten waren vooral de oriëntatie en het stratennet, aangezien de gevel van de nieuwe kerk op het Z was gericht, parallel aan de rooilijn van de Leuvensesteenweg. Zodra de bouw goedgekeurd was bij K.B. (18.02.1864) begon de fabriek met de werken, zeer tegen de zin van de gemeenteraad. De sacristie, het koor, het transept en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), alle n.o.v. arch. J.F. VANDER RIT, werden ingewijd in mei 1865. In mei 1867 stelde J.F. VANDER RIT een ontwerp voor de toren voor. Om persoonlijke redenen kon hij de werken echter niet zelf afmaken en gaf hij zijn ontslag op 4 juni 1867. Arch. Jules Jacques VAN YSENDIJCK nam de leiding over en werkte oksaal, narthex en hoofdgevel af. Hij ontwierp eveneens een plan voor een slanke toren van italianiserend type met bekronende koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. waarvan de laatste twee bouwlagen voorzien waren van arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Aangezien zijn uitvoering veel te kostelijk was, werd het in 1890 vervangen door een massievere toren. Datzelfde jaar nog voltooide hij de gevel, een jaar later de toren en op 21 oktober 1891 vond de inwijding plaats. In 1906 restaureerde J.J. VAN YSENDIJCK een ingestort deel van het gewelf. In 1913 werd de oorspronkelijke leien bedaking vervangen door een in zink. De Duitse bezetters lieten in 1943 de klokken weghalen; deze zouden slechts in 1952 terug vervangen worden. Rond 1960 werd een "crypte" in de kelder gebouwd. In 1978-1979 vonden belangrijke restauratiewerken plaats. Deze omvatten o.m. het openbreken van de muren onder de toren, wat tot de afbraak leidde van de zijgangen en eiken portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). die hiertoe toegang verleenden; het vergroten van de 'crypte'; en de vervanging van het houtwerk van trappen en parketvloeren door beton.
Neobarokke gevelopstand, aanleunend bij de 'jezuïetenstijl' en verwant aan die van de Sint-Vincent-de-Bloiskerk; het interieur vertoont gelijkenissen met dat van de parochiekerk Sint-Jan-Baptist-ten-Begijnhof in Brussel.
NZ-georiënteerd basilicaal type, bestaande uit narthex van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), driebeukig schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met niet-uitspringend transept en één koortravee eindigend op een semi-cirkelvormige koorsluiting, aan weerszijden geflankeerd door twee semi-cirkelvormige zijabsiden; sacristie aan de W-zijde. Midden- en zijbeuken en transept onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Z- en O-zijde toegankelijk via trap.
Naar het Z-georiënteerde hoofdgevel in okerkleurige 'Savonnières', verdeeld in drie naar boven toe versmallende registersVensterstrook in een topgevel.: eerste bouwlaag, verdieping ter hoogte van oksaal onder gebroken driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en klokkentoren bekroond door driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Elk registerVensterstrook in een topgevel. wordt horizontaal geleed door een entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en verticaal overeenkomstig de inwendige ruimtelijke verdeling: ornamentele klemtoon op de middentravee, zijtraveeën achter vleugelstukken met kandelabers op sokkel, in het verlengde van de monumentale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met paneeldecoratie op de begane grond. Eerste bouwlaag op hoge geprofileerde sokkel. Centraal rondboogportaal met vleugeldeur; timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. gedecoreerd met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. waarin christussymbolen: druiventrossen, schelp en duif. Rechthoekige zijportalen in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. waarboven gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en paneel met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. en volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.. In tweede bouwlaag, centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) ingeschreven tussen gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Corinthische zuilen die entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. schragen. Centraal rechthoekig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief., op zijn beurt ingeschreven tussen twee pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. van composiete orde met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. waarboven driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. gevuld door hart met rozenkrans. EntablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. voorzien van engelenhoofdjes. Derde bouwlaag gevormd door lichtjes terugwijkende klokkentoren aan weerszijden geflankeerd door kandelabers. Groot centraal paneel met symbolen van de Verrijzenis, bekroond door engelenhoofd en ingeschreven tussen Corinthische zuilen die een brede stenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met tandlijst ondersteunen. Bekronend frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. aan N- en Z-zijde, aan de voorgevel bekroond door een kruis. Vier hoeken van de klokkentoren geaccentueerd door siervazen met engeltjes. Zij- en achtergevels van klokkentoren gevat tussen Corinthische zuilen en geopend door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondbogige galmgaten met galmborden. Zijkanten ter hoogte van het oksaal geflankeerd door centraal polygonaal aanleunend traptorentje met koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. en muuropeningen in de vorm van schietgaten, aan weerszijden hiervan galerij met opengewerkte leuning die torentje met hoeksteunberen verbindt.
Zijgevels van zijbeuken, transept en koor in gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. baksteen met imitatievoegen en natuursteen voor omlijstingen en dragende elementen. In hoofdbeuk en transept rondbogige bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met ijzeren roedenverdeling en glasramen. O-gevel (aan Sint-Jooststraat) verlicht door getoogde muuropeningen ingeschreven onder dubbel geprofileerde boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.; laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met kleine deur waarboven blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muuropening. Bredere transepttravee geopend door grote muuropening waarvan de imposten zich op dezelfde hoogte bevinden als de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). van de zijbeuken en bekroond door frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met kruis. De W-zijde loopt parallel aan steegje dat naar sacristie leidt; soberdere bakstenen gevel geritmeerd door steunberen en voorzien van getoogde muuropeningen onder rondbogige ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast. al dan niet met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf..
Eclectische stijl, voornameijk opmerkelijk in de behandeling van het gewelf met neogotische invloed.
Polychroom effect door zuilen met arduinen sokkels, basement in zwart marmer en goudkleurige kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en de zwart marmeren vloer, afgewisseld met wit marmer volgens dambordmotief in de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor het transept en het transept zelf, het koor en de koorafsluiting.
Rondbogige scheibogen geschraagd door zuilen op geprofileerde sokkel met composiet kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. gedecoreerd met symbolen: kelk, anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief., heilig hart, kruis. In het verlengde van de zuilen, ter hoogte van de boogzwikken engelenhoofdjes die entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en gordelbogen ondersteunen.
Kruisvormige kruisingspijlers geflankeerd door vier composiete zuilen. PilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in het koor, pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in zijbeuken. KapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met engelenhoofd of evangelistensymbool. Breed entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. dat over middenbeuk, transept en koor loopt onder gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., uitspringend boven kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en voorzien van het opschrift (van links naar rechts): 'DEUS CARITAS EST - O BEATA TRINITAS - MARIA MEDIATRIX O.P.N. - COR JESU IN TE CONFIDO - HAEC EST DOMUS DEI - STE JUDOCE SERVA NOS - VERE LATITAS - QUAE SUB FIGURIS - LATENS DETIAS - ADORO TE DEVOTE - IN HYMNIS & ORGANO - EGO SUM PASTOR - VENITE AD ME - QUI LABORATIS - REFICIAM VOS - CANTATE DOMINO'.
Z-zijde belijnd door orgeltribune die over de gehele breedte van de middenbeuk loopt, geschraagd door twee zuilen en voorafgegaan door balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Middenschip onder tongewelf, verdeeld door gordelbogen en ribben die de lunetten van de bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. accentueren.
Kruisingsgewelf met schijnribben en ringvormige pseudo-gewelfsluitsteen dat de vorm van een stergewelf aanneemt.
Zijbeuken overwelfd door langwerpige gewelven met verbindingsribben en tiercerons.
Absissen onder halve koepelgewelven, dat van de koorsluiting met een voorstelling op gemaroufleerd doek van Christus in de majesteit omringd door engelen tegen een gouden achtergrond. Op de zijwanden van het koor, afbeeldingen op gemaroufleerd doek van de vier evangelisten tegen gouden achtergrond.
Aan de O-zijde leidt een trap naar de oude overwelfde kelders, ingericht als 'crypte'.
Meubilair: hoogaltaar met monumentaal retabel van 1618, naar een ontwerp van P.P. RUBENS; het schilderij is een kopie toegeschreven aan VAN DER BORCHT van de oorspronkelijke Maria-Ten-Hemelopneming van Rubens. HANS VAN MILDERT schonk dit retabel in 1618 aan de O.-L.-Vrouw ter Kapellekerk. In 1700 werd het doek van Rubens verkocht aan Maximiliaan Emmanuel van Beieren en vervangen door genoemde kopie. Het geheel werd in 1870 naar de Sint-Joostkerk gebracht tijdens de restauratiewerken in de Kapellekerk o.l.v. arch. J.J. VAN YSENDIJCK; altaar van omstreeks 1650, afkomstig van de Onze-Lieve-Vrouw-ter Kapellekerk te Brussel in zwart en bruin-roodachtig marmer met gebruik van wit marmer voor de engelenbeelden bovenaan die een medaillonRonde of ovale cartouche. vasthouden waarin God de Vader staat afgebeeld en voor de geniste beelden van Abraham en Melchisedesk in de predella.
Altaartafel van het sarcofaagtype in witte marmer uit XIXc. Eveneens afkomstig uit de Onze-Lieve-Vrouw-ter Kapellekerk: de retabels van de zijabsiden in bruin-roodachtig en wit met zwart en groen geaderd marmer en beschilderd hout, daterend van XVII met toevoegingen van XIX; rechts retabel gewijd aan het Heilig Hart, links retabel gewijd aan Maria met centraal houten gepolychromeerd beeld van resp. Christus met het heilig hart en Maria, ingeschreven tussen getorsteGedraaid, gewrongen. zuilen.
Centraal altaar in art-decostijl, uitgevoerd in zwart Partor-marmer van de Fransman Raymond STUBES (rond 1930).
In het lager gelegen gedeelte van de crypte: doopvont op arduinen zuil met bekken in zwart marmer, rustend op een sokkel die waarschijnlijk afkomstig is van een pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) uit de vroegere kapel.
Bewerkte eiken communiebank van 1892 uit de ateliers van GOYERS uit Leuven.
Twee bewerkte eiken biechtstoelen waarvan één gesigneerd door en de ander toegeschreven aan L. MORTELMANS (1872).
Monumentale orgels van VAN BEVER (1901) met bewerkte eiken orgelkast bekroond door beelden van centrale harpspelende David tussen musicerende engelen.
Bewerkte eiken preekstoel van eind XIX met beelden van evangelisten en apostelen.
In de muren van de crypte en de narthex ingemetselde grafstenen uit XVI tot XIX, waaronder die van de dichter Jean-Baptiste Houwaert en zijn echtgenote Catherine Van Cauwenberghe: reliëfvoorstelling in natuursteen van Houwaert, gekleed als tuinman en zijn echtgenote in antiquiserende kledij (uitgevoerd tussen 1580 en 1620).
Verder in de muur van de zijbeuk ingemetselde stenen bas-reliëf van Sint-Joost tussen decor van volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en bloemen in wit marmer; waarschijnlijk XVIII of vroeger en vormde wellicht het vooronderstuk van het altaar uit de oude Sint-Joostkerk.
Ingemetseld bas-reliëf van onbekende herkomst waarop wapenschilden van de Spaanse Habsburgers (XVII).
Beeldhouwwerk: o.m. Sint-Joost als pelgrim, in gepolychromeerd hout en zilver van ca. 1750; H. Jozef met wandelend Kind Jezus, getekend en gedateerd door DE BOECK en VAN WINT uit 1875; Sint-Joost in monnikenpij, getekend: 'G. en H. PARENTANI FRS' (eind XIX); gebeeldhouwde kruisweg met veertien statiën in hoog reliëf omlijst door geriemde omlijsting, getekend en gedateerd door DE BOECK en VAN WINT, 1875-1876.
Glasramen uitgevoerd door o.a. STALINS en JANSSENS naar kartons van F. GONS (1876-1878), ED. STEYAERT (1928), F.CRICKX, naar kartons van J. MAES (1954), P. MAJERUS (1979).
Naast de W-abside, sacristie van één bouwlaag + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. + attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. , voorafgegaan door een kleine binnenplaats. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. lijstgevel op arduinen plint, verticaal geritmeerd door Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in eerste bouwlaag en hoekpilasters, horizontaal geleed door kordons en kordonvormende lekdrempels. Begane grond met souterrainvensters in rechthoekige omlijsting, rechts vleugeldeur. In eerste bouwlaag drie rondboogvensters ingeschreven in rondboognis; panelen op borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kleinere attiekvensters in omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief.. Bewerkte smeedijzeren tralies voor souterrainvensters en muuropeningen van eerste bouwlaag. Gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Interieur: in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. is heden de eetzaal gehuisvest met bakstenen gesegmenteerd tongewelf voorzien van tussenbalken die op metalen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) rusten. In eerste bouwlaag sacristie: belangrijke verzameling eiken meubilair voor de bewaring van religieuze gewaden en cultusobjecten (van ca. 1870). AttiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. met vergaderruimte.
Bronnen
Archieven
KCML Dossier 1.1.
Publicaties en studies
CABUY, Y., DEMETER, S., LEUXE, F., Atlas van de archelogische ondergrond van het Gewest Brussel: 6. Sint-Joost-ten-Node, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1994, pp. 38-39.
DU JACQUIER, Y., Saint-Josse-ten-Noode au XIXe siècle. Promenade à bâtons rompus, Terhulpen, 1960, pp. 52-56.
LAPORTE, J., De Sint-Joostkerk en haar geschiedenis, Parochie Sint-Joost, Sint-Joost-ten-Node, 1991.
MANGNAY, M., Inventaire de la fabrique d'église Saint-Josse, Sint-Joost-Ten-Node, 1987.
WAUTERS, A., Histoire des environs de Bruxelles, Culture et Civilisation, Bruxelles, 1973, pp. 20-21.