Typologie(ën)
opbrengsthuis
Ontwerper(s)
F. LAUREYS – architect – 1872
Albert DESENFANS – beeldhouwer – 1872
Stijlen
Eclectisme
Neo-Vlaamse renaissance
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33218
Beschrijving
Imposant hoekgebouw (Sint- Michielsstraat nr. 11) in
eclectische stijl met overwegend neo-Franse en neo- Vlaamse renaissance-inslag,
naar ontwerp van architect F. Laureys van 1872. Zevende prijs in de gevelwedstrijd
voor de centrale lanen van 1872-1876.
Oorspronkelijk ondiep pand met vijf bouwlagen + entresol en vijf brede traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., links geflankeerd door een hoektoren. Belendend pand in de Sint-Michielsstraat - vroegere eigen woning van Laureys in neoclassicistische stijl uit 1863, aangepast in 1873 - bijgetrokken en in kopiërende stijl wederopgebouwd naar ontwerp van architect J. Lejaer van 1924. Geheel aangepast met nieuw mansardedak naar ontwerp van architect R. Haan van 1963.
Monumentale lijstgevel van bak- en hardsteen, volgens het schema van de Parijse huurhuizen, doch met een «Vlaamse» uitmonstering. Hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. geritmeerd door zwaar geboste rondbogen op pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met meerledige sluitsteen, waarin van bij oorsprong winkelpuien, heden vernieuwd, en beglaasde entresol met vierledige tracering. Bovenverdieping geritmeerd door deurvensters in gelijkaardige, verticaal oplopende, geblokte omlijstingen, spiegelboogvormig op tweede en derde bouwlaag, rondboogvormig op de vierde, onder doorgetrokken geprofileerde waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balkons. Rondbooglisenen met schijf op de penanten. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. vijfde bouwlaag opgevat als attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., vanaf de gekorniste houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op zware uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., met aansluitend balkon; oorspronkelijk markante, volledig houten gevelbekroning met sierlijk opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. in de drie middentraveeën, verwijderd in 1963.
Oorspronkelijk ondiep pand met vijf bouwlagen + entresol en vijf brede traveeën onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., links geflankeerd door een hoektoren. Belendend pand in de Sint-Michielsstraat - vroegere eigen woning van Laureys in neoclassicistische stijl uit 1863, aangepast in 1873 - bijgetrokken en in kopiërende stijl wederopgebouwd naar ontwerp van architect J. Lejaer van 1924. Geheel aangepast met nieuw mansardedak naar ontwerp van architect R. Haan van 1963.
Monumentale lijstgevel van bak- en hardsteen, volgens het schema van de Parijse huurhuizen, doch met een «Vlaamse» uitmonstering. Hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. geritmeerd door zwaar geboste rondbogen op pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met meerledige sluitsteen, waarin van bij oorsprong winkelpuien, heden vernieuwd, en beglaasde entresol met vierledige tracering. Bovenverdieping geritmeerd door deurvensters in gelijkaardige, verticaal oplopende, geblokte omlijstingen, spiegelboogvormig op tweede en derde bouwlaag, rondboogvormig op de vierde, onder doorgetrokken geprofileerde waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. balkons. Rondbooglisenen met schijf op de penanten. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. vijfde bouwlaag opgevat als attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., vanaf de gekorniste houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op zware uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., met aansluitend balkon; oorspronkelijk markante, volledig houten gevelbekroning met sierlijk opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. in de drie middentraveeën, verwijderd in 1963.
Rechthoekige hoektoren met gelijkaardige opbouw met zes geledingen onder
afgeknot tentdak (leien) met vorstkam; markant
natuurstenen hoekbeeld van Sint-Michiel door
beeldhouwer Albert Desenfans, met gehistorieerde
console en tweeledig baldakijn. Rechthoekige portaal, heden vitrine, met bovenlicht en gebroken fronton ; schijnbaar overkragende topgeleding met houten balustraden en breed gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Twee aanpalende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Sint-Michielsstraat met kopiërende opstand : korfboog, oplopende bowwindows met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., balkons, balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Twee aanpalende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Sint-Michielsstraat met kopiërende opstand : korfboog, oplopende bowwindows met drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., balkons, balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Bronnen
Archieven
SAB/OW 18055 (1872, 1873), 31320 (1924), 78548 (1963).
Tijdschriften
L’Emulation, 1877, kol. 58, pl. 21-24.