Typologie(ën)

Serre

Ontwerper(s)

Alphonse BALATarchitect1874-1895

Henri MAQUETarchitect1902

Charles GIRAULTarchitect1905

Stijlen

Eclectisme

Inventaris(sen)

  • Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
  • Inventaris van engineering erfgoed (2011)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Het monumentale erfgoed van België. Laken - Koninklijk Domein (DPC - DCE)
  • Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Landschappelijk
  • Wetenschappelijk
  • Technisch
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2021

id

Urban : 36609
lees meer

Beschrijving

Geschiedenis

De Koninklijke SerresBroeikast. van Laken werden tussen 1874 en 1905 gebouwd op initiatief van koning Leopold II, hoofdzakelijk onder leiding van architect Alphonse Balat, nadien van de architecten Henri Maquet en Charles Girault.

Al vanaf zijn troonsbestijging in 1865 vatte de koning, een liefhebber van exotische bloemen en planten, het plan op om in Laken een wintertuin te bouwen. Dit plan maakte deel uit van de verbouwingswerken van het Kasteel van Schoonenberg. De koning wou van dit oude kasteel een “Paleis der Natie” maken waarin congressen, feestelijkheden en openbare recepties konden worden georganiseerd. De serres zouden ook worden gebruikt voor de ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders en buitenlandse gasten, want elk paviljoen kon tot eetzaal, feestzaal en theaterzaal worden omgevormd.

Leopold II vertrouwde de uitvoering van zijn plan toe aan zijn persoonlijke architect Alphonse Balat, die al jarenlang ervaring had met de bouw van serres, want hij had onder meer de wintertuinen van de kastelen van Beauraing, Jehay en Presles gebouwd, evenals die van het paleis van de markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur.  d’Assche. Van zijn hand zijn ook de Victoriaserre van de Kruidtuin, waarvan de vorm verwant is aan die van de toekomstige Wintertuin van het Kasteel van Laken. De koning won ook advies in bij de befaamde botanicus Jean Linden (1817-1898), die zou instaan voor de verwarming, essentieel voor de conservatie van tropische planten.

Het serrecomplex ligt in het verlengde van de linkervleugel van het Kasteel van Laken. Vertrekkend vanaf de oranjerie (1817) tekende A. Balat een glazen gang die dat gebouw verbond met een rotonde, de Wintertuin, die naderhand dienst zou doen als verbindingspunt voor de circulatie binnen het hele complex. De rotonde herinnert aan Palm House in de Kew Gardens nabij Londen (n.o.v. architect Decimus Burton en ingenieur Richard Turner, 1844), waarvan de ruimtelijke constructie werd overgenomen in het Crystal Palace dat voor de Wereldtentoonstelling van Londen werd ontworpen.

Voor de levering van de ijzeren balken deed A. Balat in 1874 een beroep op de firma A. Durieux et Cie (Leuven), ook de Société Anonyme des Ateliers de la Dyle genaamd, de enige Belgische staalbouwfirma.

Op 20.05.1880 werden de Koninklijke SerresBroeikast. officieel ingehuldigd.

Om zoveel mogelijk mensen van zijn plantenverzamelingen te laten genieten, besliste Leopold II zijn serresBroeikast. tijdens de lente voor het publiek open te stellen, een traditie die nog steeds voortduurt. De serres herbergen een uniek botanisch patrimonium bestaande uit duizenden bomen, struiken, bloemen en planten, waaronder sommige met uitsterven zijn bedreigd in de natuur (Cibotium regale, uit Mexico en Guatemala). De leeftijd van de oudste palmen die Leopold II zelf nog verwierf, wordt op 150 jaar geschat. Vierenveertig sinaasappelbomen behoren tot de initiële 18e-eeuwse verzameling, afkomstig van de oranjerie van Tervuren die door de aartshertogen Albrecht en Isabella werd gebouwd. De 296 cameliavariëteiten – sommige planten komen uit de oorspronkelijke plantages van Leopold II, die een passie voor deze bloemen koesterde – vormen ‘s werelds grootste cameliaverzameling in serreBroeikast. en de oudste verzameling met een dergelijke omvang.

In de jaren 1980 voerde de Regie der Gebouwen, in samenwerking met de Koninklijke Schenking, een grootschalige restauratiecampagne uit die in 2001 werd voltooid.


Beknopte beschrijving

Het complex bestaat uit 36 paviljoenen gemaakt van glas en groenkleurige ijzer. Ze beslaan een oppervlakte van 1,5 hectare en zijn in drie zones ingedeeld:

- de eerste zone, bestemd voor het onthaal van de gasten, wordt gevormd door een groep monumentale gebouwen bestaande uit de Embarcadère, de Congoserre, de Wintertuin, de aanpalende Maquetserre, en de Oranjerie die in 1817 in opdracht van Willem I werd gebouwd. Ze liggen op één lijn en staan in verbinding met het kasteel via de Theaterserre;
-
de tweede zone, het Palmenplateau, is intiemer dan de eerste en omvat de Débarcadère, de Palmenserre en het Palmenpaviljoen, de IJzeren Kerk en de Sacristie, de Azaleaserre en de kweekserres van Albert I;
- de derde zone ligt tussen de twee grote gehelen van serresBroeikast. in en omvat de boven- en ondergrondse galerijen en de glazen gangen met tal van sfeervolle paviljoentjes.

De schoorstenen van de verwarmingsketels, in de vorm van minaretten, zijn in het geheel geïntegreerd.

Oranjerie. De Oranjerie werd in 1817-1819 gebouwd in opdracht van Willem I der Nederlanden door architect Guislain-Joseph Henry, in samenwerking met de Rijselse architect François Verly. Rechthoekig gebouw in neoclassicistische stijl met een lengte van 97 meter, een breedte van dertien meter en een hoogte van acht meter, met het kasteel verbonden via de Theaterserre.
Op de hoofdgevel, rij van 26 Toscaanse halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. onder architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. belijnd door een kroonlijst en een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. versierd met stenen vazen. In het midden, brede ingangsdeur geflankeerd door twee zuilen gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. door een rondboog, onder een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. versierd met het monogram van Leopold II, het resultaat van een verbouwing uit 1892.
Binnen wordt het plafond in caissons opgedeeld door op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. rustende balken. Vloer met kiezelbedekking.
Ingrijpende verbouwingen in 1883: toevoeging van de Eetzaalserre, bestaande uit een rechthoekige zaal uitmondend in een cirkelboog, voorzien van parket en met bewaarde oorspronkelijke smeedijzeren verlichting; en, in de aanvankelijk blinde noordmuur, het aanbrengen van een opening bestemd voor de aanleg van een brede verbindingsgalerij naar de Wintertuin en van twee aanpalende serresBroeikast..
De Eetzaalserre bevat de sinaasappelbomen, naast een verzameling laurieren, rododendrons en camelia’s. Buste van Leopold II van beeldhouwer Jef Lambeau.

De Theaterserre, die aan de Oranjerie paalt, werd oorspronkelijk door A. Balat gebouwd maar in 1905 heropgebouwd door architect Charles Girault, die door Leopold II was aangesteld om het kasteel uit te breiden. Deze serre bestaat uit een grote centrale rechthoekige ruimte in steen onder een afgerond gewelf. Ze omvat een scène en een glazen apsis die als theaterzaal dienst kan doen. Verscheidene ingewerkte nissen (camelia’s). Volledig gedemonteerd en heropgebouwd door de Regie der Gebouwen.

Wintertuin (1874-1876). De grootste van de serresBroeikast., en ook de eerst gebouwde. Bestemd voor het organiseren van recepties en bals.
Rotonde met een diameter van 57 meter en een hoogte van 25 meter, bestaande uit een glazen koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. waarvan de structuur wordt gevormd door 36 gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. rondbogen met drie steunpunten:
- een eerste buitenste ring, in steen, geplaatst op de funderingen;
- een tweede ring, in natuursteen, die de ononderbroken architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. vormt van 36 gecanneleerde Dorische zuilen in wit marmer, verbonden door een architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. met guttaeversiering onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.;
- de onderrand van de met een koninklijke kroon versierde lantaarn die de koepel bekroont.

De hoofden van de 36 spantbenen zijn in groepen van drie bevestigd aan palmetvormige ringen die op hun beurt tegen de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. steunen.
Op de vloer, in het midden van het mozaïek, jaartal “1876” en het monogram van Leopold II.
Koepel omgeven door een ronde galerij bekroond door grote steunbogen.

Centrale verwarming geïnstalleerd in 1876 door de Franse firma Geneste, Herscher & Cie, die ook de metalen schoorstenen bouwde. Daar de installatie geen voldoening schonk, werd ze nadien door de Gentse firma Ch. Delacroix aangepast.

Dankzij de grootte van deze serreBroeikast. konden er hoogstammige palmen in worden geplant, waarvan de meeste nog uit de tijd van Leopold II dateren. De serre bevat ook dadelpalmen, sabals, howea’s, boomvarens, bananenbomen, zamia’s, aralia’s, datura’s.

De Wintertuin, interieur (foto 2020).

De Wintertuin is via glazen galerijen verbonden met de veel kleinere en vierkante Congoserre (1886-1887, A. Balat), alsook met de Oranjerie (1817) en met de Maquetserre (1902).

De Congoserre werd in 1886-1888 gebouwd, gelijktijdig met de Embarcadèreserre, d.w.z. een jaar na de erkenning van de soevereiniteit van Leopold II over de Afrikaanse kolonie tijdens het congres van Berlijn. In deze serreBroeikast. wou de koning uit Congo afkomstige planten onderbrengen, maar weinige ervan waren geschikt voor de serreteelt en dus moest hij genoegen nemen met palmen, rubberbomen en varens.

De Embarcadèreserre vormt het beginpunt van het gehele complex. Ze werd vroeger Perronserre genoemd omdat de bezoekers er in koetsen arriveerden en ze de toegangspoort tot een ondergronds treinstation voor het kasteel moest worden. Ze wordt thans gebruikt als ontvangsthal voor de genodigden op de recepties in de Wintertuin (er leidt een trap naartoe) of in de Eetzaalserre.
Ze bestaat uit twee lange evenwijdige compartimenten onder tongewelf: het eerste heeft drie deuropeningen en bevat twee hoekpaviljoenen met kleine daklantaarns; het tweede wordt bekroond door een vierzijdige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. gedragen door fijne metalen Korinthische zuilen. Beelden De dageraad en De avond van beeldhouwer Charles Van der Stappen; vazen die Leopold II in de jaren 1860 uit China had meegebracht (1864-1865) en die gevuld zijn met medinilla’s (tropische planten uit de Filippijnen). De oorspronkelijk verlichting is bewaard gebleven.

Van de Embarcadèreserre leidt een trap in wit marmer onder spitsbooggewelf naar de Congoserre (1886-1888). Nabij de trap bevindt zich de buste van Leopold II door beeldhouwer Jef Lambeaux. Rechtstreeks verbonden met het bijgebouw van de Wintertuin, rechthoekig gebouw onder een centrale achtzijdige koepel geflankeerd door vier vierkante koepelsBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.. Het dak wordt gedragen door slanke gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen met Korintische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en is bekroond met een ster, het symbool van de Congostaat.

Het complex van de Wintertuin wordt met het Palmenplateau verbonden door de Grote Galerij, een meer dan 200 meter lange glazen gang met drie onderscheiden delen:
- van de Spiegelserre naar de Embarcadèreserre, door een souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. waarvan de muren zijn bekleed met klimvijgen met daartussen varens (Ondergrondse Galerij);
- van de Dianaserre naar de Spiegelserre, met een ingangspaviljoen en een nieuwe oranjerie (ook de Geraniumgalerij genoemd);
- van de Azaleaserre naar de Dianaserre, met twee zijgalerijen, waarvan de ene aan het beeld van de Diana van Gabès uitmondt en de andere, het zogenoemde Varenkruis, aan een tiental kweekserres (geraniums).


De Spiegelserre, die via het ondergrondse gedeelte van de Grote Galerij toegankelijk is, werd vroeger Narcissuspaviljoen genoemd (het beeld van Narcissus is thans verdwenen); ze bevat een mooie trap met rechte hoek en wordt bekroond door een glazen bedaking met kruisbooggewelf waaraan een koningsvaren hangt. De leuning wordt overwoekerd door een klimplant. Spiegel in een rocaillewand. De muren zijn bedekt met klimvijgen met daartussen hertshoornvarens; kaneelboom.

Rechts van de Spiegelserre, kleine galerij met ingangspaviljoen die de Spiegelserre met de Nieuwe Oranjerie verbindt.

De Nieuwe Oranjerie is waarschijnlijk van de hand van architect Henri Maquet en werd tegelijkertijd met de gelijknamige serreBroeikast. gebouwd (1902). Rechthoekig gebouw met afgeronde hoeken onder een beglaasd tongewelf. Ontworpen als een galerij met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn.. Witstenen gevel met grote rondboogvensters. Dakterras afgesloten met een monumentale hardstenen balustrade. De Nieuwe Oranjerie wordt momenteel gebruikt voor het kweken van kamerplanten.

Ze is verbonden met de Wintertuin via de Maquetserre. Die werd in 1902 gebouwd ter vervanging van de Cameliaserre en was het werk van A. Balat, die ze tegelijkertijd met de Wintertuin afwerkte. In 2002 werd ze volledig gedemonteerd en heropgebouwd door de Regie der Gebouwen.

De Dianaserre, die door en Grote Galerij in twee ongelijke delen wordt verdeeld (A. Balat, 1885-1887), is een miniatuurreplica van het gewelfde centrale schip van de Palmenserre (ovale plattegrond). Ze dankt haar naam aan een beeld van Diana, de godin van de jacht, dat in de grootste ruimte van de serreBroeikast. staat opgesteld. Boomvarens, palmen, naaktvarens, dombeya’s, eucalyptussen, orchideeën en chamaerops.

De Grote Galerij mondt uit aan de zone van het Palmenplateau aan het uiteinde van het domein, dicht bij de Koninklijk Parklaan. De aanleg ervan, die van 1892 tot 1905 liep, begon met de bouw van de Palmenserre. Die heeft de vorm van een kerk, met een schip, een dwarsbeuk, een door een lage ronde serre afgesloten apsis, en palmvormige gewelven. Sommige spanten van het metalen gebinte zijn versierd met platen met vegetale motieven in art-nouveaustijl. Zoals in de andere serresBroeikast., voluutmotieven uitgesneden in de platen van de andere spanten. Ze bevat rubberbomen, bananenplanten, palmen en orchideeën. In het centrale gedeelte zijn drie meter diepe kuilen gegraven (1945 en 1987) om te vermijden dat het gebladerte van de palmen het dak zou doorboren.

De Palmenserre geeft toegang tot een trap die naar het Palmenpaviljoen (1880) leidt: een vierhoekige ruimte met een kamer achter een kantoor. Leopold II bracht er zijn laatste levensjaren door (tot in 1909).

Een tweede trap leidt naar een galerij die loopt naar de Azaleaserre (1885), de enige kweekserre die geprefabriceerd werd geleverd door de Compagnie Continentale d’Horticulture de Gand (bronzen buste van Louis Paras, hoofdtuinman van de serresBroeikast. tussen 1921 en 1939, van de hand van koningin Elisabeth). Deze serre geeft uit op de Grote Galerij en op het beeldhouwersatelier dat koningin Elisabeth in 1938 liet bouwen: een kleine cottage met een rieten dak en een breed raam dat op het park uitkijkt.

Het voormalige atelier van koningin Elisabeth (1938) (foto 2020).

Vanuit de Palmenserre krijgt men via een loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met Italiaanse invloed ook toegang tot de Débarcadèreserre, die als onthaalpaviljoen dienstdoet in de periode dat de serresBroeikast. voor het publiek toegankelijk zijn. Deze serreBroeikast. valt op daar haar glazen tongewelf op gietijzeren pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). De structuurbogen komen samen onder het siermotief dat de pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) bekroont. De bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. zijn verfraaid met de smeedijzeren voluutmotieven die in de meeste serresBroeikast. voorkomen. De oorspronkelijke koperen lampen zijn aan de centrale as van het dak bevestigd. Kopie van de David van Donatello.

Tot slot verbindt een galerij, de Paradijsweg genoemd, de Palmenserre met IJzeren Kerk en met de Sacristie. Die bleven slechts een tiental jaren in gebruik, totdat architect Charles Girault een nieuwe kapel inrichtte in de nieuwe rechtervleugel van het kasteel. De kerk werd in 1895 voltooid en stond op het hoogste punt van het park; ze had de vorm van een byzantijns kruis met zeven straalkapellen en werd bekroond door een achtzijdige koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. die rustte op acht granieten zuilen en met een klokkentoren als spits. In 1937 werd ze volledig verbouwd, samen met de Sacristie, een veelhoekig gebouw onder een licht hellend dak.

Tussen de Dianaserre en de Azaleaserre, rechts van de Grote Galerij, bevinden zich acht kweekserres en een centrale galerij, die kort vóór de Eerste Wereldoorlog (tijdens het koningschap van Albert I) werden gebouwd, het zogenoemde Varenkruis.

Bronnen

Publicaties en studies
Cosyn, A., Laeken ancien et moderne, Imprimerie scientifique Charles Bulens, Brussel, 1904.
Demey, Th., Het koninklijk domein van Laken, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2004 (verz. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 37).
Demey, Th., Léopold II (1865-1902). La marque royale sur Bruxelles, Badeaux, Brussel, 2009.
Emerson, B., Léopold II, Editions J.-M. Collet, Brussel, 1980.
Goedleven, E., De Koninklijke Serres van Laken, Lannoo, Tielt, 1988.
Lombaerde, P., Leopold II, Koning-Bouwheer, Pandora Snoeck-Ducaju & zoon, Gent, 1995, pp. 41-52.
SMETS, I., De koninklijke serres van Laken, een uitzonderlijke plantencollectie in een glazen stad, Bai, Gent, 2015.
van Ypersele de Strihou, A., P., Laken, een huis voor keizer en koning, Arcades, Brussel, 1970.
van Ypersele de Strihou, A., P., Laken: een kasteel in het verlichte Europa, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve, 1991.

Tijdschriften
CLEMENT, J., Alphonse Balat: architecte du roi (1819-1895), Académie royale de Belgique (Klasse der Schone Kunsten), Brussel, 1956, pp. 35-38.
Wouters, I., Lauriks, L., «Construire en fer et en verre, Innovations au XIXe siècle», Bruxelles Patrimoines (Dossier L’Art de construire), 3-4, 2012, pp. 91-101.