Typologie(ën)
herenhuis
werkplaats (ambachtelijk)
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
Jean MAELSCHALCK – architect – 1901
INCONNU - ONBEKEND – 1898
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neorenaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 28860
Beschrijving
Herenhuis
in eclectische stijl met renaissance-invloed, 1898. Bestaande inrijpoort
voorzien van verdiepingen onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. n.o.v. architect Jean Maelschalck,
1901.
Het gebouw werd vanaf 1911 in gebruik genomen als burelen voor de coöperatieve verzekeringsmaatschappij La Victoire. Vanaf ca. 1927 wordt het gebouw ingenomen door de Bonneterie Weisbort François et frères. Zij vervingen de oorspronkelijk achterbouwen (aangeduid in 1898 als poulailler – pigeonnier) door grote werkplaatsen. Na WO II werd het gebouw ingenomen door de Société Belge Etam. Vandaag huisvest het gebouwencomplex het Centre d’acceuil et de traitement (CATS) du Solbosch.
Huidige opstand van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Witstenen gevel met elementen in blauw geglazuurde baksteen en hardsteen, op dito onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen..
Voormalig herenhuis van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht.. Balkons volgens verkleinende ordonnantie; in hardsteen met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. in eerste bouwlaag als Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in hoogste bouwlaag. Benedenverdieping onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede bouwlaag onder entablement. Getande kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst..
Links inrijpoort tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en onder timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met mascaronGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker. en arabesken; balkons op verdiepingen met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. (boogvormig op eerste verdieping), in hoogste bouwlaag voor glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. onder timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.; geheel bekroond door oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. in tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met gebogen frontonbekroning.
Interessant decoratief programma dat dateert van 1898 met o.a. op borstwering van tweede bouwlaag panelen met keramiektegels waarin bloemenguirlande en slingers, bekroond door sgraffitofries met palmetmotief. In hoogste bouwlaag op muurdammen flankerend aan glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. twee cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met ‘18’ en ‘98’. Hoofdgestel met tegels in spiegels. Op benedenverdieping echter decoratie waarschijnlijk n.a.v. gebruik als verzekeringskantoor sinds 1911 met medaillonsRonde of ovale cartouche. waarin leeuwenhoofden, omgeven door guirlandes van eikenblad en olijfblad in muurdammen van benedenverdieping.
Achteraan perceel groot atelier met magazijnen van twee bouwlagen en vier traveeën n.o.v. architect Robert Lemaire, 1927 i.o.v. Bonneterie Weisbort François et frères. Bakstenen gevel met grote, rechthoekige muuropeningen. Uitgebreid met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en verhoogd met één bouwlaag onder plat dak in 1991 en 1997.
Het gebouw werd vanaf 1911 in gebruik genomen als burelen voor de coöperatieve verzekeringsmaatschappij La Victoire. Vanaf ca. 1927 wordt het gebouw ingenomen door de Bonneterie Weisbort François et frères. Zij vervingen de oorspronkelijk achterbouwen (aangeduid in 1898 als poulailler – pigeonnier) door grote werkplaatsen. Na WO II werd het gebouw ingenomen door de Société Belge Etam. Vandaag huisvest het gebouwencomplex het Centre d’acceuil et de traitement (CATS) du Solbosch.
Huidige opstand van drie bouwlagen en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Witstenen gevel met elementen in blauw geglazuurde baksteen en hardsteen, op dito onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen..
Voormalig herenhuis van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht.. Balkons volgens verkleinende ordonnantie; in hardsteen met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. in eerste bouwlaag als Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in hoogste bouwlaag. Benedenverdieping onder hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede bouwlaag onder entablement. Getande kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst..
Links inrijpoort tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en onder timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met mascaronGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker. en arabesken; balkons op verdiepingen met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. (boogvormig op eerste verdieping), in hoogste bouwlaag voor glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. onder timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.; geheel bekroond door oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. in tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met gebogen frontonbekroning.
Interessant decoratief programma dat dateert van 1898 met o.a. op borstwering van tweede bouwlaag panelen met keramiektegels waarin bloemenguirlande en slingers, bekroond door sgraffitofries met palmetmotief. In hoogste bouwlaag op muurdammen flankerend aan glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. twee cartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met ‘18’ en ‘98’. Hoofdgestel met tegels in spiegels. Op benedenverdieping echter decoratie waarschijnlijk n.a.v. gebruik als verzekeringskantoor sinds 1911 met medaillonsRonde of ovale cartouche. waarin leeuwenhoofden, omgeven door guirlandes van eikenblad en olijfblad in muurdammen van benedenverdieping.
Achteraan perceel groot atelier met magazijnen van twee bouwlagen en vier traveeën n.o.v. architect Robert Lemaire, 1927 i.o.v. Bonneterie Weisbort François et frères. Bakstenen gevel met grote, rechthoekige muuropeningen. Uitgebreid met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en verhoogd met één bouwlaag onder plat dak in 1991 en 1997.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 1311 (1898), 1799 (1901), 5509 (1911), 6500 (1914), 7005 (1920), 9348 (1927), 15180 (1949), 15277 (1949), 21269 (1991), 21280 (1991), 21620 (1995), 22020 (1997), 22287 (1999), 24619 (2010).