Typologie(ën)
herenhuis
burgerwoning
opbrengsthuis
gelijkvloers met handelszaak
café/brasserie/taverne
burgerwoning
opbrengsthuis
gelijkvloers met handelszaak
café/brasserie/taverne
Ontwerper(s)
J. MICHIELS – architect – 1910
INCONNU - ONBEKEND – 1820-1830
Stijlen
Neoclassicisme
Eclectisme
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32683
Beschrijving
Koopliedenstraat nr. 16. Halfvrijstaand
neoclassicistisch herenhuis, uit de jaren 1820, bij de hoek met de
Lakensestraat. Gebouw met dubbelhuisopstand aan de tuinzijde, met drie bouwlagen
en respectievelijk vijf (oost) en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (noord) onder schilddak
(pannen).
Sober geordonneerde, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel op sokkel
waarin keldermonden. RegistersVensterstrook in een topgevel. van rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op hardstenen
lekdrempels, voorzien van gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. leuningen op de lagere derde bouwlaag.
Centrale deur met stoep in de oostgevel. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en
kroonlijst op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.; twee dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. boven de
noordgevel. Latere aanbouwen.
Lakensestraat nr. 171-173-175-177. Monumentaal complex (hoek Koopliedenstraat nr. 16, Sint-Jan
Nepomucenusstraat nr. 17) in eclectische stijl met art nouveau-inslag, naar
ontwerp van architect J. Michiels van 1910; vier bouwlagen + entresol en acht
bij tweemaal vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Deel uitmakend van een geheel van
huur- en burgerhuizen dat het ganse bouwblok inneemt, cf. Koopliedenstraat nr.
2 tot 14 en Sint-Jan Nepomucenusstraat nr. 15.
Bepleisterde lijstgevel met
imitatievoegwerk en verwerking van natuursteen, op een benedenbouw van
hardsteen. Café- en winkelpuien met entresol, geritmeerd door bewerkte pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…);
entresol geopend door drie- en in de middenpartij vijflichten, met gietijzeren
pilasters, I-balkIJzeren latei met I-profiel. met rozetten en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Bovenverdiepingen
met travee-indeling, gebundeld in de middenpartij, door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Ritmerende werking van gestapelde, trapezoïdale houten erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met ijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en bekronend gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balkon; bij
een renovatie
verwijderd in de noordelijke helft van het complex. Uiterste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan
weerszij gemarkeerd als trapzaal met een tweezijdige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.,
boven de korfboogdeuren. Rechthoekige bovenvensters met lekdrempel en I-balkIJzeren latei met I-profiel.,
onder een getoogd boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). met resten van sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). en sluitsteen op de eerste
twee verdiepingen; gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balkons op de eerste verdieping in de
zijgevels. DrielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. naast de trapzalen. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.,
voorheen met gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Bewaard houtwerk met typische roeden van puien en
ramen; glas-in-loodvulling in de trapzalen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 101 (1910).