Typologie(ën)
opslagplaats/loods
theater/schouwburg
theater/schouwburg
Ontwerper(s)
Jean BAES – architect – 1883-1887
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32674
Beschrijving
Theater in neo-Vlaamse-renaissancestijl, naar ontwerp van architect J.
Baes, daterend van 1883-1887.
Vanaf midden 19e eeuw zagen opeenvolgende initiatieven het licht tot uitbouw van een permanent Vlaams toneelgezelschap te Brussel, met name het “Toneel der Volksbeschaving” (1852-1858) gehuisvest in het Parktheater, het “Vlaemsch Kunstverbond” later “Vlaemsche Schouwburg” (1860-1866) en de “Nationale Schouwburg” (1866-1868), beide gehuisvest in het voormalige Circustheater. In 1875 nam de “Naamlooze Maatschappij ter Exploitatie eens Nederlandschen Schouwburgs, te Brussel” voor haar eerste theaterseizoen haar intrek in laatst genoemde schouwburg, inmiddels omgedoopt tot Alhambratheater. Het streven naar een eigen schouwburg, leidde vervolgens tot de toewijzing van het oude Entrepot of Arsenaal, een project waarover reeds onderhandeld werd sinds 1860. In 1883 gaf het stadsbestuur aan Baes opdracht het nieuwe theater te ontwerpen, met behoud van de voorgevel van het Entrepot aan het gelijknamige dok. Goedkeuring van de definitieve plannen en aanbesteding in 1884, inzet van de bouw in 1884, voltooid en ingehuldigd in 1887. De aanvankelijk zogenaamd “Vlaamsche Schouwburg”, cf. opschrift, verkreeg in 1894 van Leopold II de titel “Koninklijke Vlaamse Schouwburg”. Het theater werd in 1955 door brand vernield en vervolgens inwendig werderopgebouwd onder leiding van de architecten A.-J. De Doncker en R.F. Michiels, heropend in 1958.
Markant gebouw, veruit de belangrijkste realisatie van Baes, behorend tot de meest merkwaardige specimen van neo-Vlaamse-renaissance-architectuur te Brussel. Richtinggevend voorbeeld van functionele theaterbouw, gekenmerkt door de onverhulde toepassing van moderne constructietechnieken en -materialen, voornamelijk ijzer, in functie van een doorgedreven, vooruitstrevend brandbeveiligings- en evacuatiesysteem. Hier gecombineerd met een op de Vlaamse renaissance geënte vormentaal, aangepast aan de functie en de rol van de schouwburg.
Monumentaal vrijstaand complex, oost-west geaxeerd, op rechthoekige plattegrond. Oorspronkelijk voorbouw met inkomhal, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en foyer, centrale partij met amfitheater, en achterbouw met scène, schermenmagazijn, directie- en administratielokalen, artiestenloges en brandweerpost.
Buitengevels met afwisseling van hardsteen en witsteenlagen voor het voorgevelfront, geïmiteerd door middel van bepleistering en beschildering in de bovenbouw van de zijgevels. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. boven voorbouw en zaal, zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. boven de scène, oorspronkelijk met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. en volledig gescheiden door middel van een gemetselde brug ten behoeve van de brandweer.
Voorgevel opgevat als een vooruitspringend risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met de zijgevels verbonden door haaks naar binnen geplooide trapgevels met opengewerkt topstuk. Zes rondboogdeuren onder een beglaasde ijzeren luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op de begane grond. Door balkons met gekoppelde console-rijen belijnde hoofdverdieping, geopend door drie brede rondboogvormige foyerramen met glas-in-loodvulling onder booglijst met doorgetrokken imposten en sluitsteen. Ingewerkte nooddeuren onder entablement waarop marmeren borstbeelden van Willem Ogier, Joost Van den Vondel en Pieter Langendijk door beeldhouwers A. Hambresin en J. De Keyser. Flankerende, op de hoeken gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. renaissancepilasters vanaf consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en rozetten. Bovenste verdieping opgevat als loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met wortelmotief(Renaissance)ornament in de vorm van een afhangende, halve kegel of een rechtstaande wortel. en afgewerkt met een rozettenfries, naar het model van het Antwerpse Stadhuis. Middenpartij verhoogd met een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en een portieknis met het wapen van Brussel, bekroond door topstukken, boven een gevelplaat met opschrift “vlaamsche schouwburg”. Getrapte toppen belijnd door doorgetrokken, uitkragende dekstenen, met oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en allegorisch beeld. Functionele zijgevels, horizontaal gemarkeerd door vier naar boven toe versmallende, volledig ijzeren balkons met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en opengewerkte leuning, die oorspronkelijk de inwendige rangen aangaven. Belangrijke schakel in het evacuatiesysteem: elke rang was met de begane grond verbonden door afzonderlijke trappen en met de buitenbalkons door telkens tien nooddeuren aan weerszij; deze buitenbalkons, onderling verbonden door brandladders, boden telkens plaats aan het overeenkomstige totaal der rangen.
Achtergevel, oorspronkelijk de voorgevel van het voormalige Entrepot (cf. infra), via een achteruitwijkende bovenbouw en een steil lessenaarsdak verbonden met de toneeltoren.
Interieur grotendeels vernield in 1955: heden enkel bewaard trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en foyer in neo-Vlaamse-renaissancestijl, met vereenvoudigd decor; nieuwe inkomhal, zaal en scène. Oorspronkelijk amfitheatervormige zaal met ca. 1200 plaatsen, verdeeld over de parterre met stalles, parket en loges, en vier rangen à la française; rijke decoratie, onder meer schilderingen door H. Baes, een metalen scènescherm en een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met beglaasd bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Bij de wederopbouw teruggebracht tot 669 plaatsen met nog slechts twee rangen. Trappenhuis met monumentale, dubbele bordestrap, rondboogarcaden op balusters en versierde zoldering. Aansluitend foyer met een zoldering van zichtbare ijzeren moeren kinderbalken met overschilderde sgraffitoversiering ; houten lambrisering met markante betegelde buffetten en monumentale smeedijzeren kroonluchters door P. Desmedt.
Voormalige Entrepot. Eerste Brussels Stapelhuis, gebouwd in opdracht van de Oostenrijkse regering in 1780-1781, naar ontwerp van architect R. Nivoy, op de vroegere beestenmarkt tussen de Lakensestraat en het Hooidok. Buiten gebruik gesteld in 1846 en vervolgens omgevormd tot Arsenaal. Oorspronkelijk een rechthoekige meerbeukige constructie met basilicale opstand van twee bouwlagen onder zadelbedaking, met door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). geritmeerde zijgevels, en onversierde achtergevel. Bewaard voorgevelfront in laat-classicistische stijl, overwegend opgetrokken uit zandsteen, met schaarse verwerking van hardsteen. Hoger oplopend middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door rechthoekige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., en bekroond door een klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en een geprofileerd driehoekig fronton met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., ingewerkt in een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met hoekvazen. Geblokte rondboogpoort met diamantkopsleutel en -imposten, en Venetiaans drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met Ionische zuilen, geprofileerde booglijst en gegroefde voluutsleutel in de middentravee. Muraalbogen met imposten en diamantkopsleutel, en vlak omlijste rondboogvensters - oorspronkelijk beeldnissen - met opengewerkte borstwering met neuten en voorts zelfde imposten, booglijst en sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. als het drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., in de zijtraveeën. GevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met opschrift “MAGASINS DE L’ARTILLERIE ET DU genie” in de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., en klein zegel van België tussen militaire trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… als timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. (na 1846). Flankerende lagere zijtraveeën met zelfde muraalbogen op de begane grond, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. spiegels met neuten en waterlijst erboven; kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). ter hoogte van de imposten van het risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en bekronende balustrade.
Vanaf midden 19e eeuw zagen opeenvolgende initiatieven het licht tot uitbouw van een permanent Vlaams toneelgezelschap te Brussel, met name het “Toneel der Volksbeschaving” (1852-1858) gehuisvest in het Parktheater, het “Vlaemsch Kunstverbond” later “Vlaemsche Schouwburg” (1860-1866) en de “Nationale Schouwburg” (1866-1868), beide gehuisvest in het voormalige Circustheater. In 1875 nam de “Naamlooze Maatschappij ter Exploitatie eens Nederlandschen Schouwburgs, te Brussel” voor haar eerste theaterseizoen haar intrek in laatst genoemde schouwburg, inmiddels omgedoopt tot Alhambratheater. Het streven naar een eigen schouwburg, leidde vervolgens tot de toewijzing van het oude Entrepot of Arsenaal, een project waarover reeds onderhandeld werd sinds 1860. In 1883 gaf het stadsbestuur aan Baes opdracht het nieuwe theater te ontwerpen, met behoud van de voorgevel van het Entrepot aan het gelijknamige dok. Goedkeuring van de definitieve plannen en aanbesteding in 1884, inzet van de bouw in 1884, voltooid en ingehuldigd in 1887. De aanvankelijk zogenaamd “Vlaamsche Schouwburg”, cf. opschrift, verkreeg in 1894 van Leopold II de titel “Koninklijke Vlaamse Schouwburg”. Het theater werd in 1955 door brand vernield en vervolgens inwendig werderopgebouwd onder leiding van de architecten A.-J. De Doncker en R.F. Michiels, heropend in 1958.
Markant gebouw, veruit de belangrijkste realisatie van Baes, behorend tot de meest merkwaardige specimen van neo-Vlaamse-renaissance-architectuur te Brussel. Richtinggevend voorbeeld van functionele theaterbouw, gekenmerkt door de onverhulde toepassing van moderne constructietechnieken en -materialen, voornamelijk ijzer, in functie van een doorgedreven, vooruitstrevend brandbeveiligings- en evacuatiesysteem. Hier gecombineerd met een op de Vlaamse renaissance geënte vormentaal, aangepast aan de functie en de rol van de schouwburg.
Monumentaal vrijstaand complex, oost-west geaxeerd, op rechthoekige plattegrond. Oorspronkelijk voorbouw met inkomhal, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en foyer, centrale partij met amfitheater, en achterbouw met scène, schermenmagazijn, directie- en administratielokalen, artiestenloges en brandweerpost.
Buitengevels met afwisseling van hardsteen en witsteenlagen voor het voorgevelfront, geïmiteerd door middel van bepleistering en beschildering in de bovenbouw van de zijgevels. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. boven voorbouw en zaal, zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. boven de scène, oorspronkelijk met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. en volledig gescheiden door middel van een gemetselde brug ten behoeve van de brandweer.
Voorgevel opgevat als een vooruitspringend risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met de zijgevels verbonden door haaks naar binnen geplooide trapgevels met opengewerkt topstuk. Zes rondboogdeuren onder een beglaasde ijzeren luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op de begane grond. Door balkons met gekoppelde console-rijen belijnde hoofdverdieping, geopend door drie brede rondboogvormige foyerramen met glas-in-loodvulling onder booglijst met doorgetrokken imposten en sluitsteen. Ingewerkte nooddeuren onder entablement waarop marmeren borstbeelden van Willem Ogier, Joost Van den Vondel en Pieter Langendijk door beeldhouwers A. Hambresin en J. De Keyser. Flankerende, op de hoeken gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. renaissancepilasters vanaf consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en rozetten. Bovenste verdieping opgevat als loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met wortelmotief(Renaissance)ornament in de vorm van een afhangende, halve kegel of een rechtstaande wortel. en afgewerkt met een rozettenfries, naar het model van het Antwerpse Stadhuis. Middenpartij verhoogd met een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en een portieknis met het wapen van Brussel, bekroond door topstukken, boven een gevelplaat met opschrift “vlaamsche schouwburg”. Getrapte toppen belijnd door doorgetrokken, uitkragende dekstenen, met oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. en allegorisch beeld. Functionele zijgevels, horizontaal gemarkeerd door vier naar boven toe versmallende, volledig ijzeren balkons met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en opengewerkte leuning, die oorspronkelijk de inwendige rangen aangaven. Belangrijke schakel in het evacuatiesysteem: elke rang was met de begane grond verbonden door afzonderlijke trappen en met de buitenbalkons door telkens tien nooddeuren aan weerszij; deze buitenbalkons, onderling verbonden door brandladders, boden telkens plaats aan het overeenkomstige totaal der rangen.
Achtergevel, oorspronkelijk de voorgevel van het voormalige Entrepot (cf. infra), via een achteruitwijkende bovenbouw en een steil lessenaarsdak verbonden met de toneeltoren.
Interieur grotendeels vernield in 1955: heden enkel bewaard trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en foyer in neo-Vlaamse-renaissancestijl, met vereenvoudigd decor; nieuwe inkomhal, zaal en scène. Oorspronkelijk amfitheatervormige zaal met ca. 1200 plaatsen, verdeeld over de parterre met stalles, parket en loges, en vier rangen à la française; rijke decoratie, onder meer schilderingen door H. Baes, een metalen scènescherm en een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met beglaasd bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Bij de wederopbouw teruggebracht tot 669 plaatsen met nog slechts twee rangen. Trappenhuis met monumentale, dubbele bordestrap, rondboogarcaden op balusters en versierde zoldering. Aansluitend foyer met een zoldering van zichtbare ijzeren moeren kinderbalken met overschilderde sgraffitoversiering ; houten lambrisering met markante betegelde buffetten en monumentale smeedijzeren kroonluchters door P. Desmedt.
Voormalige Entrepot. Eerste Brussels Stapelhuis, gebouwd in opdracht van de Oostenrijkse regering in 1780-1781, naar ontwerp van architect R. Nivoy, op de vroegere beestenmarkt tussen de Lakensestraat en het Hooidok. Buiten gebruik gesteld in 1846 en vervolgens omgevormd tot Arsenaal. Oorspronkelijk een rechthoekige meerbeukige constructie met basilicale opstand van twee bouwlagen onder zadelbedaking, met door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). geritmeerde zijgevels, en onversierde achtergevel. Bewaard voorgevelfront in laat-classicistische stijl, overwegend opgetrokken uit zandsteen, met schaarse verwerking van hardsteen. Hoger oplopend middenrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door rechthoekige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., en bekroond door een klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en een geprofileerd driehoekig fronton met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., ingewerkt in een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met hoekvazen. Geblokte rondboogpoort met diamantkopsleutel en -imposten, en Venetiaans drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met Ionische zuilen, geprofileerde booglijst en gegroefde voluutsleutel in de middentravee. Muraalbogen met imposten en diamantkopsleutel, en vlak omlijste rondboogvensters - oorspronkelijk beeldnissen - met opengewerkte borstwering met neuten en voorts zelfde imposten, booglijst en sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. als het drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., in de zijtraveeën. GevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met opschrift “MAGASINS DE L’ARTILLERIE ET DU genie” in de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., en klein zegel van België tussen militaire trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… als timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. (na 1846). Flankerende lagere zijtraveeën met zelfde muraalbogen op de begane grond, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. spiegels met neuten en waterlijst erboven; kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). ter hoogte van de imposten van het risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en bekronende balustrade.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 29890-29897 (1883-1887), 77677 (1955-1958); A.A, 1884, rep. 1542, 1886, rep. 1821-1823, 1839, 1844, 1855 en 1856, 1887, rep. 1928-1929, 1932, 1960, 1977-1978 en 1989; PP 2263-2307; NPP 19, 90 en L 1.
AR, Kaarten en plannen in handschrift, 497.
Publicaties en studies
GROSJEAN-GUBIN E., Le théâtre flamand à Bruxelles 1860-1880 (Cahiers Bruxellois, 1965, X, 1, pp. 38-83).
Le Théâtre Flamand à Bruxelles par Jean Baes, Brussel, s.d.
MEERT H., Open Boek, Honderd J aar Koninklijke Vlaamse Schouwburg, Brussel, 1977.
PEETERS Y., Karel Buis en de Vlaamse Schouwburg te Brussel (Vlaamse Toeristische Bibliotheek, 1977, 222).