Typologie(ën)
manufactuur
winkel
winkel
Ontwerper(s)
V. DIRICKX – 1920
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30191
Beschrijving
Voormalige
Manufacture de Fourrures Raymond Mallien, vanaf 1971 Museum van
Posterijen en
Télécommuniqués, heden winkelgalerij.
Monumentaal hoekcomplex in Beaux-Artsstijl n.o.v. architect V. Dirickx, 1920, gewijzigd door architect J. Barbotin (Rijsel) in 1921.
Ter plaatse van een ruim traditioneelBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). herenhuis met getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. uit de 16e-17e eeuw.
Gevels in baksteen en Euville. Vier bouwlagen, de hoogste in attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en respectievelijk drie en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder pseudo-mansardedak, op U-vormige plattegrond.
Geaccentueerd gevelfront aan de Grote Zavel, met geboste pui, door kolossaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oplopende vensteromlijstingen en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. gemarkeerde verdiepingen, en door vazen geritmeerde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. onder breed gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gebeeldhouwde leeuwen; overvloedig decor van cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. en guirlandesGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. , gewelfd balkon met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met initialen “r.m.”.
Op hoekrisalieten na vereenvoudigde opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur., afgesloten door ijzeren hek, in de Korte Minimenstraat, met doorlopend beglaasde mansarde.
Markant voormalig winkelinterieur.
Monumentaal hoekcomplex in Beaux-Artsstijl n.o.v. architect V. Dirickx, 1920, gewijzigd door architect J. Barbotin (Rijsel) in 1921.
Ter plaatse van een ruim traditioneelBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). herenhuis met getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. uit de 16e-17e eeuw.
Gevels in baksteen en Euville. Vier bouwlagen, de hoogste in attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en respectievelijk drie en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder pseudo-mansardedak, op U-vormige plattegrond.
Geaccentueerd gevelfront aan de Grote Zavel, met geboste pui, door kolossaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., oplopende vensteromlijstingen en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. gemarkeerde verdiepingen, en door vazen geritmeerde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. onder breed gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gebeeldhouwde leeuwen; overvloedig decor van cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. en guirlandesGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. , gewelfd balkon met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met initialen “r.m.”.
Op hoekrisalieten na vereenvoudigde opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur., afgesloten door ijzeren hek, in de Korte Minimenstraat, met doorlopend beglaasde mansarde.
Markant voormalig winkelinterieur.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 60845 (1920-1921).