Ziekenhuis Molière Longchamp, voormalig burgerlijk ziekenhuis van Sint-Gillis
Molièrelaan 32
Marconistraat 132-134-136-142
Dierenriemstraat 48
Typologie(ën)
kliniek/hospitaal/ziekenhuis
Ontwerper(s)
Constantin DELPLACE – architect – 1905-1906
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 36820
Beschrijving
Ziekenhuiscomplex
op een groot perceel afgebakend door de Molièrelaan, de Marconistraat en de
Dierenriemstraat. Dit complex is het resultaat van de ontwikkeling en
modernisering van het voormalige burgerlijke ziekenhuis van Sint-Gillis, een gebouw
in eclectische stijl met invloed van de Vlaamse renaissance, ontworpen i.o.v. de
Administration des Hospices Civils
van Sint-Gillis door architect Constantin Delplace, 1905-1906.
Sinds 1999 maakt de instelling, omgedoopt tot Ziekenhuiscentrum Molière Longchamp, deel uit van de Iris Ziekenhuizen Zuid (IZZ).
Geschiedenis
De gemeente Sint-Gillis besloot tot de bouw van haar burgerlijk ziekenhuis in 1883, toen de Stad Brussel besliste om besmettelijke zieken uit de voorsteden de toegang tot haar ziekenhuizen te ontzeggen. Na diverse mogelijkheden te hebben overwogen, besliste de gemeente uiteindelijk, in 1896, om het ziekenhuis te bouwen op grondgebied Vorst, tussen de Alsembergsesteenweg en de Marconistraat. Na enkele aarzelingen ging de gemeente Vorst hiermee akkoord, mits de gemeente Sint-Gillis de kosten voor haar rekening nam voor het Vorstse deel van de Molièrelaan, tussen de Alsembergsesteenweg en de Rodenbachstraat. Dit was een van de voorwaarden vastgelegd in de overeenkomst die op 29.12.1899 werd getekend tussen bouwpromotor Georges Brugmann en de gemeentelijke overheid van Vorst (gemeenteraadszitting van 05.12.1898), Elsene en Ukkel, in het kader van de uitvoering van het bestemmingsplan van de toekomstige Berkendaalwijk, vastgelegd bij K.B. van 12.07.1902.
In januari 1901 stelde de Administration des Hospices Civils van Sint-Gillis architect Constantin Delplace aan voor de plannen van het nieuwe ziekenhuis, waarvan de definitieve plannen echter pas drie jaar later werden goedgekeurd.
De ziekenhuissite die C. Delplace ontwierp, paste de typologie toe die toen werd aanbevolen door de Hoge Raad voor Openbare Hygiëne (1849) en waarvan de grondslagen ingegeven waren door de 19e-eeuwse hygiënistische bekommernissen. Het ging om een structuur van het paviljoentype gebaseerd op de afzondering van specifieke categorieën van ziekten. Deze ziekenhuisstructuur, die zich in België tussen ongeveer 1850 en 1930 ontwikkelde, bood tal van voordelen, met name op het gebied van hygiëne en verluchting. De werken begonnen in 1908 en duurden tot 1911. Ze werden gefinancierd via het legaat van Antoine Van Hoesen en Eugène Verheggen.
Oorspronkelijk, ziekenhuiscomplex van het paviljoentype: aan de Molièrelaan, toegangsgebouw voorbehouden voor de administratieve diensten (A) dat achteraan in verbinding staat met een paviljoen gevormd door vier vleugels van twee bouwlagen rond een binnenplaats (B) voorbehouden voor de raadplegingen (neurologie, chirurgie, geneeskunde, enz.).
Binnen het huizenblok, rechts van het toegangspaviljoen, ontwikkelde zich een reeks van acht andere paviljoengebouwen van één bouwlaag, per twee en evenwijdig aan de Marconistraat. Ze werden onderling verbonden door beglaasde galerijen en gaven uit op tuinen. Deze acht paviljoenen, waarin telkens 19 bedden moesten komen, werden in twee grote kwartieren gegroepeerd, een voor mannen en een voor vrouwen. Afgezonderd van de rest van de site, aan de Dierenriemstraat, waren twee extra paviljoenen (voor elk 12 bedden) bestemd voor patiënten met besmettelijke ziekten (D). Aan de rand van de site, aan de Marconistraat, lagen de gebouwen voor de keukens en de refter (gesloopt) en voor de stookruimte en de wasserij (C; Marconistraat nr.136).
De site werd aan de Marconistraat en de Dierenriemstraat volledig door een bakstenen omheiningsmuur afgesloten.
In de loop van de 20e en 21e eeuw onderging het ziekenhuiscomplex diverse aanpassings- en uitbreidingswerken. Onder de belangrijkste verbouwingen vermelden we de modernisering van het operatiekwartier, met de bouw in 1994 van een nieuw gebouw van zes bouwlagen in baksteen en beton (a), loodrecht t.o.v. de Marconistraat (n.o.v. architect L. H. Kuypers) en toegankelijk via een toegangsportaal met driehoekige plattegrond. Deze vleugel werd verbeterd en in 1998 uitgebreid met een extra vleugel (b) van zes bouwlagen, evenwijdig t.o.v. de Marconistraat (architectenbureau Emile Verhaegen).
Als gevolg van deze ingrijpende werken werden de acht oorspronkelijk paviljoengebouwen geleidelijk gesloopt. Ze vormden lange rechthoekige volumes van één bouwlaag onder een zinken zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met bakstenen gevels versierd met fijne banden in geelgekleurde baksteen en met elementen in hardsteen. De puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. waren voorzien van een toegangsdeur onder een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., de zijgevels werden opengewerkt met steekboogvensters.
Blijven thans nog over, enkel het administratief paviljoen (A), het paviljoen voor de raadplegingen (B), de twee paviljoenen voorbehouden voor de infectieziekten (D), en het paviljoen voorbehouden voor de stookruimte en de wasserij (C). Ook de omheiningsmuur is slechts gedeeltelijk bewaard.
Beschrijving van de bewaarde paviljoenen
(A) voormalig toegangspaviljoen, Molièrelaan nr.32-34
Aan de Molièrelaan, volume met vier gevels van twee bouwlagen onder mansardedak, rechts geflankeerd door een kleine lage vleugel van één bouwlaag. Hoofdgevel met in totaal acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de drie laatste in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., de voorlaatste, waarin zich de toegang bevindt, geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond door een dakvenster onder halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. (dat oorspronkelijk een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. doorbrak). Rondboogvensters op de benedenverdieping, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping. Toegangsdeur op de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), inrijpoort op de voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op de eerste verdieping, ter hoogte van de zesde en achtste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gedenkplaten ter ere van de schenkers: «A A. Verheggen» en «A A. Van Hoesen». Mansardedak verlicht door verscheidene dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Schrijnwerk bewaard. Achteruitbouwstrook oorspronkelijk afgesloten door een ijzeren traliewerk op hardstenen sokkel.
Binnen, op de benedenverdieping: oorspronkelijk, administratieve diensten, directeurswoning, bureau van de econoom, conciërgewoning, kamer van de wachtdienst, en apotheek; op de verdieping, slaapkamers van de directeur en van de internen, magazijnen en archieven; onder het dak, slaapkamers van de verpleegsters. Koetsdoorgang doorheen het gebouw naar het paviljoen voor de raadplegingen.
(B) voormalig paviljoen “raadplegingen”, Marconistraat nr.142-144
Paviljoen gevormd door vier vleugels van twee bouwlagen rond een binnenplaats. In 1933 werd de binnenplaats ingenomen door twee bijgebouwen van twee bouwlagen met extra kamers voor de verpleegsters (n.o.v. architect M. Tosquinet). Vleugel uitgebreid in 2000, rond de Marconistraat, met een bijgebouw voorbehouden voor de urgentiediensten. Tijdens deze werken werd de oorspronkelijke bakstenen omheiningsmuur ter hoogte van het paviljoen gedeeltelijk gesloopt.
(C) voormalige wasserij en machinezaal, Marconistraat nr.136
Vleugel van twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met getoogde muuropeningen in verschillende groottes, de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lichtjes inspringend en geflankeerd door een klein bijgebouw van één bouwlaag. Laatste travee verhoogd met een vierkante toren met een rechthoekige muuropening onder I-balk (katrol). Toegangsdeur achter een uitspringend portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., het resultaat van een verbouwing uitgevoerd in 1993 (n.o.v. architect P. E. Vincent). De oorspronkelijke bakstenen omheiningsmuur vóór het paviljoen werd bij die gelegenheid gesloopt voor de aanleg van een parking. In het paviljoen bevindt zich thans een laboratorium.
Het paviljoen werd vroeger rechts geflankeerd door de hoge bakstenen schoorsteen (van het industriële type) van de stookruimte (gesloopt).
(D) voormalig kwartier van de “besmettelijken”, Dierenriemstraat nr.48
Twee rechthoekige paviljoenen, loodrecht t.o.v. de straat; puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van het linkerpaviljoen aan de rooilijn (het resultaat van een uitbreiding van latere datum), die rechts lichtjes inspringend (oorspronkelijke plaats). Binnen lagen de ziekhuisbedden aan weerszijden van een centrale gang. Renovatie en uitbreidingen in 2001 (Architectenbureau Emile Verhaegen).
Sinds 1999 maakt de instelling, omgedoopt tot Ziekenhuiscentrum Molière Longchamp, deel uit van de Iris Ziekenhuizen Zuid (IZZ).
Geschiedenis
De gemeente Sint-Gillis besloot tot de bouw van haar burgerlijk ziekenhuis in 1883, toen de Stad Brussel besliste om besmettelijke zieken uit de voorsteden de toegang tot haar ziekenhuizen te ontzeggen. Na diverse mogelijkheden te hebben overwogen, besliste de gemeente uiteindelijk, in 1896, om het ziekenhuis te bouwen op grondgebied Vorst, tussen de Alsembergsesteenweg en de Marconistraat. Na enkele aarzelingen ging de gemeente Vorst hiermee akkoord, mits de gemeente Sint-Gillis de kosten voor haar rekening nam voor het Vorstse deel van de Molièrelaan, tussen de Alsembergsesteenweg en de Rodenbachstraat. Dit was een van de voorwaarden vastgelegd in de overeenkomst die op 29.12.1899 werd getekend tussen bouwpromotor Georges Brugmann en de gemeentelijke overheid van Vorst (gemeenteraadszitting van 05.12.1898), Elsene en Ukkel, in het kader van de uitvoering van het bestemmingsplan van de toekomstige Berkendaalwijk, vastgelegd bij K.B. van 12.07.1902.
In januari 1901 stelde de Administration des Hospices Civils van Sint-Gillis architect Constantin Delplace aan voor de plannen van het nieuwe ziekenhuis, waarvan de definitieve plannen echter pas drie jaar later werden goedgekeurd.
De ziekenhuissite die C. Delplace ontwierp, paste de typologie toe die toen werd aanbevolen door de Hoge Raad voor Openbare Hygiëne (1849) en waarvan de grondslagen ingegeven waren door de 19e-eeuwse hygiënistische bekommernissen. Het ging om een structuur van het paviljoentype gebaseerd op de afzondering van specifieke categorieën van ziekten. Deze ziekenhuisstructuur, die zich in België tussen ongeveer 1850 en 1930 ontwikkelde, bood tal van voordelen, met name op het gebied van hygiëne en verluchting. De werken begonnen in 1908 en duurden tot 1911. Ze werden gefinancierd via het legaat van Antoine Van Hoesen en Eugène Verheggen.
Oorspronkelijk, ziekenhuiscomplex van het paviljoentype: aan de Molièrelaan, toegangsgebouw voorbehouden voor de administratieve diensten (A) dat achteraan in verbinding staat met een paviljoen gevormd door vier vleugels van twee bouwlagen rond een binnenplaats (B) voorbehouden voor de raadplegingen (neurologie, chirurgie, geneeskunde, enz.).
Binnen het huizenblok, rechts van het toegangspaviljoen, ontwikkelde zich een reeks van acht andere paviljoengebouwen van één bouwlaag, per twee en evenwijdig aan de Marconistraat. Ze werden onderling verbonden door beglaasde galerijen en gaven uit op tuinen. Deze acht paviljoenen, waarin telkens 19 bedden moesten komen, werden in twee grote kwartieren gegroepeerd, een voor mannen en een voor vrouwen. Afgezonderd van de rest van de site, aan de Dierenriemstraat, waren twee extra paviljoenen (voor elk 12 bedden) bestemd voor patiënten met besmettelijke ziekten (D). Aan de rand van de site, aan de Marconistraat, lagen de gebouwen voor de keukens en de refter (gesloopt) en voor de stookruimte en de wasserij (C; Marconistraat nr.136).
De site werd aan de Marconistraat en de Dierenriemstraat volledig door een bakstenen omheiningsmuur afgesloten.
In de loop van de 20e en 21e eeuw onderging het ziekenhuiscomplex diverse aanpassings- en uitbreidingswerken. Onder de belangrijkste verbouwingen vermelden we de modernisering van het operatiekwartier, met de bouw in 1994 van een nieuw gebouw van zes bouwlagen in baksteen en beton (a), loodrecht t.o.v. de Marconistraat (n.o.v. architect L. H. Kuypers) en toegankelijk via een toegangsportaal met driehoekige plattegrond. Deze vleugel werd verbeterd en in 1998 uitgebreid met een extra vleugel (b) van zes bouwlagen, evenwijdig t.o.v. de Marconistraat (architectenbureau Emile Verhaegen).
Als gevolg van deze ingrijpende werken werden de acht oorspronkelijk paviljoengebouwen geleidelijk gesloopt. Ze vormden lange rechthoekige volumes van één bouwlaag onder een zinken zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., met bakstenen gevels versierd met fijne banden in geelgekleurde baksteen en met elementen in hardsteen. De puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. waren voorzien van een toegangsdeur onder een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., de zijgevels werden opengewerkt met steekboogvensters.
Blijven thans nog over, enkel het administratief paviljoen (A), het paviljoen voor de raadplegingen (B), de twee paviljoenen voorbehouden voor de infectieziekten (D), en het paviljoen voorbehouden voor de stookruimte en de wasserij (C). Ook de omheiningsmuur is slechts gedeeltelijk bewaard.
Beschrijving van de bewaarde paviljoenen
(A) voormalig toegangspaviljoen, Molièrelaan nr.32-34
Aan de Molièrelaan, volume met vier gevels van twee bouwlagen onder mansardedak, rechts geflankeerd door een kleine lage vleugel van één bouwlaag. Hoofdgevel met in totaal acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de drie laatste in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., de voorlaatste, waarin zich de toegang bevindt, geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond door een dakvenster onder halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. (dat oorspronkelijk een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. doorbrak). Rondboogvensters op de benedenverdieping, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping. Toegangsdeur op de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), inrijpoort op de voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op de eerste verdieping, ter hoogte van de zesde en achtste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gedenkplaten ter ere van de schenkers: «A A. Verheggen» en «A A. Van Hoesen». Mansardedak verlicht door verscheidene dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Schrijnwerk bewaard. Achteruitbouwstrook oorspronkelijk afgesloten door een ijzeren traliewerk op hardstenen sokkel.
Binnen, op de benedenverdieping: oorspronkelijk, administratieve diensten, directeurswoning, bureau van de econoom, conciërgewoning, kamer van de wachtdienst, en apotheek; op de verdieping, slaapkamers van de directeur en van de internen, magazijnen en archieven; onder het dak, slaapkamers van de verpleegsters. Koetsdoorgang doorheen het gebouw naar het paviljoen voor de raadplegingen.
(B) voormalig paviljoen “raadplegingen”, Marconistraat nr.142-144
Paviljoen gevormd door vier vleugels van twee bouwlagen rond een binnenplaats. In 1933 werd de binnenplaats ingenomen door twee bijgebouwen van twee bouwlagen met extra kamers voor de verpleegsters (n.o.v. architect M. Tosquinet). Vleugel uitgebreid in 2000, rond de Marconistraat, met een bijgebouw voorbehouden voor de urgentiediensten. Tijdens deze werken werd de oorspronkelijke bakstenen omheiningsmuur ter hoogte van het paviljoen gedeeltelijk gesloopt.
(C) voormalige wasserij en machinezaal, Marconistraat nr.136
Vleugel van twee bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met getoogde muuropeningen in verschillende groottes, de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lichtjes inspringend en geflankeerd door een klein bijgebouw van één bouwlaag. Laatste travee verhoogd met een vierkante toren met een rechthoekige muuropening onder I-balk (katrol). Toegangsdeur achter een uitspringend portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., het resultaat van een verbouwing uitgevoerd in 1993 (n.o.v. architect P. E. Vincent). De oorspronkelijke bakstenen omheiningsmuur vóór het paviljoen werd bij die gelegenheid gesloopt voor de aanleg van een parking. In het paviljoen bevindt zich thans een laboratorium.
Het paviljoen werd vroeger rechts geflankeerd door de hoge bakstenen schoorsteen (van het industriële type) van de stookruimte (gesloopt).
(D) voormalig kwartier van de “besmettelijken”, Dierenriemstraat nr.48
Twee rechthoekige paviljoenen, loodrecht t.o.v. de straat; puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van het linkerpaviljoen aan de rooilijn (het resultaat van een uitbreiding van latere datum), die rechts lichtjes inspringend (oorspronkelijke plaats). Binnen lagen de ziekhuisbedden aan weerszijden van een centrale gang. Renovatie en uitbreidingen in 2001 (Architectenbureau Emile Verhaegen).
Bronnen
Archieven
GAV/DS 4642 (1908), 12259 (1933), 19729 (1972), 19785 (1973), 19795 (1973),
20230, 20334, 24950 (2011).
Publicaties en studies
DEL MARMOL, B., De Molièrelaan en de Berkendaalwijk, GOB,
Brussel, 2002 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 33), p. 7.
BERNIER, M., Saint-Gilles Lez-Bruxelles. Monographie Histoire et description illustrées, Brussel, 1904, pp. 202-212.
EYLENBOSCH, A., Commune de St Gilles-lez-Bruxelles, Administration des hospices civils, Hôpital à construire à Forest, à front d’une avenue projetée et de la rue Verte, Les rencontres Saint-Gilloises, Brussel, 1994.
EYLENBOSCH, A., YSABEAUX, W., Cent ans de vie sociale à Saint-Gilles, Les rencontres Saint-Gilloises, Brussel, 1994.
Tijdschriften
HENNAUT, E., DEMANET, M., "Le visage de la médecine. Un siècle d’architecture hospitalière à Bruxelles 1820-1940", Bulletin du Collège Royal des Médecins de l’agglomération Bruxelloise, Brussel, 981, 2000.
“Architectuur van Belgische hospitalen”, cahier M&L, 10, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten en Landschappen, 2004.