Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Félix PAUWELS – architect – 1857
INCONNU - ONBEKEND – 1780-1790
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30169
Beschrijving
Herenhuis
met aanhorigheden in classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, ca. 1785.
Hoofdgebouw op L-vormige plattegrond. Pleinvleugel (zuid) met dubbelhuisopstand van drie bouwlagen onder tweeledig zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; oorspronkelijk slechts vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitgebreid met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links n.o.v. architect F. Pauwels (1857). Heden gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. voorgevel met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie. Benedenverdieping voorheen gemarkeerd door korfboogpoort - zoals huidige inkom in de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) - in geprofileerde omlijsting met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder gestrekt entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; voorts hoge sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en getraliede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel. Aangepast tot winkelpui met pilasterindeling onder breed balkon met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., n.o.v. architect L. Govaerts (1954); hierbij verdween ook het uiterst linkse balkon van 1857. Verdiepingen met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voorzien van waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., op kordonvormende lekdrempels; vernieuwde luiken. Gevelbeëindiging door kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. boven bedekte steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. geritmeerd door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering..
Tuinvleugel (oost) met hoog souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., twee bouwlagen, respectievelijk zeven en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken., op hoge natuurstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., op bel-etage en lagere bovenste verdieping met vlakke, hardstenen blokomlijsting. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; drie gewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Aansluitend en sterk inspringend, stallingen met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder afgesnuit zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met twee dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken. en belijnd door kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Hoge rondboogpoorten in met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. belijnd veld, uitstralend rond de diamantkopsleutels in twee linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); rechthoekige souterrainvensters in dito omlijsting in twee rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); voorts rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie.
Markant en goed bewaard interieur in Lodewijk XVI-stijl. Fraaie trapzaal met stucdecor, houten helicoïdale trap met rijk bewerkte trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. en leuning, nisbeelden en bescheiden koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.; afzonderlijke houten diensttrap met trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap.. Salons en vertrekken in enfilade, met verzorgde lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, schouwen en plafonds, op verdieping.
Ten westen van de binnenplaats, stallingen met twee bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken., met brede korfboogpoort links, steekboogvenstersBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster., in riemomlijsting op lagere bovenverdieping, en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; arduinen pomp. Oranjerie in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder tentdakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. uit de eerste helft van de 19e eeuw. Zuidgevel opgebouwd uit vlakke hardstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) afgewerkt met brede friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; volledig beglaasd met kleine metalen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Ten zuiden, twee breedhuisjes met oude kern opklimmend tot de 17e eeuw, naar verluidt resten van een vroegere gang; twee bouwlagen en respectievelijk twee en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met aandaken. Linker pand in traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). bak- en zandsteenbouw, jaarankers 1644, met voormalige kruiskozijnen; vermoedelijk toegevoegde, getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. geveltop met lelie-ankers en drie rondboogvensters. Rechter pand bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd met aangepaste rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; markant polychroom beschilderd plafond met rankwerkdecor in barokstijl in het interieur.
Hoofdgebouw op L-vormige plattegrond. Pleinvleugel (zuid) met dubbelhuisopstand van drie bouwlagen onder tweeledig zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; oorspronkelijk slechts vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitgebreid met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links n.o.v. architect F. Pauwels (1857). Heden gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. voorgevel met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie. Benedenverdieping voorheen gemarkeerd door korfboogpoort - zoals huidige inkom in de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) - in geprofileerde omlijsting met imposten en sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder gestrekt entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; voorts hoge sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en getraliede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel. Aangepast tot winkelpui met pilasterindeling onder breed balkon met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., n.o.v. architect L. Govaerts (1954); hierbij verdween ook het uiterst linkse balkon van 1857. Verdiepingen met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voorzien van waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., op kordonvormende lekdrempels; vernieuwde luiken. Gevelbeëindiging door kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. boven bedekte steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. geritmeerd door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering..
Tuinvleugel (oost) met hoog souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., twee bouwlagen, respectievelijk zeven en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken., op hoge natuurstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., op bel-etage en lagere bovenste verdieping met vlakke, hardstenen blokomlijsting. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel.; drie gewolfde dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Aansluitend en sterk inspringend, stallingen met souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder afgesnuit zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met twee dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken. en belijnd door kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Hoge rondboogpoorten in met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. belijnd veld, uitstralend rond de diamantkopsleutels in twee linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); rechthoekige souterrainvensters in dito omlijsting in twee rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); voorts rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie.
Markant en goed bewaard interieur in Lodewijk XVI-stijl. Fraaie trapzaal met stucdecor, houten helicoïdale trap met rijk bewerkte trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. en leuning, nisbeelden en bescheiden koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.; afzonderlijke houten diensttrap met trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap.. Salons en vertrekken in enfilade, met verzorgde lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, schouwen en plafonds, op verdieping.
Ten westen van de binnenplaats, stallingen met twee bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. GecementeerdMet portlandcement bestrijken., met brede korfboogpoort links, steekboogvenstersBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster., in riemomlijsting op lagere bovenverdieping, en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; arduinen pomp. Oranjerie in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder tentdakDak met vier dakvlakken die in één punt samenkomen (tentdak); onttopt tot een vierzijdig plat dak vormt het een paviljoendak. uit de eerste helft van de 19e eeuw. Zuidgevel opgebouwd uit vlakke hardstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) afgewerkt met brede friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; volledig beglaasd met kleine metalen roedenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Ten zuiden, twee breedhuisjes met oude kern opklimmend tot de 17e eeuw, naar verluidt resten van een vroegere gang; twee bouwlagen en respectievelijk twee en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder steil zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met aandaken. Linker pand in traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). bak- en zandsteenbouw, jaarankers 1644, met voormalige kruiskozijnen; vermoedelijk toegevoegde, getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. geveltop met lelie-ankers en drie rondboogvensters. Rechter pand bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd met aangepaste rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; markant polychroom beschilderd plafond met rankwerkdecor in barokstijl in het interieur.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 11892 (1857), 62624 (1954).