Koninklijke Musea voor Schone Kunsten
Regentschapsstraat 3-5
Museumplein
Museumstraat
Koningsplein
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Alphonse BALAT – architect – 1874-1880
Albert VAN HUFFEL – architect, schilder – 1923-1930
R. DELERS – 1972-1974
J. BELLEMANS – architect – 1972-1974
Roger BASTIN – architect – 1984
Leo BEECK – architect – 1984
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Historiek.
Opgericht door Napoleon in 1801 als Museum van het Dijledepartement, als onderdeel van een reeks van vijftien departementale musea ter decentralisatie van het Louvre. Toegevoegd aan een eerste museumverzameling, kort voordien samengesteld door Guillaume Jacques Joseph Bosschaert (1737-1815), eerste conservator in 1798. Ondergebracht in het Oude Hof, of het voormalig paleis van Karel van Lotharingen, voor het publiek opengesteld in 1803. Eerste collectie, kern van de huidige verzamelingen Oude kunst, samengesteld uit een selectie uit de anciens dépots van door de Republiek in beslag genomen doch afgekeurde kunstwerken (1798), twee zendingen uit Parijs (1802, 1811), de teruggave van door de Republiek weggevoerde kunstwerken (1815) en twee schenkingen door Willem I (1817, 1819). Overdracht van de collectie eigentijdse kunst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1834, oorsprong van de afdeling Moderne kunst. Museumverzameling, sinds 1811 eigendom van de Stad Brussel, in 1841 verworven door de Belgische Staat. In de loop van de 19e en de 20e eeuw uitgebreid door aankopen, schenkingen en legaten waaronder als belangrijkste de schenking de Grez (1914), della Faille de Leverghem (1942), het legaat Delporte-Livrauw (1973) en Goldschmidt (1990).
De oorspronkelijke zalen in het Oude Hof, werden na brand aangepast door architecten Nicolas Roget en Auguste Payen in 1828, onder meer met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Aanpassing en uitbreiding van het zalencomplex van de afdeling Moderne kunst door architecten E. Willame en P. Govaerts vanaf 1864, ingehuldigd in 1877; verzameling intussen voorlopig ondergebracht in het Academiënpaleis. Bouw van het Paleis voor Schone Kunsten, aanvankelijk bestemd voor tijdelijke tentoonstellingen en concerten, n.o.v. architect Alphonse Balat in 1874- 1880; reeds overbrenging van het Museum voor Oude Kunst in 1887. Museumzalen in het Oude Hof vervolgens integraal bezet door het Museum voor Moderne Kunst. Project voor uitbreiding en vrijmaking van de Musea in samenhang met de heraanleg van de Hofberg, vanaf 1882 door Balat uitgewerkt en vanaf 1895 door architect Henri Maquet voortgezet, doch in 1908 afgevoerd. Herinrichting van de zalen met vernieuwde opstelling van de verzamelingen door architect A. Van Huffel in 1923-1924/1930. Sluiting van het Museum voor Moderne Kunst in 1959 en gedeeltelijke afbraak van het Oude Hof in 1960, ingevolge de bouw van de Koninklijke Bibliotheek; ingebruikname van voorlopige tentoonstellingszalen in het zogenaamde Altenlohgebouw aan het Koningsplein in 1962 tot 1978. Uitbreiding van het Museum voor Oude Kunst met een nieuw zalencomplex en auditorium, gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan het Algemeen Rijksarchief, achter de gevels van het voormalige Paleis voor de Nationale Nijverheid aan het Museumplein, in project door architecten R. Delers en J. Bellemans vanaf 1962, in fasen ingehuldigd in 1972 en 1974. Incorporatie van de zogenaamde Argenteau-, Gresham- en Altenlohgebouwen aan het Koningsplein, respectievelijk in 1965, 1967 en 1969. Grondige renovatie van het Balatpaleis, in project door architecten E. de Felice en R. Delers vanaf 1970, in fasen uitgevoerd vanaf 1977. Gelijktijdig bouw van het ondergrondse Museum voor Moderne Kunst met inkom in het Altenlohgebouw, waarvoor eerste project door architecten Roger Bastin en L. Beeck van 1970-1973, tweede uitgewerkt vanaf 1974, aangevat in 1978. Geheel ingehuldigd in 1984. Laatste fase, de resterende gebouwen aan Regentschapsstraat, Koningsplein, Museumstraat en Museumplein, onder meer bestemd voor inrichting tot cafetaria, bibliotheek en patio (zie ook Koningsplein nr. 1-2 en 3).
Museum voor Oude Kunst.
Voormalig Paleis voor Schone Kunsten, aanvankelijk bestemd voor artistieke manifestaties zoals de Salons en driejaarlijkse tentoonstellingen, concerten en onder meer nationale plechtigheden. Diverse projecten voor oprichting van een dergelijk gebouw vanaf midden 19de eeuw, onder meer projecten van de architecten M.B. Meyers en J. Du Pré (1852) op het huidige Troonplein, J.-P. Cluysenaar (1862) als uitbreiding van het huidige Academiënpaleis, en Victor Besme (1862) in de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuwwijk. In 1871 definitieve aanwijzing van architect Alphonse Balat voor het ontwerp van het Paleis voor Schone Kunsten, en keuze van de inplanting, het voormalige ministerie van Justitie en de stallingen van de Graaf van Vlaanderen aan de Regentschapsstraat. Voorontwerp van 1872, in grote trekken mits enkele wijzigingen en toevoegingen uitgevoerd; definitief ontwerp van 1873. Bouw aangevat in 1874. Uitbreiding met een bijkomende vleugel aan de Museumstraat n.o.v. architect E. Willame van 1879 (zie aldaar nr. 3-9). Plechtige inhuldiging door Léopold II in 1880. Huidige functie sinds 1887.
Imposant museumgebouw in eclectische stijl met klassieke inslag, veruit de belangrijkste realisatie binnen het œuvre van Balat. Markante, half vrijstaande inplanting op een terrein met aanzienlijk verval. Monumentaal gevelfront aan de Regentschapsstraat. Aansluitende zuidelijke zijgevel uitziend op een bebost plantsoen afdalend naar de Ruisbroekstraat ; in 1992 heraangelegd tot Beeldentuin met fontein. Heldere plattegrond en ruimte-indeling, bepaald door de rechthoekige centrale hal, over twee bouwlagen omringd door galerijen, met inkomhal over de volle breedte, en ruime noordelijke uitbouw; verticale circulatie oorspronkelijk door vier monumentale trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en twee kleine trapkokers.
Voorgevel.
Langgerekt gevelfront met klassieke ordonnantie, geritmeerd door het brede centrale risaliet met colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. en de hoekpaviljoenen. Nadrukkelijke horizontale geleding, met sokkel, hoofdgeleding onderverdeeld in een verhoogde benedenverdieping en halve verdieping, breed geprononceerd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en hoge blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Het massieve karakter wordt gecompenseerd door het contrastrijke reliëf van vooruitspringende, open en gesloten, vlakke en bewerkte constituenten, met dieptewerking. Voorts gekenmerkt door de harmonische integratie van beeldhouwwerk in de architecturale compositie en de levendige combinatie van materialen met uiteenlopende kleur en textuur. Onbewerkte muurvlakken van natuursteen (Gobertange); vooruitspringende en bewerkte onderdelen - sokkel, risaliet, lijstwerk, deuren vensteromlijstingen - van hardsteen. Zuilschachten van gepolijst Schots graniet, -bases en kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. van brons ; rondsculpturen van brons, reliëfs van wit marmer. Het geheel van de sculpturale versiering werd ontworpen, uitgevoerd en geplaatst in de periode 1878-1886. Doorlopende horizontale belijning van het gevelfront door de sterk geprofileerde sokkel, een meanderfries als scheiding van benedenverdieping en halve verdieping, en het fraai gedetailleerde hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., vlakke friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijst met acanthusconsoles, rozetten en tandlijst. Markant centraal risaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), opgevat als ingangspartij met trappenpodium en vrijstaande colonnade. Vier kolossale zuilen met Korinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., boven het hoofdgestel bekroond door allegorische beelden, respectievelijk Muziek door G. De Groot, Architectuur door L. Samain, Beeldhouwkunst door G. Geefs en Schilderkunst door E. Mélot. Drie toegangsdeuren in portiekomlijsting met Ionische zuilen en entablement. Erboven telkens een gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken. en medaillonRonde of ovale cartouche. in lauwerkrans met buste van respectievelijk Jan van Bologna door J. Cuypers, Pieter-Paul Rubens door A.-J. Van Rasbourgh en Jan van Ruisbroek door A.-F. Bouré. Flankerende trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… van respectievelijk Beeldhouwkunst, Schilderkunst en Bouwkunst en gecanneleerde Korinthische pilasters. Hoger oplopende, door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en tandlijst gemarkeerde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., met panelen en guirlandes. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan weerszij, geopend door een aediculavenster met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., Ionische zuilen en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Erboven allegorische reliëfs respectievelijk Muziek door Th. Vinçotte en Plastische Kunsten door Ch. Brunin. Hoekpaviljoenen met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. benedenbouw waartegen halfronde sokkel met beeldengroepen respectievelijk Het Kunstonderwijs door Ch. Van der Stappen en Verheerlijking van de Kunst door P. De Vigne; tondi aan weerszij. Halve verdieping met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. binnen gecanneleerde Korinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Attiek met overeenkomstig drie verdiepte panelen met symbolen van de Kunsten.
Zuidgevel
Veertien traveeën vanaf het hoekpaviljoen, met doorlopende horizontale geleding. Hoge geboste sokkel overeenkomstig de terreinhelling, waarop een terras met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Hoofdgeleding geritmeerd door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondbogen met geprofileerde waterlijst en doorgetrokken imposten, waarbinnen venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in entablement; trapezoïdale uitsprong met twee geledingen vijflichten in de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). AttiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. panelen. Terrasbalustrade bekroond door een reeks van tien allegorische beelden, ontworpen door X. Mellery, van ca. 1890 : Assyrische en Romeinse Kunst door H. Devillez, Egyptische en Griekse door A. de Tombay, Spaanse en Italiaanse door L. Samain, Franse en Hollandse door A. Desenfans, Duitse en Vlaamse door J. Dillens; aangevuld door Moderne Kunst door de Tombay van 1904. Ten westen, in de oksel van de zogenaamde Balattrap, ronde trapkoker met belvédère waarop Genius der Kunsten door G. De Groot van 1880, uitgevoerd in verguld gedreven koper. Oorspronkelijk geplaatst op het Herdenkingsmonument voor Léopold I te Laken, verwijderd in 1880, hier opgesteld in 1897. Project ter aanvulling van het sculpturale decor van voor- en zuidelijke zijgevel - onder meer attiekbekroning boven de ingangspartij, leeuwenkoppen op de tondi en guirlandepanelen in de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. - in 1896 uitbesteed aan het atelier Goyers en Cie, doch in 1897 afgevoerd.
Interieur.
Vlak afgedekte inkomhal, in drie beuken verdeeld door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Dorische zuilen, oorspronkelijk aan beide zijden beëindigd door trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.; combinatie van witte bepleistering en marmer.
Centrale hal, of zogenaamde Beeldhouwzaal, heden Forum, opgevat als binnenplaats met glazen overkapping. Gesloten benedenbouw met symmetrisch geplaatste fronton- en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. deuren. Opengewerkte bovengeleding als omlopende rondboogarcade met wijds perspectief. Ritme van telkens drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met casementversiering op doorlopend entablement en dubbele Ionische zuilen, afgesloten door ijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met repeterend bloemmotief. Lange zijden opgedeeld door telkens twee penanten met rondboogvormige nis waarin allegorisch beeld, respectievelijk Griekse en Gotische Kunst door Ch. Van der Stappen en Romeinse en Renaissancekunst door A.-J. Van Rasbourgh, en spiegel. Vlakke glaskap met ijzeren rasterstructuur - beschermd door dito kapconstructie - omboord door casementen met rozet en brede kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Omringende galerijen met dito bovenlicht. Fraaie kleurstelling : witte muurvlakken en grijs lijstwerk opgehoogd met verguldsel, wit marmeren bevloering en rood marmeren zuilen en spiegels, bronzen beelden.
Zogenaamde Balattrap ten westen in de as van de centrale hal: bordestrap met vier rechte armen, onder gewelf opgevangen door twee groepen van vier Ionische zuilen, verlicht door een hoog rondboogvenster; zelfde materialen als de inkomhal. Gedenkplaat voor Alphonse Balat (1818- 1895) in marmer door Thomas Vinçotte, aangebracht in 1902.
Zogenaamde Koninklijke Trap - deel uitmakend van de noordelijke uitbouw met de huidige Rubenszaal in het centrum - bordestrap met twee armen en ijzeren leuning, voorafgegaan door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Dorische zuilen, onder verguld casementenplafond met monogram van Leopold II.
Renovatie (1970-1984) volgens toenmalige museologische normen i.v.m. conservatie, presentatie en didactiek: vernieuwing van verlichtings-, luchtverversings- en beveiligingssystemen, opdrijven van de tentoonstellingscapaciteit, renovatie van zalen en forum met herstel van het decor. Inbreng van een mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. in de inkomhal, van een podium voor dubbele circulatie en lamellenplafonds in de galerijen; klein auditorium, boekenwinkel en verbinding met het Museum voor Moderne Kunst ten noorden van het forum. Uitbreidingsvleugel (1962-1974), aansluitend bij de Balattrap, met groot auditorium en complex van drieënvijftig tentoonstellingszalen, documentaire zalen, foyers en ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, met aangepaste technische uitrusting, verdeeld over drie bouwlagen.
Bronnen
Archieven
Archief KCML, dossier 11350.
Publicaties en studies
Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Renovatie- en bouwwerken 1977-1984, Ministerie van Openbare Werken, 1984.
LETTENS H., D’HAESELEER F.A., «De Genius van de Kunsten» (Guillaume de Groot 1839-1922), Brussel, 1986.
ROBERTS-JONES-POPELIER F., Kroniek van een Museum, Luik/Brussel, 1987.
Tijdschriften
L’Emulation, 1909, pl. 2-11.
LETTENS H., “Het Kunstonderwijs»” een gevel sculptuur van Charles Van der Stappen : de opdracht en de uitvoering. Een archiefonderzoek (Bulletin Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, 1985-1988/1-3, p. 277-293).
Websites
Collections.brussels (Collectie Gillion Crowet)