Typologie(ën)
tentoonstellingszaal
Ontwerper(s)
Gédéon BORDIAU – architect – 1879-1904
Charles GIRAULT – architect – 1908-1910
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Beschrijving
Noordpaviljoen
Gebogen galerijen
Vleugels rond het binnenhof
Grote noordelijke hal
Het Koninklijk Legermuseum werd opgericht naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling van 1910. Voor dit evenement verzamelde een jonge officier, Louis Leconte, meer dan 900 voorwerpen die het militaire verleden van België illustreerden. De officiële oprichting van het museum gebeurde door een K.B. van 28.11.1911. Aanvankelijk vond het museum een onderkomen in de abdij van Terkameren, in de oude lokalen van de Koninklijke Militaire School. Toen zijn collectie sterk toenam, verhuisde de instelling in 1923 naar het complex in het Jubelpark, waar geleidelijk verschillende gebouwen in het noordelijk deel werden ingenomen.
Geschiedenis
Naar aanleiding van de Nationale Tentoonstelling van 1880 ontwierp architect Gédéon Bordiau voor de site een paleis bestaande uit een triomfboog die verbonden is met twee paviljoenen (A, B) via een halfcirkelvormige zuilengalerij (C) (zie notitie). Gebouwd in verschillende fasen en onder de bescherming van koning Leopold II werd dit geheel pas in 1905, na de dood van Bordiau, voltooid. In dat het jaar vond de bouw plaats van de triomfboog (D) naar een nieuw plan van architect Charles Girault. Vanaf het begin had Bordiau voorzien dat het complex zowel aan de kant van de Renaissancelaan als aan de kant van de Nerviërslaan zou worden vervolledigd met een vleugel die loodrecht zou staan op het paviljoen. Niettemin werden voor de Nationale Tentoonstelling van 1880 geen permanente maar tijdelijke hallen in ijzer en glas opgericht.
In 1888 vond in het Jubelpark de Grote Internationale Wedstrijd voor Wetenschap en Nijverheid plaats. Voor die gelegenheid werd de halfcirkelvormige zuilengalerij (C) afgewerkt. Achter dit complex waren onder meer de nieuwe metalen hallen opgericht. Twee parallelle galerijen liepen evenwijdig met de benedenverdieping van de halfcirkelvormige zuilengalerij, terwijl zijwaarts andere hallen werden gebouwd rond twee vierkante tuinen; vandaag zijn enkel nog bepaalde constructies van het noordelijk deel van de site bewaard gebleven (E, G, I). Achteraan de triomfboog bevond zich de grootste van deze metalen hallen, de Internationale Hal van de Machines, gebouwd door de bedrijven van J. Cockerill en M. Rolin. Deze vernieuwende constructie bestond uit een metalen geraamte en was ontworpen met één enkele spanwijdte van 235 meter. Na de Wedstrijd hadden er tentoonstellingen over landbouw en industrie plaats.
Voor de Wereldtentoonstelling van 1897 werd de grote hal achteraan in noordelijke richting verlengd met een honderdtal meter waardoor ze een lengte kreeg van 340 meter. De andere metalen hallen van 1888 werden behouden. Het jaar na de Wereldtentoonstelling werden op vraag van Leopold II vijf van de in de as van de triomfboog liggende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de grote hal gedemonteerd, waardoor het uitzicht in de richting van de Tervurenlaan werd vrijgemaakt. Op die manier werd de grote hal omgebouwd tot twee afzonderlijke hallen (L, Q).
Het was in die periode dat Bordiau begon aan het definitieve ontwerp van de zijvleugels van de site. Toen hij in 1904 overleed, was slechts een deel van de uitvoeringsplannen van de zuidvleugel afgewerkt. De leiding van de werf werd overgenomen door Léopold Piron, die in 1905 de bouw van de zuidvleugel aanvatte en een ontwerp in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. voor zijn noordelijke pendant voorstelde. Dit voorstel kreeg zoveel kritiek dat het nooit werd uitgevoerd (HENNAUT, E., 2003, p. 83). De gevel in de richting van de stad en de hallen die erachter lagen (G, I), bleven dus zoals ze waren gebouwd in 1888.
Op de dag van de inhuldiging van de triomfboog, in 1905, zag Leopold II dat ondanks de verwijdering van de vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van de noordelijke en zuidelijke grote hal (L, Q) in de laterale bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. te zien waren. De koning droeg Girault dan ook op om het probleem op te lossen en dit onderdeel van de esplanade langs de kant van Tervuren (N) te verbeteren tegen de Wereldtentoonstelling van 1910.
Vanaf 1899, na de afbraak van de vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de grote hal, had Bordiau al een ontwerp voor de gevels van de twee nieuwe gehelen getekend: tegenover de esplanade tot aan de triomfboog en in de richting van Tervuren moesten de gevels verfraaid worden met een Dorische zuilengalerij in hardsteen en voorzien van monumentale ingangen met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..
In maart 1908 stelde Girault op zijn beurt een ambitieus plan voor dat het gladschaven van de hallen aan de kant van de esplanade omvatte, de verwijdering van de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. en de bouw van gewelfde daken. Hij tekende nieuwe stenen gevels in dezelfde stijl als de triomfboog. Ze liepen door tot aan laatstgenoemde en in de richting van Tervuren werden er twee grote paviljoenen aan gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd..
Uiteindelijk zou het meest bescheiden plan – in mei 1908 door Girault getekend – worden uitgevoerd in 1910: van elke hal werden drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verwijderd, hun topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. werd naar achteren gebracht en vooraan kwam een monumentale portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. (M, P). In 1909 ontwierp de architect tussen het voorportaal en de triomfboog nog een verbindingsmuur met een doorgang (K, O). De in hardsteen uitgevoerde toevoegingen van Girault in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. hadden tot doel het contrast tussen de triomfboog en het industriële uitzicht van de hallen te minimaliseren. De architect was echter nauwelijks aanwezig op de werf en liet de leiding van de werkzaamheden over aan architect Jean-Joseph Caluwaers (HENNAUT, E., 2003, p. 93).
De inhuldiging van het nieuwe Koninklijk Legermuseum vond plaats op 22.07.1923 in aanwezigheid van koning Albert I. Het museum kreeg de beschikking over de gebogen galerijen van het noordelijke gedeelte van de halfcirkelvormige zuilengalerij (C, E) en over de metalen hallen in het westen en het zuiden van de binnentuin (G, I). Na het overlijden van Albert I in 1934 nam het Koninklijk Legermuseum een deel van het noordelijk paviljoen van 1880 in bezit (A), waar sinds 1886 de verzameling afgietsels van de toekomstige Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis was ondergebracht. Op 09.04.1935 opende Leopold III er een zaal gewijd aan zijn vader en de Grote Oorlog. Na de Tweede Wereldoorlog eigende het Koninklijk Legermuseum zich het volledige noordelijke paviljoen toe. Daar werd de afdeling over Leopold III en de Tweede Wereldoorlog ondergebracht. De inhuldiging vond plaats op 10.05.1955 door koning Boudewijn. Twee jaar daarvoor had het museum zijn huidige officiële naam gekregen: Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis.
In 1972 werd in de grote noordelijke hal (L) de Lucht- en Ruimtevaartafdeling geopend, waar in de loop der jaren diverse evenementen plaatsvonden (autosport, springconcoursen voor paarden, luchtvaarttentoonstellingen). In 1980 was het de beurt aan de Pantserafdeling die werd ondergebracht in de tot overdekte binnenplaats omgevormde binnentuin (H). Vanaf dat ogenblik ging het museum ook gebruikmaken van de ruimte die zich bovenaan de triomfboog (D), de zogenaamde Titeca-zaal, bevindt. Tussen 1985 en 1987 organiseerde de Regie der Gebouwen een grondige herinrichting van het noordelijk paviljoen (A) dat inmiddels was omgedoopt tot Bordiauhal. Vandaag is daar het Europees Forum van Hedendaagse Conflicten ondergebracht. In 1996 ten slotte werd in de driehoekige binnenplaats de nieuwe afdeling Marine gehuisvest (J).
Beschrijving
Noordpaviljoen (A)
Het noordpaviljoen, dat werd gebouwd voor de Nationale Tentoonstelling van 1880 en net als zijn zuidelijke tegenhanger in 1946 door een brand werd verwoest, is het oudste gebouw van het Jubelpark. Het is een mengeling van steen en metaal en combineert op een geheel eigen manier klassieke strengheid en industriële vernieuwing.
Het gebouw heeft een rechthoekig grondplan met op elke hoek een voorbouw. Zijn indrukwekkende, in een gemetselde structuur gevatte, stalen geraamte vormt een tongewelf met één grote spanwijdte, bestaande uit acht grote bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Deze worden langs de zijgevels geschraagd door gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. steunbogen met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., rustend op gemetselde steunberen. Ze bestaan uit twee gebogen balken verbonden door middel van metalen stukken die een rooster vormen, een motief dat ook in de andere metalen constructies van Bordiau is terug te vinden. Op de top van het dak bevindt zich een zadeldakvormige daklantaarn waarvan alleen de smalle verticale zijwanden beglaasd zijn.
In de oost- en westgevel bevinden zich twee grote glasramen in de vorm van een halve rozet. Ze zijn opgebouwd uit een elegant metalen netwerk versierd met rankwerkVersiering bestaande uit een buigzame, slingerende tak, versierd met lofwerk.; de stralen bevatten de wapens van de negen Belgische provincies. Op de kruising van de belangrijkste stralen bevonden zich vroeger rozetten, die thans echter verdwenen zijn. Het brede ronde hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. rust op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en wordt onderaan belijnd door een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met opengewerkte cirkels.
Beide glasramen zijn bijzonder verzorgd. Bordiau kon in 1879 niet voorzien dat latere gebouwen het oostelijke exemplaar vrijwel onzichtbaar zouden maken. Bij de renovatie in de jaren 1980 werd het westelijke glasraam volledig vernieuwd met uitzondering van de gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. motieven. Het oostelijke glasraam werd ter plaatse gerestaureerd (HENNAUT, E., 2003, p. 26).
De gemetselde gevels bestaan uit drie met stenen beklede bouwlagen die naar de hoogte toe geraffineerder worden. De hoge sokkel in hardsteen met rustica is kenmerkend voor vrijwel alle gebouwen van het Jubelpark. Dan volgt een lage bouwlaag in glad gepolijste hardsteen met smalle, door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gescheiden venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze twee bouwlagen lopen door in de gevel van de halfcirkelvormige zuilengalerij, wat de homogeniteit van het geheel verzekert. De hoogste bouwlaag is bekleed met een klein verband van witsteen van Gobertange.
In de westelijke gevel bevindt zich de voormalige hoofdingang van het paviljoen. Hij heeft de vorm van een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met Dorische zuilen en is bereikbaar via brede traptreden geflankeerd door sokkels. De zijgevels zijn geritmeerd door vierkante Dorische zuilen die de steunberen vormen van het dakgebinte. Ze zijn bovenaan onderling verbonden door dubbele liggers met traliewerk. De voorbouwen op de hoeken hebben aan beide kanten een groot rondboogvenster. Aan de zijkant wordt dit vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. geflankeerd door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en in het westen door zuilen onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Het Korinthische decor van de gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. van de zuilen is thans verdwenen. Het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. is vervangen.
Bordiau had op zijn plan voorzien om de top van beide beglaasde gevels, de voorbouwen en de steunberen met beelden te versieren. Op de sokkels van de toegangstrap tekende hij leeuwen en fonteinen en voor de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvakken van de zijgevels voorzag hij bas-reliëfs.
Binnen is het gebinte zichtbaar. De glasramen zijn belijnd met een bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met cassetten met een bloemmotief. Bij de renovatie van het paviljoen onder leiding van de architecten André Balériaux en Jacques Mortier, werden een souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en twee tussenverdiepingen gecreëerd; deze laatste doorbreken de eenheid van de oorspronkelijke ruimte van 30 meter hoog.
Gebogen galerijen (C, E)
De onderste bouwlaag van de halfcirkelvormige zuilengalerij (C), die werd voltooid voor de Wedstrijd van 1888, werd ingericht als tentoonstellingsruimte. Deze was oorspronkelijk achteraan open en voorzien van een Dorische zuilenrij die de achtergevel van de bovenste bouwlaag ondersteunde. De tussenruimte tussen de zuilen werd voor 1923 dichtgemaakt. Achter de halfcirkelvormige zuilengalerij liggen de twee metalen galerijen van dezelfde tijd (E). Deze hebben een dakgebint bestaande uit dubbele liggers met roosterwerk en hebben een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. dat onderbroken wordt door een daklantaarn. Ze zijn van elkaar gescheiden door eenvoudige pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) waartussen wanden werden geplaatst.
In de galerij van de halfcirkelvormige zuilengalerij bevindt zich sinds 1987 de collectie wapens en wapenrustingen van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, die vroeger in de Hallepoort was ondergebracht. De eerste metalen galerij, de zogenaamde technische zaal, is gewijd aan wapens van de 19de eeuw. De tweede, gewijd aan het Belgische leger uit diezelfde periode, is sinds 1923 nauwelijks veranderd.
Aan de kant van de esplanade zijn de metalen galerijen gemaskeerd door een van de twee identieke verbindingsmuren (K) die Girault in 1909 tussen de triomfboog en de grote hallen liet bouwen. Door de schuine inplanting hiervan moesten de uiteinden van de galerijen worden afgebroken. De gevel in hardsteen en in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk., is, net als de in dezelfde periode ontworpen portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. van de grote hallen (M, P), gekenmerkt door een centrale terugwijkende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., die de hoofdingang van het museum is geworden. Hij bestaat uit twee Dorische zuilen geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met de naam van de instelling. De brede deur met metalen vleugels wordt bekroond door het monogram van Leopold II afgeboord met een guirlande. Laterale nissen bestemd voor beelden en een Griekse friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). weerspiegelen het decor van het interieur van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. van de hallen. De gevel is bekroond met een attiekmuur met ovale motieven.
Vleugels rond het binnenhof (G, I)
De vierkante binnenplaats van het museum (H), waarin de Pantserafdeling is ondergebracht, wordt begrensd door een metalen galerij onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. In het oosten steunt dit op de zijbeuk van de grote hal (L). In het zuiden en het westen wordt de binnenplaats geflankeerd door twee kleinere in L-vorm geplaatste hallen (G, I). Deze werden ontworpen voor de Wedstrijd van 1888, samen met drie hallen ten noorden van de binnenplaats die loodrecht stonden op de Renaissancelaan. Ze werden in 1959 gesloopt voor de bouw van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (F). Bij diezelfde gelegenheid werd de westelijke hal (G) kleiner gemaakt.
De in L-vorm opgestelde hallen (G, I), waarin de collecties betreffende de Eerste Wereldoorlog zijn ondergebracht, hebben net als de galerijen allebei een metalen structuur met gebinte met roosterwerk. Hun zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. wordt onderbroken door een hoge daklantaarn van dezelfde vorm, waarvan alleen de zijkanten beglaasd zijn. De structuur van de muren is opgevuld met bakstenen.
Aan de kant van de stad heeft de westelijke hal (G) een ondiepe voorbouw met de dienstingang van het museum. Deze werd in 1888 eveneens als tijdelijke constructie gebouwd en verloor op hetzelfde moment als de hal zijn linkeruiteinde. De gevel is thans in slechte staat. Hij bestaat eveneens uit een metalen structuur opgevuld met bakstenen, maar hij is bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Deze bepleistering was oorspronkelijk beschilderd in een imitatie van witsteen en hardsteen. De gevel werd bovendien bekroond met een attiekbalustrade, die net als zijn zuidelijke tegenhanger, die van de Albert-Elisabethgalerij van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, in 1905-1906 in steen werd gereconstrueerd. Het gebouw zelf is bekroond met een attiekmuur en heeft talrijke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.: die van het rechtergedeelte zijn bewaard, die van het linkergedeelte dateren van tijdens het interbellum (HENNAUT, E., 2003, pp. 82-86). Het heeft een breed terras dat thans is verbouwd tot rijweg. De vleugel is bereikbaar via een indrukwekkende trappenpartij geflankeerd door sokkels met valse rustica, waarop in 1888 zuilen stonden, zoals nog te zien is op een foto van 1905 (KIK, iconografisch fonds, 2310A).
Achter de halfcirkelvormige zuilengalerij bevindt zich tussen de gebogen galerijen een kleine driehoekige binnenplaats waar de schepen van de Marine zijn opgesteld (K).
Grote noordelijke hal (L)
Zoals zijn zuidelijke tegenhanger (Q), waar thans Autoworld is ondergebracht, resulteert de hal met de Afdeling Lucht- en Ruimtevaart uit de scheiding van de grote Machinegalerij die Bordiau in 1881 ontwierp voor de Wedstrijd van 1888.
Het gebouw is 170 meter lang met een middenbeuk van 48 meter breed onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met een lange beglaasde daklantaarn. De middenbeuk met lichtjes spitsboogvormen metalen skelet, wordt geflankeerd door twee zijbeuken van 10 meter breed onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. en met tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. De hal heeft grote venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Aan de kant van de esplanade bevindt zich een in 1908 door Girault ontworpen zuilengalerij (M) in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk.. Ze is versierd met decoratieve motieven geïnspireerd door modellen van de Parijse beeldhouwers Germain en Chatillon (HENNAUT, E., 2003, p. 93). Deze voorbouw is hoger en breder dan de zijbeuken en maskeert zo de drieledige structuur van het gebouw van Bordiau. Hij bestaat uit Dorische zuilen onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). versierd met lauriertakken en een hoge attiekmuur met afwisselend panelen en bloemguirlandes. Centraal, tussen gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. zuilen, bevindt zich een hoog portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met tongewelf. De zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. zijn versierd met reliëfs van languit gestrekte vrouwenfiguren. Op de korte zijden is de zuilengalerij afgesloten door twee zuilen onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. geritmeerd door vazen.
De vloer van de zuilengalerij is bekleed met twee soorten marmer en het plafond bestaat uit cassetten van gewapend beton met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. hardsteen (HENNAUT, E., 2003, p. 93). Op de achtermuur die oorspronkelijk bestond uit een structuur opgevuld met bakstenen, wisselen nissen en brede deuren met mooie beglaasde smeedijzeren vleugels elkaar af. Hij is tevens versierd met een meanderfries.
Boven de zuilengalerij duikt zonder overgang de bovenkant op van de door Bordiau ontworpen topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Hij is volledig beglaasd en heeft een zichtbare dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. Hij wordt doorkruist door metalen posten en liggers met roosterwerk.
De zijgevels van de hal worden gestructureerd door samengeklonken metalen posten. De hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de middenbeuk vormen een doorlopend vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. De gevels van de zijbeuken zijn opgevuld met rode bakstenen en hebben vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met metalen roedeverdeling. Op halve hoogte is de metalen ligger te zien die de tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. ondersteunt. De gevel in de richting van Tervuren heeft, net als het noordelijke paviljoen, een sokkel in hardsteen met rustica.
Aan de kant van de Renaissancelaan is de topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. die Bordiau ontwierp toen hij de hal voor de Tentoonstelling van 1897 moest verlengen, minder verzorgd dan die aan de kant van de esplanade. Zijn onderste gedeelte is thans bekleed met golfplaat. De structuur van posten en liggers ligt hier aan de binnenkant, zodat aan straatzijde een vlakke glazen gevel te zien is. Het skelet is verborgen achter een bekleding van zinken platen.
Aan de binnenkant bevinden de in gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. sokkels verankerde bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. zich op tien meter van elkaar. De zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. moesten oorspronkelijk versierd worden. Zowel de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. als de liggers van het dak zijn voorzien van roosterwerk. De tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. is afgeboord met een metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met een gelijkaardig motief.
Beschermd op 22.04.2004.
Bronnen
Archieven
Archives d’Architecture moderne.
Archief Charles Girault, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Archief van het Koninklijk Paleis.
Archives nationales de France.
Archief Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis.
ARA/Ministerie van Openbare Werken, Administratie van Gebouwen, Kaarten en Plannen van Overheidsgebouwen, 27-40.
SAB/PP 408 (1879), K16 (1906-1909).
SAB/OW 60701 (1887-1888), 89311 (1983).
KIK, iconografisch fonds.
Publicaties en studies
1914-1918 / 1939-1945. Bruxelles – la Halle Bordiau – Projet des aménagements. Brussel – De Bordiauhal – Ontwerp voor herinrichting, Musée royal de l’Armée – Koninklijk Legermuseum, Brussel, 1992.
1970-1995. Section Air et Espace. Afdeling Lucht- en Ruimtevaart, Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire – Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, 1995.
Album commémoratif de l’Exposition nationale, 1830-1880.
DELTOUR-LEVIE, C., HANOSSET, Y., Het Jubelpark. Zijn gebouwen en musea, Reeks Brussel, stad van kunst en geschiedenis, 1, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Monumenten en Landschappen, Brussel, 1993.
HENNAUT, E. (ed.), Parc du Cinquantenaire, le complexe architectural dans ses relations avec le parc, studie uitgevoerd voor de Koning Boudewijnstichting, Archives d’Architecture moderne, 2003.
Kroniek van het Jubelpark, 1880-1980, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1980.
Le Musée royal de l’Armée. Halle Bordiau. Het Koninklijk Legermuseum. Hall Bordiau, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel, [1987].
RANIERI, L., Léopold II urbaniste, Hayez, Brussel, 1973, p. 138.
SNAET, J., De luchtvaarthal van het Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgschiedenis. Historische studie, Regie der Gebouwen, 2006.
Tijdschriften
Bruxelles Exposition 1897, officieel orgaan van de Internationale Tentoonstelling, Rossel, Brussel, 1897.
VANDENBREEDEN, J., ‘Le centenaire du Cinquantenaire. Le Palais des Arts Industriels de G. Bordiau’, Crédit communal de Belgique, Bulletin trimestriel, 134, 1980, pp. 231-250.
DE SCHOUTHEETE DE TERVARENT, I., ‘Le Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire’, Demeures Historiques et Jardins, 150, 2006, pp. 30-35.
‘Constructions du Grand Concours international’, Journal illustré de l’Exposition universelle de Bruxelles 1888, pp. 59-63.
‘Fêtes de 1880 – Le Palais d’Exposition des Arts industriels’, L’Émulation, 1879, kol. 25-29.
‘Exposition nationale de 1880’, L’Émulation, 1881, kol. 23, pl. 1-12.
L’Illustration nationale des Fêtes et Cérémonies du 50e Anniversaire de l’Indépendance de la Belgique, Brussel, 1880.
Websites
www.klm-mra.be