Onze-Lieve-Vrouw ter Zege op de Zavelkerk
Regentschapsstraat
Grote Zavel
Zavelstraat
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1400-1500
A. SCHOY – architect – 1870-1885
Jules Jacques VAN YSENDIJCK – architect – 1890-1901
Maurice VAN YSENDIJCK – architect – 1901-1937
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (mbt onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Bouwaanzet van de huidige kerk doorgaans begin 15e eeuw gesitueerd. Volgens M. Thibaut de Maisières aangevat met het transept : benedenmuren en westelijke kruisingpijlers zouden aldus dateren van ca. 1400; werken kort daarop onderbroken voor de bouw van de koorpartij, begonnen vóór 1409 en - volgens een in 1860 ontdekte inscriptie op muurschilderingen - alleszins voltooid in 1435. Midden 15e eeuw: transept overwelfd (sluitsteen met wapens van W. Brant, f 1447) en werken aan de eerste vijf oostelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het schip; aan de zijbeuken vervolgd na een bouwonderbreking in 1477-1494.
In de eerste helft van de 16e eeuw: schip en zijbeuken verlengd met twee bredere westtraveeën, mogelijk ter vervanging van een oorspronkelijk geplande torenpartij. Zuid- en westportaalgevels blijkbaar onafgewerkt. Architect onbekend; enige vooropstelling van bouwmeester L. Van Bodeghem, minstens voor het westportaal. In 1549 toevoeging van een sacrarium aan de noordelijke apsiszijde. Oorspronkelijke (15e eeuw ?) kapellen in de oksels van koor en transept i.o.v. de prinselijke familie Tour en Tassis vervangen door barokkapellen, ten noorden in 1651 n.o.v. architect-beeldhouwer Lucas Fayd’herbe, ten zuiden in 1690. Kerk tijdens de godsdiensttroebelen in 1581 gesloten, in 1585 opnieuw ingewijd; nogmaals tijdelijk gesloten onder Frans Bewind, terug bij concordaat van 1801 voor de eredienst opengesteld als succursale van de Onze-Lieve-Vrouw ter Kapelleparochie.
Midden 19e eeuw volgden een aantal restauratie- en verfraaiingswerken, onder meer vernieuwing van de bedaking (ca. 1844-1845), bouw van een neogotische sacristie ten zuiden n.o.v. architect G. De Man (1846-1852), ontpleistering van het koor met vernieuwing van de muurschilderingen (1860, 1867), herstel van koor- en transeptvensters (1859-1865). Een globaal restauratieontwerp van architect Joseph Jonas Dumont van 1848 bleef zonder gevolg, doch zou in 1880 heropgenomen worden door architect Auguste Schoy. Vanaf 1872 - na doortrekking van de Regentschapsstraat tot aan het Poelaertplein - progressieve afbraak van de talrijke vnl. sinds 1761-1768 aan de kerk aanleunende huizen, beëindigd met de sloop in 1948 van het bouwblok ten noorden van de kerk en de aanleg van een plantsoen.
De slechte toestand van de buitenmuren, na de ontmanteling, resulteerden in een langdurige en algehele uitwendige restauratie volgens de toenmalige eenheid-van-stijlprincipes, in navolging van Eugène Viollet-le-Duc : behoudens restitutie van een aantal elementen op basis van iconografische en archeologische gegevens, vnl. aanvulling en voltooiing van nooit afgewerkte of uitgevoerde constructieve en decoratieve onderdelen. In 1874- 1880 onder leiding van architect Auguste Schoy: onder meer restauratie van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., beeldnissen, sokkels en gevels van zijbeuken en westelijke hoeksteunbeer van het zuidtransept; herstel van spitsboogvenster westportaalgevel en vervanging van roosvenster door spitsboogvenster in noordelijk transeptgevel. In 1895-1899 onder leiding van architect Jules Jacques Van Ysendijck: onder meer restauratie van portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en geveltop, aanvulling van hoekpinakels en gotische ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. en toevoeging van balustradesHekwerk van spijlen of balusters. aan noordelijk transeptarm; nieuwe bordestrap ten westen; grondige restauratie van westportaal en -gevel met afwerking van top, traptorens en plaatsing van balustradesHekwerk van spijlen of balusters.; restauratie van vier noordelijke koortraveeën. In 1901-1912 onder leiding van architect Maurice Van Ysendijck: onder meer vervolledigen van het sacrarium; restitutie van geveltoppen en haakse zadeldaken aan zijbeuken; decoratieve afwerking van middenbeuk met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., hogels, kruisbloemen, omlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters., vorstkamKamvormige, geajoureerde bekroning in steen of metaal op de nok van een dak. en luchtbogen ; bouw van neogotische sacristie en ‘grondige’ restauratie van de zuidelijke transeptgevel met afwerking van wimberg, geveltop, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en steunberen en toevoeging van balustrades. Tenslotte, in 1917-1937 onder leiding van architect François Malfait: verrijking van de nissen met 57 beelden door 27 beeldhouwers, waarvoor het iconografische programma werd opgesteld door stadsarchivaris Guillaume Des Marez, vnl. naar de door Lodewijk Van Bodeghem gebouwde kerk van Brou (Bourg-en-Bresse) : onder meer uitbeelding van militaire gilden, kerkelijke stichters, prinselijke beschermers en weldoeners, allegorieën en heiligen.
Brabants laatgotische kerk, opgetrokken uit Balegemse zandsteen ; gebruik van Gobertange- en Euvillesteen voor restauraties, Chateau-Landon voor trappenpartijen, Echaillon voor de beelden. Westgevel aan Zavelstraat, koorpartij aan Bodenbroekstraat, noord- en zuidgevel respectievelijk aan Grote Zavel en Regentschapsstraat. Variërende sokkelhoogte resultaat van denivellatie.
Het grondplan ontvouwt een kruisbasiliek met vijfbeukig schip van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); uitstekende transeptarmen en eenbeukig koor met twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en zevenzijdige sluiting. In noord- en zuidoksel de Heilige Ursula- en de Heilige Marculphuskapel ; sacrarium ten noordaasten aan apsis; sacristie ten zuidwesten - puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. (restauratie 1896-1899) met drie achteruitwijkende geledingen, gemarkeerd door balustradesHekwerk van spijlen of balusters.; flankerende traptorens als versneden steunberen, met drielobbige en accoladebogige casementen, beeldendecor, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., hogels en zeshoekige opengewerkte bekroning onder piramidale spits. Imposant westportaal in spitsboogomlijsting met brede archivolt waarin beelden boven de drielobbige casementen, onder hogelaflijning en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).. Twee verdiepte korfboogdeuren in plaats van vroegere enkele brede dito poort; maaswerk en beelden waaronder centraal Onze-Lieve-Vrouwebeeld, op sokkels en onder baldakijn in het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …).. Ruim spitsboogvenster (omstreeks 1675 gedicht voor plaatsing van orgel) met vernieuwde (1878) tracering. Als ‘galerij’ opengewerkte geveltoppen.
Midden- en zijbeuken met zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door pilastervormige steunberen, verdubbeld ter hoogte van de twee bredere westtraveeën (eerste helft 16e eeuw) en aan de zijbeuken versierd met beeldnissen. Spitsboogvormige vijflichten met vernieuwde tracering (1874-1880, 1901-1912) in zwaar geprofileerde omlijsting; smallere dito drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in de westelijke zijbeukgevels, gehalveerd aan het westportaal. Middenbeuk onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; zijbeuken met gerestitueerde (1903-1906 ten zuiden, 1906-1908 ten noorden) haakse zadeldaken en typische, met klimmend maaswerk versierde puntvormige kapelgevels. Aangevulde flamboyante ornamentiek met vorstkammenKamvormige, geajoureerde bekroning in steen of metaal op de nok van een dak., geajoureerde balustradeHekwerk van spijlen of balusters., pinakelbekroningen met hogels en kruisbloemen.
Transeptarmen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met op de kruising octogonale klokkenruiter met ingesnoerde naaldspits. Noordelijke en zuidelijke puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. (respectievelijk gerestaureerd in 1895-1896 en 1908-1912) met drie geledingen, tussen flankerende op elkaar gestelde versneden hoeksteunberen met nissen en pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.; bijkomende ronde traptoren ten zuidoosten. Markerende balustradesHekwerk van spijlen of balusters. en grosso modo gelijkaardige, evenwel soberder uitgewerkte geveltoppen als de westgevel. Vrij eenvoudig noordelijk spitsboogportaal tussen pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., onder ruim dito venster (1879, ter vervanging van vroeger roosvenster). Markant zuidelijk spitsboogportaal met door tracering verrijkt frontaal met kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel)., pinakelbegrenzing en maaswerk in de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; opeenvolging van beelden in de archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. en Christusfiguur door O. Sinia (1946) centraal in het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …).; ruim roosvenster met vernieuwde tracering (1865).
Koor met twee rechte traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en zevenzijdige sluiting: zelfde ritmering door geornamenteerde steunberen en omlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. als aan schip; spitsboogvensters, lancetvormig in de apsis, met vernieuwde tracering (1859-1860).
Ten noorden van de apsis : polygonaal sacrarium (1549, restauratie 1901-1903) met steunberen, afgewerkt met opvallende laatgotisch geornamenteerde blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. nissen, borstweringen, geajoureerde balustradeHekwerk van spijlen of balusters., pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en lantaarnuitvoering.
Ten noordoosten, barokke Heilige Ursulakapel (1651, 1676), combinatie van vier- en achtkant, met pilaster- en kordongeleding: respectievelijk cirkelvormige lantaarn omgeven door balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en door middel van oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. opengewerkte attiek en octogonale lantaarn met voluutbegrenzing; aanleunende kleine, vermoedelijk voormalige sacristie van kapel, met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Ten zuidoosten, rechthoekige Heilige Marculphuskapel (1690) met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede annex: grotendeels gemaskeerd door de één bouwlaag hoge rechthoekige neogotische sacristie (1904-1906) onder schilddak met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., met spitsboogvensters, pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Ten oosten octogonaal drie bouwlagen hoog traptorentje met ingesnoerde spits.
Gaaf bewaard oorspronkelijk interieur in Brabants laatgotische stijl. Harmonische opbouw en markante ruimtewerking door de dubbele opstelling van zijbeuken en het rijzig opgevatte koorgedeelte. Op gewelven na in 1931-1933 ontpleisterd; sober en aangepast coloriet bekomen door de gepolychromeerde gewelfsleutels en kruisribben, de vergulde kapitelen en zwikopvullingen, de muurschilderingen in het koor en de lichtinval via de kleurrijke glasramen.
Drieledige opstand in de middenbeuk, tweeledig in het transept en het koor. Spitsboogarcade tussen midden- en zijbeuken gedragen door zuilen op octogonale sokkels; kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met enkele koolbladkrans onder achtkantige dekplaat. Barokke apostelbeelden op tussen 1641 en 1646 gedateerde sokkels. Rijk, met drielobben visblaasmotieven opengewerkt vijfdelig triforium boven geprofileerde lijst. Gelijkaardig getraceerde spitsbogige vijflichten, met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op colonnetten met sokkeltjes. Kruisriboverwelving op gebundelde schalken. Duidelijke constructieve en architectonische verschillen in de later toegevoegde twee bredere westtraveeën (eerste helft 16e eeuw) : bijkomende colonnet in de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) ten westen vermoedelijk wijzend op de oorspronkelijke beëindiging van de middenbeuk; overgang via brede gordelboog ; scheiding met zijbeuken door enkele brede gedrukte spitsboog op bundelpijlers ; middenschalk van overkluizing met sokkels, aanzettend op consooltje en hogere met loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren. versierde triforiumlijst. Trapeziumvormig rood en zwart marmeren doksaal, in cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. 1684 gedateerd : rondboogarcade op Toscaanse zuilen met vierkante sokkels, aan de westmuur op als engelenhoofden gebeeldhouwde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; bekronende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en stucplafond met voorstelling van heiligen en de legendarische boot met Onze-Lieve-Vrouw (cf. supra).
Dubbele zijbeuken onder kruisriboverwelving, gescheiden door een spitsboogarcade op kapiteelloze bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt., aan de muren opgevangen door kapiteelloze gebundelde schalken. Smallere uiterste zijbeuken met verhoogde bevloering : fungerend als kapellen - voorheen van de diverse broederschappen en gildeverenigingen, met houten of koperen afsluitingen -, en als schoring van de gewelfdruk. Gelijkaardige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. als in de middenbeuk. Benedenmuren met spitsboogtraceringen met drielobversiering, fraaie figurale zwikopvulling en deelzuiltjes op sokkel, boven zitbanken. In de bredere 16e eeuwse traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wijzen de rondboogtracering en de bladwerkvulling in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. op renaissance-invloeden.
Transept met kruising onder kruisribgewelf, op gebundelde driekwartzuilen met bladwerkkapitelen ten westen, kapiteelloze bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. ten oosten. Transeptarmen met kruisriboverwelving op kapiteelloze schalken. Tweeledige opstand : loopgang met door visblaastracering opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., boven met loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren. versierde lijst ten westen; gedichte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. boven de zijbeuken. Eén- of tweeledige blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. gotische spitsboogtraceringen boven de zitbanken; rijkere ingeschreven drielobben driepastracering in de bovenste geleding. Fraaie eikenhouten neogotische tochtportalen van 1880 door E. Marchant, n.o.v. architect Auguste Schoy.
Rijzige en heldere koorpartij met tweeledige opstand, kruis- en straalgewelf. Verticaliserend effect door de kapiteelloze bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. en de hoge spits- en lancetbogige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de sluiting. Benedenmuren met drielobtracering in spitsboogomlijsting, boven zitbanken; gepolychromeerde muurschilderingen met uitbeelding van heiligen, boven rechthoekige gehistorieerde scènes : kopieën van 1867 door J. Van der Plaetsen, naar originelen in 1435 geschonken door Willem Clutinck en ontdekt na ontpleistering (1860). Gebeeldhouwde zwikopvullingen met Bijbelse en legendarische taferelen. Spitsboogdeur ten noordoosten leidend naar het Sacrarium, met netgewelf op druipers.
Aan weerszij van het koor, imposante barokke wit en zwart marmeren toegangsportalen tot kapellen : eikenhouten deuren met messing, rondboogomlijsting tussen pilasters met rijke bladwerkkapitelen; cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. tussen putti; beelden van Trouw en Standvastigheid en buste van H. Ursula door Gabriël de Grupello ten noorden, beelden van Hoop en Geloof en buste van de Heilge Marculphus ten zuiden; bekronend wapenschild van de familie Tour en Tassis, die de gelijknamige kapellen liet oprichten. H. Ursulakapel met grafkelder van de familie Tour en Tassis, in 1651 aangevat door architect Lucas Fayd’herbe, in 1676 ingericht door architect-ingenieur V. Anthony: tweedelige kapel met combinatie van vier- en achtkant, gescheiden door een rondboog, onder dubbel koepelgewelf, ten oosten verfraaid met gepolychromeerde emblemen en vergulde initialen van voornoemde familie; wit en zwart marmeren bevloering; zwart marmeren muurbekleding met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en nissen opgeluisterd door wit marmeren beeldhouwwerk. H. Marculphuskapel, daterend van 1690 : combinatie van twee achtkanten, met kleurrijke gemarmerde houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, onder eveneens dubbel koepelgewelf; rijkelijk versierd met cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. en nissen met beelden.
Mobilair.
Twee retabelluiken met schenkers en schenksters en hun patroonheiligen (tweede helft 16e eeuw); triptiek met Verrijzenis van Christus, door Michiel Coxie (1592); vier kruisboogschutters en patroonheiligen (1599); Boodschap aan Maria (einde 16e eeuw); Onthoofding van Heilige Barbara, door Erasmus Quellin (midden 17e eeuw); Bekering van Heilige Hubertus, toegeschreven aan Jacob Van Oost (midden 17e eeuw); muurschilderingen (koor) door Jean Van der Plaetsen (1867), kopieën naar originelen (geschonken in 1435); muurschilderingen met Kruisweg, door Edward Dujardin (1884).
Sluitsteen met vervoering van miraculeus Mariabeeld (15e eeuw); Heilige Wivina in gepolychromeerd hout (eind 16e eeuw); medaillonRonde of ovale cartouche. met legendarische boot met miraculeus Onze-Lieve-Vrouwebeeld (gift ca. 1625); Apostelbeelden uit Avesnesteen (zuilen middenbeuk), waaronder diverse door Tobias De Lelis (1641-1646); Heilige Ursula in marmer, door Hieronymus II Duquesnoy (1651-1654); de Waarheid in marmer, door Jan Van Delen (1653); de Hoop in marmer, door Gabriël de Grupello (1673-1688); Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel in gepolychromeerd hout (16e eeuw); Heilige Sebastiaan in geschilderd hout (17e eeuw); Heilige Jozef met kind Jezus in marmer (ca. 1700); Heilige Barbara, door Jean François Malfait (1846-1909); Heilige Hubertus (eerste helft 20e eeuw), kopie naar een origineel uit de 15e eeuw.
Talrijke grafstenen, epitafen en grafmonumenten onder meer dat van ridder Claude Bouton († 1556); van Flaminio Garnier († 1592, in de vorm van een albasten retabel in renaissancestijl; gerestaureerd in 1880); van Lamoral Claude Tour en Tassis, door M. Van Beveren (1678; gerestaureerd 1884 door E. Simonis) en van zijn gemalin A. de Hornes († 1693); van de Franse dichter J.-B. Rousseau († 1741), geplaatst in 1842; van markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. Auguste dal Pozzo († 1781), door Jacques Jaquet (1850) n.o.v. architect J.F. Vander Rit.
Wit en zwart marmeren altaar in Heilige Ursulakapel (tweede helft 17e eeuw); gemarmerd houten altaar in Heilige Marculphuskapel, met antependium in verguld Mechels leder (midden 18e eeuw); altaar van Heilige Wivina, met reliekschrijn door Wilmotte (1870) en verguld houten beeld (1905); neogotisch hoogaltaar (1884); altaar van Onze-Lieve-Vrouw (eind 19e eeuw).
Eikenhouten preekstoel door M. De Vos (1697; afkomstig uit de voormalige Augustijnenkerk).
Orgelkast door J. Van Gelder, in 1935 gewijzigd door Boeckx, en orgel toegeschreven aan J.B.B. Goynaut (1764), in 1893-1894 vernieuwd door Schyven; in 1987-1989 restauratie en gedeeltelijke reconstructie van de orgelkast, naar 18e eeuwse toestand, en wederopbouw van het Goynautorgel door de Manufacture d’orgues luxembourgeoise o.l.v. G. Westenfelder.
Jacquemart (15e eeuw ?); Kruisbeeld door Briffaerts (1866); wijwatervat (1595).
Twee glasramen met wapenschilden (gedateerd 1545), samengesteld door S. Coucke (1861) uit verschillende fragmenten van voormalige kerkramen. Verder talrijke glasramen uit ca. 1850-1950 met onder meer heiligentaferelen, adellijke wapens, huldebetoon aan diverse broederschappen en aan de oudstrijders van WO I, door S. Coucke, C. Ganton-Dufoin, L. Crespin.
Bronnen
Publicaties en studies
DES MAREZ G., Traité d’Architecture dans son application aux monuments de Bruxelles, Brussel, 1921, pp. 161-226.
DES MAREZ G., 1979, p. 183-197.
FERRARD, J., SIC, Het orgel van de Onze-Lieve-Vrouw ten Zavelkerk, 1989.
THIBAUT DE MAISIERES M., Les églises gothiques de Bruxelles, Brussel, 1942, p. 26-30, pl. XXVII-XXXII.
Tijdschriften
DESSAER-MAESSCHALK M., A propos des restaurations successives de l’église Notre-Dame de Sablon à Bruxelles (Bulletin CRMS, dl. 5, 1975-1976, pp. 18-79).