Typologie(ën)
woning
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1697
R. VANDERSTAPPEN – architect – 1942
Stijlen
Barok
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30967
Beschrijving
Voormalige herberg zogenaamd «St.- Jan de Doper», heden zogenaamd «Huis Schott». Aangekocht door de kunstenaar C.P. Schott in 1942, en samen met een verzameling kunstvoorwerpen aan stad Brussel gelegateerd in 1964; vervolgens museum tot 1979. Overgedragen aan de Koning Boudewijnstichting in 1988.
Diephuis (hoek Villersstraat) met laatbarokke gevel met in- en uitgezwenkte top uit eind 17e eeuw, doch vermoedelijk oudere kern; twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (Vlaamse pannen). Gedecapeerd en aangevuld met deurkozijn, balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. «ANNO 1697» in 1942-1943, tijdens renovatie naar ontwerp van architect R. Vanderstappen. Baksteenbouw met schaars gebruik van zandsteen, voornamelijk voor sokkel, waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en platte banden. Begane grond en verdieping gemarkeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met vereenvoudigd kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., nog doorlopend in het friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Aangepaste rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met zandstenen negblokken en arduinen dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel).; balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van middentravee. Geveltop van drie geledingen, gemarkeerd door waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; bovenste halsvormige geleding met bekronend driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in jaren 1970 gesloopt en vereenvoudigd wederopgebouwd. DrielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in doorlopende plattebandomlijsting in eerste geleding : hoger rondboogvenster met sluitsteen en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en flankerende rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met neuten en orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief.; via platte banden verbonden met ovale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., over tweede en derde geleding. Verankerde zijgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met gedichte of aangepaste kruis- en kloosterkozijnen.
Latere aanbouw van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Toegevoegde calvarie, arduinen steen met opschrift «P-IHS-M/1687», en wijwatervat. Verankerde achterpuntgevel.
Oudere kelder overkluisd door vier kruisgewelven met platte gordelbogen op centrale, vierkante pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van zandsteen (16e – 17e eeuw); oorspronkelijke toegang via luik in de sokkel en steektrap; kleinere kelder met tongewelf onder de straat. Bewaarde balkenlagen en dakspant.
Restauratie naar ontwerp van architecten Paul Lievevrouw (Groep Planning) en R. Dumont de Chassart (Lietaert-Noizet-Ter Assatouroff), aangevat in 1989 : reconstructie van gevelbekroning en arduinen kruismonelen, herbepleisteren en deels kaleien van de gevels; nieuwe centrale trapkoker, keldertoegang en annex.
Diephuis (hoek Villersstraat) met laatbarokke gevel met in- en uitgezwenkte top uit eind 17e eeuw, doch vermoedelijk oudere kern; twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (Vlaamse pannen). Gedecapeerd en aangevuld met deurkozijn, balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. «ANNO 1697» in 1942-1943, tijdens renovatie naar ontwerp van architect R. Vanderstappen. Baksteenbouw met schaars gebruik van zandsteen, voornamelijk voor sokkel, waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en platte banden. Begane grond en verdieping gemarkeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met vereenvoudigd kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., nog doorlopend in het friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Aangepaste rechthoekige deur en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met zandstenen negblokken en arduinen dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel).; balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van middentravee. Geveltop van drie geledingen, gemarkeerd door waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.; bovenste halsvormige geleding met bekronend driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in jaren 1970 gesloopt en vereenvoudigd wederopgebouwd. DrielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in doorlopende plattebandomlijsting in eerste geleding : hoger rondboogvenster met sluitsteen en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. en flankerende rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met neuten en orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief.; via platte banden verbonden met ovale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., over tweede en derde geleding. Verankerde zijgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met gedichte of aangepaste kruis- en kloosterkozijnen.
Latere aanbouw van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Toegevoegde calvarie, arduinen steen met opschrift «P-IHS-M/1687», en wijwatervat. Verankerde achterpuntgevel.
Oudere kelder overkluisd door vier kruisgewelven met platte gordelbogen op centrale, vierkante pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van zandsteen (16e – 17e eeuw); oorspronkelijke toegang via luik in de sokkel en steektrap; kleinere kelder met tongewelf onder de straat. Bewaarde balkenlagen en dakspant.
Restauratie naar ontwerp van architecten Paul Lievevrouw (Groep Planning) en R. Dumont de Chassart (Lietaert-Noizet-Ter Assatouroff), aangevat in 1989 : reconstructie van gevelbekroning en arduinen kruismonelen, herbepleisteren en deels kaleien van de gevels; nieuwe centrale trapkoker, keldertoegang en annex.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 55372 (1942), 55901 (1943). K.I.K., 104871, 8935 A, 29724 A, 68371 A.
Publicaties en studies
C.F.C., Livre blanc n° 4 Bruxelles 1987-1988, p. 89-117.
Tijdschriften
MARTINY V.G., "Une maison particulière rue du Chêne, à Bruxelles" (De Woonstede door de eeuwen heen, 1970, 7, p. 23-26).