Onderzoek en redactie
1989-1994
Bekijk de weerhouden gebouwenVan Sint-Katelijneplein naar Antwerpselaan.
Vanouds belangrijke invalsweg uit noordelijke richting, met rechtlijnig beloop. Gelegen buiten de eerste stadsomwalling (11e-13e eeuw), drong de Lakensestraat de oude stadskern binnen via de oude Lakensepoort, later “Binnenste Lakensepoort” of “Zwarte Poort” genaamd, die in 1573 werd geslecht. Ter hoogte van de Vaartstraat werd zij versterkt door de “Kleine Lakensepoort”, deel uitmakend van de Kleine Vesten (ca. 1300). Ten noorden boog de straat in oostelijke richting af langs de tweede stadsomwalling (14e eeuw) tot de Zenne, waarvan de toegang tot de stad werd versterkt door de halfcirkelvormige nieuwe Lakensepoort, op haar beurt geslecht in 1807-1808.
Het grootste deel van de
westzijde, tussen het Zaterdagplein en de Vaartstraat, werd vanouds geflankeerd
door het omwalde voormalige Groot Begijnhof (zie Begijnhof). Het gedeelte
hogerop, ingenomen door de zogenaamd “Guillielmus” of Begijnenweide, kwam pas
in 17e eeuw tot ontwikkeling door het graven vanaf 1639 van het Hooidok (zie
Arduinkaai). Op het plein vóór het dok werd in dezelfde periode de beestenmarkt
ingericht, die eind 18e eeuw plaats maakte voor het zogenaamd “Entrepot” (zie
nr. 146). Het belangrijkste gebouw aan de oostzijde was het zogenaamd “Simpelhuys”
of “Dulhuys” nabij de tweede stadsomwalling, een krankzinnigengesticht met een
60-tal cellen dat na 1590 tot stand kwam, in 1803 werd omgevormd tot gevangenis
en in 1820 verdween. De houtmarkt vond hier plaats vanaf 1768, de wildmarkt
vanaf 1803. In 1804-1807 werd in de as van de Lakensestraat enerzijds en de
Antwerpsesteenweg anderzijds een nieuwe doorbraak in de omwalling geslagen, op
de plaats van de van 1664-1667 daterende zogenaamd “Blauwen-Trap”, die werd
afgesloten door de zogenaamd “Porte Napoléon”. Deze maakte bij de aanleg van
het eerste gedeelte van de nieuwe ringboulevard (zie Antwerpselaan) plaats voor
een rechthoekige plein, het latere Antwerpseplein, licht geknikt ten opzichte
van de Lakensestraat. In de as verrees in 1820 de zogenaamd “Willemspoort” naar
ontwerp van architect Tilman-François Suys, met beeldhouwwerk door J.-L. Van
Geel, na 1830 zogenaamd “Antwerpsepoort”, die in 1838 gedeeltelijk en in 1860
volledig werd gesloopt. De terreinen van de vroegere walgracht en
omheiningsmuur van het Groot Begijnhof, werden in drie reeksen verkaveld in
1823-1825, en vervolgens bebouwd met een rij neoclassicistische burger- en herenhuizen.
Na de aanleg van de Arteveldestraat (1874) werd de Lakensestraat geïncorporeerd
in een doorlopende noord-zuid-georiënteerde verkeersas, parallel met de
centrale lanen, van de Antwerpsepoort tot de Anderlechtsepoort.
Het straatbeeld wordt bepaald door voornoemde, markante huizenrij aan de westzijde (nr. 20-22 tot 108), met een rijk geschakeerde vormgeving in neoclassicistische en empirestijl, uit de jaren 1820, aansluitend bij de architectuur van de wijk rondom het Groot Godshuis (zie Grootgodshuisstraat). Aaneenschakeling van bescheiden enkel- en ruimere herenhuizen met bepleisterde en beschilderde opstand van gemiddeld drie bouwlagen, bij enkele panden ontpleisterd of vervangen door cement of baksteen, de begane grond zonder uitzondering verbouwd tot winkelpuien. Tot het meest eenvoudige type, gekenmerkt door een regelmatige vensterordonnantie, al of niet doorgetrokken lekdrempels en een klassiek hoofdgestel, behoren de panden nr. 30 (hoek Begijnhofstraat), 32, 46 (1825), 64 (met later stucdecor) en 66 (1824), 72-74 (hoek Grootgodshuisstraat), 80 (1824; met rondboogvensters op de bel-etage doch later verhoogd) en 82 (1824; met toegevoegde mezzanino). Enkele panden werden grondig verbouwd, cf. 34 (1825) en 60-62 (1825); het ensemble wordt voorts sporadisch onderbroken door constructies uit eerste helft 20e eeuw, onder meer met afwijkend gabarit, cf. nr. 78 (1924, architect R. Mertens), 86-94 en het hoekgebouw Grootgodshuisstraat nr. 2-2A (zie aldaar). De overige straatgedeelten vertonen een minder homogene aanblik, vooral aan de oostzijde onderbroken door bressen en nieuwe bouw. Naast enkele oude kernen, cf. nr. 118, toch ook een overwicht van neoclassicistische panden uit dezelfde periode of later in 19e eeuw en met dezelfde kenmerken als de hogergenoemde huizenrij cf. nr. 14 (1850), 59 (1844), 69, 71 (hoek Vander Elststraat), 121, 130, 160-162, 165-169 (1856). Het westelijke straateinde wordt gedomineerd door de achter de rooilijn ingeplante Koninklijke Vlaamse Schouwburg (zie nr. 146). De straat wordt besloten door de oorspronkelijk symmetrische, heden slechts fragmentair bewaarde gevelwanden van het vroegere Antwerpseplein (zie nr. 164 tot 172 en 179 tot 185). Grootschalige kantoorcomplexen, de Philipstoren (1967-1969, architecten Structures) en het Assubelgebouw (1952, architect Ch. Verhelle), bij de Bisschopsstraat.
Het straatbeeld wordt bepaald door voornoemde, markante huizenrij aan de westzijde (nr. 20-22 tot 108), met een rijk geschakeerde vormgeving in neoclassicistische en empirestijl, uit de jaren 1820, aansluitend bij de architectuur van de wijk rondom het Groot Godshuis (zie Grootgodshuisstraat). Aaneenschakeling van bescheiden enkel- en ruimere herenhuizen met bepleisterde en beschilderde opstand van gemiddeld drie bouwlagen, bij enkele panden ontpleisterd of vervangen door cement of baksteen, de begane grond zonder uitzondering verbouwd tot winkelpuien. Tot het meest eenvoudige type, gekenmerkt door een regelmatige vensterordonnantie, al of niet doorgetrokken lekdrempels en een klassiek hoofdgestel, behoren de panden nr. 30 (hoek Begijnhofstraat), 32, 46 (1825), 64 (met later stucdecor) en 66 (1824), 72-74 (hoek Grootgodshuisstraat), 80 (1824; met rondboogvensters op de bel-etage doch later verhoogd) en 82 (1824; met toegevoegde mezzanino). Enkele panden werden grondig verbouwd, cf. 34 (1825) en 60-62 (1825); het ensemble wordt voorts sporadisch onderbroken door constructies uit eerste helft 20e eeuw, onder meer met afwijkend gabarit, cf. nr. 78 (1924, architect R. Mertens), 86-94 en het hoekgebouw Grootgodshuisstraat nr. 2-2A (zie aldaar). De overige straatgedeelten vertonen een minder homogene aanblik, vooral aan de oostzijde onderbroken door bressen en nieuwe bouw. Naast enkele oude kernen, cf. nr. 118, toch ook een overwicht van neoclassicistische panden uit dezelfde periode of later in 19e eeuw en met dezelfde kenmerken als de hogergenoemde huizenrij cf. nr. 14 (1850), 59 (1844), 69, 71 (hoek Vander Elststraat), 121, 130, 160-162, 165-169 (1856). Het westelijke straateinde wordt gedomineerd door de achter de rooilijn ingeplante Koninklijke Vlaamse Schouwburg (zie nr. 146). De straat wordt besloten door de oorspronkelijk symmetrische, heden slechts fragmentair bewaarde gevelwanden van het vroegere Antwerpseplein (zie nr. 164 tot 172 en 179 tot 185). Grootschalige kantoorcomplexen, de Philipstoren (1967-1969, architecten Structures) en het Assubelgebouw (1952, architect Ch. Verhelle), bij de Bisschopsstraat.
Voor opvulling van het ruime braakliggende terrein aan de oostzijde (tussen nr.
95 en 121) met een groep rijwoningen, overeenkomstig de vroegere
perceelsstructuur, werd in 1989 door de verzekeringsmaatschappij “AG” en de “Fondation
pour l’Architecture” een architectuurwedstrijd “Oproep aan de jonge Europese
architecten” georganiseerd. De zeven projecten die voor uitvoering vanaf 1990
werden weerhouden, van de architecten J. Altuna en M.-L. Petit (Frankrijk), S.
Assassin, B. Dumons, P. Gisclard en N. Prat (Frankrijk), Atelier 55: V. Gevers,
M. Heene, Mich. Leloup en G. Somssich (België), J. Cenicacelaya en I. Salona
(Spanje), M. Gaiani en G. Tagliaventi (Italië), J.-Ph. Garric en V. Nègre (Frankrijk),
en L. O’Connor en J. Robins (Groot-Brittannië), hebben als gemeenschappelijk
kenmerk een uniforme pseudoclassicistische vormentaal aangepast aan volume en
ritme van de omringende architectuur. Het project omvatte tevens de restauratie
van de behouden panden nr. 95 en 121 op basis van een wetenschappelijke analyse
door architect B. Van Der Wee, met speciale vermelding in de wedstrijd,
inmiddels echter gesloopt. Voorts de volledige herinrichting van het bouwblok
Lakensestraat/Nieuwbrug/Bloemenstraat/ Circusstraat gepaard met afbraak van een
bestaande kantoortoren, door architecten A. en J. Polak.
Toegang tot ondergronds metrostration “ijzer” bij de Antwerpselaan, met beeldhouwwerk, reliëf in metaal (1988) door A. Mortier.
Toegang tot ondergronds metrostration “ijzer” bij de Antwerpselaan, met beeldhouwwerk, reliëf in metaal (1988) door A. Mortier.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 13268 (1825), 13255 (1824), 13254 (1824), 7087 (1824), 13247 (1825), 13246 (1825), 29522 (1924), 13340 (1850), 13297 (1844), 13330 (1856), 62760 (1952).
Publicaties en studies
COEKELBERGHS D, LOZE P., Un ensemble néo-classique à Bruxelles : le Grand Hospice et le quartier du Béguinage, s.l., 1983.
Oproep aan de jonge Europese architecten, Catalogus Fondation pour l’Architecture, Brussel, 1990.