Typologie(ën)
school
burgerwoning
relicten van de stadsomwalling
burgerwoning
relicten van de stadsomwalling
Ontwerper(s)
Désiré DE KEYSER – architect – 1883-1887
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neo-Lodewijk XVI
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30962
Beschrijving
Monumentaal schoolgebouw door architect D. De Keyser, van 1883-1887.
Gesticht als Theresiaans College in 1777; Centrale School, later Lyceum, tijdens het Frans Bewind, Koninklijk Atheneum tijdens de Hollandse periode ; bestuurd door de Stad vanaf 1830, overgenomen door het Rijk vanaf 1850. Achtereenvolgens gevestigd in het voormalige Jezuïetencollege, het paleis van Karel van Lorreinen, de abdij van Coudenberg, het Terarkengodshuis, vervolgens onder meer in het Groot Godshuis en het herenhuis de Visscher de Celles (zie nr. 8). Bouw van nieuw atheneum besproken vanaf het midden van de 19e eeuw. Verschillende voorontwerpen voor diverse inplantingen onder meer het oude Justitiepaleis, de Grote Zavel, het Ursulinengesticht en diverse locaties aan beide zijden van de Eikstraat : eerste door architect J. Naert van 1878; een tiental voorontwerpen door De Keyser van 1880-1883, voorts door architecten H. Maquet, Ch. Licot, A. Vanderheggen, E. Le Graive en Luppens van 1883. Voorontwerp van De Keyser voor huidige inplanting, ter plaatse van het voormalige refugiehuis van Villers, het voormalige herenhuis van Oyenbrugge, en het grootste gedeelte van de Rozendaal, goedgekeurd in 1883. Definitieve plannen van 1884, nog gewijzigd tijdens de bouw; aanbesteding, slopingswerken en aanvang bouw in hetzelfde jaar; voltooid in 1887.
Omvangrijk complex, oorspronkelijk bestemd voor duizend leerlingen, met vier vleugels rondom een speelplaats, met traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). binnenindeling; aanpalende prefectswoning (zie nr. 11).

Langgerekte voorgevel in neo-Lodewijk XVI-stijl, geïnspireerd op de voorgevel van voornoemd refugiehuis van Villers waarvan het classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. gevelschema grosso modo werd overgenomen en de ornamentering, in het bijzonder de deuromlijstingen en het balkon, zorgvuldig gekopieerd of wellicht zelfs ten dele hergebruikt. Twee bouwlagen en eenentwintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). ParementGevel- of muurbekleding. van natuursteen (Euville, Savonnière) op hardstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Nadrukkelijke horizontale gevelindeling in twee registersVensterstrook in een topgevel.; markerende hoekpaviljoenen van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met middenrisaliet. Begane grond op verhogende sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. overeenkomstig de terreinhelling : geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en verdiepte rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met uitstraling rond de sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.; gekorniste puilijst op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met drop. Bovenverdieping geritmeerd door gecanneleerdeParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. In hoekpaviljoenen bijkomende halfverheven trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… van Wetenschap, Kunst, Techniek, Nijverheid, Handel en Landbouw op de zijpenanten; grote dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., vleugelstukkenZijstuk, veelal in voluutvorm, van een topgevel, dakkapel of dakvenster. en booglijst op gestrekte uiteinden ter bekroning van de risalietenRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden..
Linkerpaviljoen geaccentueerd door rondboogpoort met imposten, guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. , sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en flankerende pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., doorlopend in consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van balkon met gesmeed ijzeren leuning; houten vleugeldeur met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. rechterpaviljoen met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deuren in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en gestrekt entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., in de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Gevelbeëindiging door gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., met opschriften «ATHENEE ROYAL» en «KONINKLIJK ATHENEUM» boven de ingangen, en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met tandlijst; kleinere dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Zelfde opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. in vier aansluitende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van zijgevel (Rozendaal) doch gedeeltelijk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Overige gevels met vlakke bepleistering, ruim beglaasd en met kordongeleding en geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. rond de speelplaats.
![Eikstraat 13-17. Overblijfselen van de eerste stadsomwalling van Brussel. Koninklijk Atheneum (foto [s.d.]).](/medias/500/buildings/10002031/10002031_0013_M04.jpg)
Fragment van de eerste omwalling (11e – 13e eeuw) aansluitend bij het walmuurgedeelte ten westen van de Villerstoren (zie Villersstraat). Ontdekt in 1884 tijdens slopingswerken voor het atheneum en gevrijwaard door toedoen van de toenmalige burgemeester Karel Buls en stadsarchivaris Alphonse Wauters. Oorspronkelijk met ruimere afmetingen en verhoogd met baksteenmetselwerk. Grondige restauratie onder leiding van architect D. De Keyser in 1887 : behoud van gedeelte aan stadszijde geopend door twee spaarbogen, met verbonden imposten ; recuperatie van zandstenen afbraakmateriaal naast vervanging door Euvillesteen onder meer voor weergang- muur ; supprimeren van funderingsbogen door cementbezetting en aanbouw van privaten (thans verwijderd). In 1986 reinigingswerken onder toezicht van architect Victor-Gaston Martiny en M. de Waha. Veldzijde verscholen achter eerste kwart 20e eeuwse schoolvleugel van het St.-Jorisinstituut (Cellebroersstraat nr. 16) : vrijlegging en onderhoudswerken in 1988 onder leiding van architect C. Broeckaert.

Nr 11. Prefectswoning van het Koninklijk Atheneum. Herenhuis met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag, samen met aanpalende schoolgebouwen opgetrokken, naar ontwerp van. architect D. De Keyser, in 1883-1887. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel op hardstenen plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. ; drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en meerledige puilijst. Bovenverdieping met middenrisaliet van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geaccentueerd door balkon met ijzeren leuning. Rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel boven bewerkt paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting., geriemde omlijsting op bovenverdieping en bijkomend bewerkt entablement op bel-etage. Breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., panelenfries en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Achteruitspringend ten opzicht van de rooilijn, hoek afgesloten door kwartrond ijzeren hek.
Gesticht als Theresiaans College in 1777; Centrale School, later Lyceum, tijdens het Frans Bewind, Koninklijk Atheneum tijdens de Hollandse periode ; bestuurd door de Stad vanaf 1830, overgenomen door het Rijk vanaf 1850. Achtereenvolgens gevestigd in het voormalige Jezuïetencollege, het paleis van Karel van Lorreinen, de abdij van Coudenberg, het Terarkengodshuis, vervolgens onder meer in het Groot Godshuis en het herenhuis de Visscher de Celles (zie nr. 8). Bouw van nieuw atheneum besproken vanaf het midden van de 19e eeuw. Verschillende voorontwerpen voor diverse inplantingen onder meer het oude Justitiepaleis, de Grote Zavel, het Ursulinengesticht en diverse locaties aan beide zijden van de Eikstraat : eerste door architect J. Naert van 1878; een tiental voorontwerpen door De Keyser van 1880-1883, voorts door architecten H. Maquet, Ch. Licot, A. Vanderheggen, E. Le Graive en Luppens van 1883. Voorontwerp van De Keyser voor huidige inplanting, ter plaatse van het voormalige refugiehuis van Villers, het voormalige herenhuis van Oyenbrugge, en het grootste gedeelte van de Rozendaal, goedgekeurd in 1883. Definitieve plannen van 1884, nog gewijzigd tijdens de bouw; aanbesteding, slopingswerken en aanvang bouw in hetzelfde jaar; voltooid in 1887.
Omvangrijk complex, oorspronkelijk bestemd voor duizend leerlingen, met vier vleugels rondom een speelplaats, met traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). binnenindeling; aanpalende prefectswoning (zie nr. 11).

Langgerekte voorgevel in neo-Lodewijk XVI-stijl, geïnspireerd op de voorgevel van voornoemd refugiehuis van Villers waarvan het classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. gevelschema grosso modo werd overgenomen en de ornamentering, in het bijzonder de deuromlijstingen en het balkon, zorgvuldig gekopieerd of wellicht zelfs ten dele hergebruikt. Twee bouwlagen en eenentwintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). ParementGevel- of muurbekleding. van natuursteen (Euville, Savonnière) op hardstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Nadrukkelijke horizontale gevelindeling in twee registersVensterstrook in een topgevel.; markerende hoekpaviljoenen van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met middenrisaliet. Begane grond op verhogende sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. overeenkomstig de terreinhelling : geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en verdiepte rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met uitstraling rond de sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.; gekorniste puilijst op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met drop. Bovenverdieping geritmeerd door gecanneleerdeParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. In hoekpaviljoenen bijkomende halfverheven trofeeënNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… van Wetenschap, Kunst, Techniek, Nijverheid, Handel en Landbouw op de zijpenanten; grote dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., vleugelstukkenZijstuk, veelal in voluutvorm, van een topgevel, dakkapel of dakvenster. en booglijst op gestrekte uiteinden ter bekroning van de risalietenRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden..
Linkerpaviljoen geaccentueerd door rondboogpoort met imposten, guirlandeGehouwen of gesneden slinger van bloemen, bladen of vruchten. Als festoen, vaak met linten en opgehangen aan strikken met neerhangende uiteinden. , sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en flankerende pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., doorlopend in consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van balkon met gesmeed ijzeren leuning; houten vleugeldeur met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. rechterpaviljoen met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deuren in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en gestrekt entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., in de sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Gevelbeëindiging door gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., met opschriften «ATHENEE ROYAL» en «KONINKLIJK ATHENEUM» boven de ingangen, en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met tandlijst; kleinere dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Zelfde opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. in vier aansluitende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van zijgevel (Rozendaal) doch gedeeltelijk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Overige gevels met vlakke bepleistering, ruim beglaasd en met kordongeleding en geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. rond de speelplaats.
![Eikstraat 13-17. Overblijfselen van de eerste stadsomwalling van Brussel. Koninklijk Atheneum (foto [s.d.]).](/medias/500/buildings/10002031/10002031_0013_M04.jpg)
Fragment van de eerste omwalling (11e – 13e eeuw) aansluitend bij het walmuurgedeelte ten westen van de Villerstoren (zie Villersstraat). Ontdekt in 1884 tijdens slopingswerken voor het atheneum en gevrijwaard door toedoen van de toenmalige burgemeester Karel Buls en stadsarchivaris Alphonse Wauters. Oorspronkelijk met ruimere afmetingen en verhoogd met baksteenmetselwerk. Grondige restauratie onder leiding van architect D. De Keyser in 1887 : behoud van gedeelte aan stadszijde geopend door twee spaarbogen, met verbonden imposten ; recuperatie van zandstenen afbraakmateriaal naast vervanging door Euvillesteen onder meer voor weergang- muur ; supprimeren van funderingsbogen door cementbezetting en aanbouw van privaten (thans verwijderd). In 1986 reinigingswerken onder toezicht van architect Victor-Gaston Martiny en M. de Waha. Veldzijde verscholen achter eerste kwart 20e eeuwse schoolvleugel van het St.-Jorisinstituut (Cellebroersstraat nr. 16) : vrijlegging en onderhoudswerken in 1988 onder leiding van architect C. Broeckaert.
Nr 11. Prefectswoning van het Koninklijk Atheneum. Herenhuis met neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. inslag, samen met aanpalende schoolgebouwen opgetrokken, naar ontwerp van. architect D. De Keyser, in 1883-1887. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel op hardstenen plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. ; drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en meerledige puilijst. Bovenverdieping met middenrisaliet van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geaccentueerd door balkon met ijzeren leuning. Rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel boven bewerkt paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting., geriemde omlijsting op bovenverdieping en bijkomend bewerkt entablement op bel-etage. Breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., panelenfries en gekorniste kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Achteruitspringend ten opzicht van de rooilijn, hoek afgesloten door kwartrond ijzeren hek.
Bronnen
Archieven
SAB/ A.A., 1884, rep. 1501, 1886, rep. 1835, 1887, rep. 1995-1996, 2007, 2014-2017, 2033, 2042, 2062-2064, 2093; P.P., 140-173, 1021; N.P.P., R 12.
Publicaties en studies
DORCHY H., L’Athénée Royal de Bruxelles, Brussel, 1950.
Tijdschriften
DE WAHA M., "À propos de la construction de l’Athénée royal de Bruxelles" (Le folklore brabançon, 1978, 220, p. 375-462, 1979, 221, p. 7-50).