Typologie(ën)
museum
beeldhouwwerk en herdenkingsmonument
Ontwerper(s)
Gédéon BORDIAU – architect – 1879-1904
Charles GIRAULT – architect – 1904-1905
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1875 tekende Gédéon Bordiau voor de toekomstige site van het Jubelpark, toen nog een militair oefenveld, een ‘tentoonstellingspaleis’ (SAB/PP 953, 3285). Met een H-vormig grondplan bestond dit klassiek geïnspireerde paleis uit een triomfboog met drie ongelijke openingen die door een zuilengalerij verbonden was met twee uitgestrekte rechthoekige paviljoenen.
Naar aanleiding van de organisatie van een Nationale Tentoonstelling tijdens de viering van vijftig jaar Belgische onafhankelijkheid in 1880, hernam Bordiau in 1877 het idee van een paleis bestaande uit een triomfboog en twee paviljoenen die met elkaar verbonden zouden worden door een halfcirkelvormige zuilengalerij (L’Illustration nationale, 28, 12.09.1880, p. 1). Bordiau inspireerde zich voor deze configuratie op het paleis van Longchamp in Marseille, dat in 1862 werd gebouwd door architect Henry Espérandieu. De triomfboog moest het uitzicht vanaf de Wetstraat bekronen en dat op de toekomstige Tervurenlaan meer luister geven. Hoewel Bordiau aanvankelijk een ontwerp bestaande uit drie bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. voorlegde, kon Leopold, onder invloed van zijn architect Alphonse Balat, hem overtuigen om voor één boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. te kiezen. Het monument moest worden bekroond met een vierspan geleid door Apollo en Mercurius en de Kunst en Industrie voorstellen. Het plan Bordiau werd goedgekeurd bij K.B. van 30.05.1879.
Door geldgebrek kon niet alles van het project worden uitgevoerd tegen de opening van het evenement, de viering van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid, waarvan de naam Jubelpark (of nog duidelijker in het Frans: Cinquantenaire) is afgeleid. Enkel de twee paviljoenen en de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van de zuilengalerij raakten voltooid. De andere gedeelten werden gebouwd in voorlopige materialen als hout, stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer. en beschilderd linnen. De uitvoering als facsimile bood Bordiau de gelegenheid om zijn plannen te herzien in functie van het algemene effect. Daarom besliste hij na 1880 om de afmetingen van de halfcirkelvormige zuilengalerij te vergroten zodat die beter harmonieerde met de omvang van het park (HENNAUT, E., 2003, p. 34).
In 1888 vond op de site de opening van de Grote Internationale Wedstrijd voor Wetenschap en Nijverheid plaats. Hoewel de werkzaamheden voor de oprichting van de gebouwen in 1881 waren hervat met het oog op dit nieuwe evenement, was enkel de halfcirkelvormige galerij met dubbele open zuilenrij voltooid. Ondanks het aandringen van de koning werden de noodzakelijke geldmiddelen niet vrijgemaakt, waardoor de triomfboog opnieuw uit voorlopige materialen werd gebouwd.
In 1889 slaagde Leopold II erin om een uitzonderlijk krediet te laten goedkeuren dat bestemd was voor de bouw van de triomfboog van het Jubelpark. De boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. moest worden ingehuldigd tijdens de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1897. Op 21.07.1890 legde de koning de eerste steen. Vier jaar later waren de fundamenten klaar. Ondertussen traden aanzienlijke vertragingen op door een verlaging van het budget in 1895 en een staking bij de steenhouwers waardoor de voltooiing een jaar later onmogelijk werd.
De Wereldtentoonstelling ging open op 10.05.1897 en vond plaats zowel in het Jubelpark als in het park van Tervuren, waar het koloniale luik was ondergebracht. Om deze twee sites met elkaar te verbinden was tussen 1895 en 1897 eindelijk de Tervurenlaan aangelegd. In het Jubelpark raakte men niet verder dan de draagmuren van de triomfboog. Voor de derde keer moest een nepboog worden opgetrokken, voorzien van een monumentaal doek beschilderd met het voorziene vierspan door Devis en Lynen (Bruxelles Exposition 1897, p. 157). Deze tijdelijke constructie werd pas in 1900 afgebroken.
Ter gelegenheid van de viering van 75 jaar Belgische onafhankelijkheid besliste Leopold II om zelf te zorgen voor de financiering van de afwerking van de triomfboog in het Jubelpark. Hij maakte hiervoor gebruik van de Stichting van de Kroon. Hij liet zogenaamde milde schenkers – in feite stromannen – een collectieve brief aan de regering ondertekenen waarin deze aanboden om de kosten van de voltooiing voor hun rekening te nemen. Bovendien engageerden ze zich om hiervoor uitsluitend materialen uit België te gebruiken.
Ondertussen, eind 1903, was Bordiau ziek geworden en vroeg Leopold II assistentie van de Franse architect Charles Girault, die hij tijdens de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs had leren kennen. In plaats van de triomfboog af te werken, herzag Girault het hele ontwerp. Toen Bordiau in 1904 overleed, voorzag Girault nog een ontwerp zonder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. bestaande uit twee monumentale zuilen en met behoud van de bestaande draagmuren. Maar korte tijd later stelde hij een ontwerp voor met drie even grote bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden..
Tegenover de kritiek van de Commissie voor Monumenten en Landschappen, voorstanders van één boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., verdedigde Girault zijn project door erop te wijzen dat het niet ging om één enkel huldemonument zoals de Romeinse triomfbogen, maar om een stadspoort die uitgaf op de brede Tervurenlaan; één enkele boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. zou een vernauwend effect creëren (VANDENBREEDEN, J., 1980, pp. 239-240).
Girault ontwierp zijn drievoudige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. in Henegouwse hardsteen. Het geheel van het decor wordt gekenmerkt door de Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. met elementen in Lodewijk XVI. Voor de sculpturen deed de architect een beroep op een twintigtal Belgische beeldhouwers met faam. Als bekroning van zijn monument nam hij het idee van het vierspan van Bordiau over.
De architect had nog slechts anderhalf jaar de tijd om zijn plannen verder te ontwikkelen en uit te voeren. Hij organiseerde een gigantische bouwwerf waar 450 arbeiders dag en nacht werkten. Een elektrische generator zorgde voor kunstlicht. Om de bestaande draagmuren te slopen gebruikten de aannemers Wouters-Dustin voor het eerst in België de techniek van de dynamitering. De bouw van de boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. werd onder meer vergemakkelijkt door een ingenieus systeem van een met elektrische kabels aangedreven rollende brug die langs twee enorme houten stellingen schoof. De stenen werden in de grote zuidelijke hal ter plaatse gehouwen.
Op 04.01.1905 werd de eerste steen van de nieuwe triomfboog gelegd. In mei was de ruwbouw afgerond. Daarna restte nog de voltooiing van het omvangrijke sculpturale programma; voor bepaalde beeldhouwwerken zouden in eerste instantie gipsen afgietsels worden geplaatst. Leopold II huldigde de boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. in op 27.09.1905, of zo’n negen maanden na de start van de werkzaamheden.
Vermits het nieuwe monument veel groter was dan de oorspronkelijke versie, liet Girault aan elke kant twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de halve cirkel verwijderen. Tegelijkertijd liet hij de zuilengalerij aan de kant van Tervuren dichtmetselen. Hoewel Girault van bij het begin een decoratieve friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). voor deze nieuwe halfronde muur had voorzien (HENNAUT, E., 2003, p. 36), zou hij pas 1921 en 1932 worden getooid met een mozaïek die de verheerlijking van België als thema heeft en werd ontworpen door kunstenaars van de Société de l’Art monumental.
Beschrijving
Triomfboog
Dit monument met een breedte van zestig meter en een hoogte van meer dan veertig, is gebouwd in hardsteen op betonnen fundamenten. In de omgangstaal wordt hij ‘triomfboog’ genoemd, maar in feite bestaat dit bouwwerk uit drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., rondbogen met dezelfde omvang. Deze booggewelven zijn van elkaar gescheiden door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. zuilen die aanvankelijk een weerspiegeling waren van het profiel van de Tervurenlaan, toen nog opgedeeld in drie rijbanen tussen dubbele bomenrijen (HENNAUT, E., 2003, p. 70).
De triomfboog heeft twee identieke zijden. Zijn onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. bestaat uit massieve rustica en ligt in het verlengde van die van de halfcirkelvormige zuilengalerij en de aangrenzende paviljoenen. Hij wordt bekroond met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). versierd met kenmerkende gestileerde motieven met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.. Aan de voet van elke draagmuur bevindt zich een gebogen voetstuk waarvan de basis een bank vormt en die bekroond is met een beeld. Op de buitenste draagmuren is aan de gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Ionische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. nog een derde zuil toegevoegd.
Het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. is getooid met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). versierd met het monogram van Leopold II. Het wordt bekroond door een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. die plaats biedt aan diverse zalen onder een bakstenen gewelf. Tussen de twee dakterrassen bevindt zich een monumentale sokkel met daarop het vierspan.
De draagmuren hebben elk een boogvormige doorgang waardoor een overdekte dwarse passage wordt gecreëerd tussen de noordelijke en zuidelijke delen van het complex. Aan de uiteinden geeft een ingang onder een groot medaillonRonde of ovale cartouche. toegang tot een trap die naar de top van het monument leidt. De dwarsbogen zijn bekroond met een guirlande en een groot paneel waarop een bas-reliëf had moeten worden aangebracht, dat echter nooit werd verwezenlijkt. De tongewelven zowel gevormd door de grote bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. als door de transversale bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. zijn voorzien van een achthoekig of rechthoekig cassettenplafond; sommige cassetten zijn voorzien van het monogram van de koning.
Twintig kunstenaars werkten mee aan het patriottische sculpturaal programma dat Girault voor de arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. had bedacht. De triomfboog vormt dan ook een staalkaart van de toenmalige Belgische beeldhouwkunst. Bij de inhuldiging waren alle sculpturen aanwezig, maar voor verschillende onder hen betrof het een voorlopige versie in gepatineerd stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer.. De meeste zouden later in brons worden uitgevoerd.
Op de voetstukken van de draagmuren bevinden zich voorstellingen van acht Belgische provincies; Brabant wordt gesymboliseerd door het vierspan op de top van de triomfboog. De allegorieën van Oost- en West-Vlaanderen zijn van de hand van Jef Lambeaux, die van Antwerpen en Luik van Charles Van Der Stappen, die van Henegouwen en Limburg van Albert Desenfans, die van Namen en Luxemburg van Guillaume De Groot.
De twaalf zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. zijn versierd met allegorische voorstellingen van de Kunst en de Industrie: reliëfs van decoratieve vrouwenfiguren, langs de achter- of voorzijde afgebeeld. Aan de kant van de stad bevinden zich de voorstellingen van de Architectuur en de Beeldhouwkunst door Charles Van der Stappen, de Muziek en de Schilderkunst door Égide Rombaux, de Graveerkunst en de Poëzie door Charles Samuel. Aan de kant van Tervuren bevinden zich de Wetenschap en de Industrie door Pierre Braecke, de Handel en de Zeevaart door Isidore De Rudder en twee figuren door Victor De Haen.
Het vierspan stelt Brabant voor dat de nationale vlag hijst. De strijdwagen is het werk van Thomas Vinçotte, de paarden werden ontworpen door Jules Lagae. Het geheel werd in afzonderlijke stukken door de firma Peter Huckschlag in Karlsruhe uitgevoerd. Onder het vierspan, in de richting van de stad, bevindt zich een cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met daarop het wapen van België omringd door twee gevleugelde godinnen van de Overwinning, ontworpen door Julien Dillens en na diens dood afgewerkt door Jules Lagae. In de richting van Tervuren staat op het voetstuk het volgende opschrift: ‘Ce monument a été érigé en MDCCCCV à la glorification de l’Indépendance de la Belgique’ [Dit monument werd opgericht in MDCCCCV ter verheerlijking van de Onafhankelijkheid van België].
Oorspronkelijk waren er zestien standbeelden voorzien voor de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Op de hoeken, op voetstukken versierd met ramshoofden, zouden voorstellingen van de gevleugelde Faam op een wereldbol worden geplaatst. De twee exemplaren voor de zuidkant waren een ontwerp van Jacques de Lalaing, de twee aan de noordkant werden door Godefroid De Vreese getekend. De andere sokkels waren bedoeld voor sculpturen die de Twaalf Deugden zouden uitbeelden. Aan de kant van de stad: Rechtvaardigheid en Voorzichtigheid door Henri Boncquet, de Rijkdom en de Overvloed door Alphonse de Tombay, de Kracht en Liefdadigheid door Jacques Marin. Aan de kant van Tervuren: de Vruchtbaarheid en de Retorica door Paul Dubois, het Geloof en de Hoop door Jean Hérain, de Vrijheid en de Wijsheid door Victor Rousseau. Slechts acht van de twaalf Deugden versieren vandaag de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. De vier voorstellingen van de Faam en de sculpturen van de Deugden aan de voet daarvan, ontworpen door Jacques Marin en Victor Rousseau, werden nooit in brons gegoten en hun versie in stuc werd in 1910 verwijderd.
Naar aanleiding van de 125ste verjaardag van de stichting van de dynastie in 1956, werd in een van de dwarsbogen van de arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. een gedenkplaat bevestigd. Dit ontwerp van Alfred Courtens toont het profiel van de vijf eerste Belgische vorsten (HENNAUT, E., 2003, p. 67).
Halfcirkelvormige zuilengalerij
De halfcirkelvormige zuilengalerij werd in 1879 door Bordiau ontworpen. Hoewel bij de Nationale Tentoonstelling van 1880 enkel de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. te zien was, werd het geheel wel voltooid voor de Wedstrijd in 1888. De zuilengalerij heeft de vorm van een half ovaal dat symmetrisch loopt met een tracé van paden in het midden van het park. Zowel aan het noordelijk als aan het zuidelijk uiteinde in de richting van Tervuren bevond zich parallel een metalen galerij; enkel de constructie aan de noordkant bestaat vandaag nog.
Het bouwwerk werd volledig in hardsteen uitgevoerd. Aan de kant van de stad bestaat de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. uit rustica die karakteristiek is voor het grootste deel van de gebouwen in het Jubelpark. Daarboven bevindt zich een lage, gladde bouwlaag met door brede pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. gescheiden venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze twee soorten stenen gevelbekleding zijn ook terug te vinden in de gevels van de aangrenzende noordelijke en zijdelijke paviljoenen waardoor de homogeniteit van het geheel wordt gevrijwaard. Aan de kant van Tervuren is de benedenverdieping van de halfcirkelvormige zuilengalerij begrensd door een rij Dorische zuilen waarvan de tussenruimten later, vóór 1923, werden dichtgemetseld. De noordkant van het gebouw wordt thans betrokken door het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis en de zuidkant door Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Aanvankelijk stond dit niveau door de zuilenrij heen in verbinding met de twee parallelle gebogen galerijen.
De verdieping van de halfcirkelvormige zuilengalerij bestaat langs de kant van de stad uit een rij Ionische zuilen onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. bekroond met een attiekbalustrade. Deze balustradeHekwerk van spijlen of balusters. is geritmeerd door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. waarop Bordiau standbeelden had voorzien. Aan de kant van Tervuren was een identieke colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. ontworpen, maar de architect had nog niet de definitieve inrichting van de achterkant van de halfcirkelvormige galerij voorzien (HENNAUT, E., 2003, p. 36). In 1905 liet Girault de openingen tussen de zuilen dichtmetselen met stenen van Euville: aan de binnenzijde wordt de muur geritmeerd door Ionische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. en aan de buitenzijde door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
In 1912 ontwierp de schilder Jean Delville een mozaïekdecor voor de binnenzijde van de zuilengang. Aangemoedigd door Girault zetten zes schilder-decorateurs van de in 1920 opgerichte Société de l’Art monumental hun schouders onder het project. Behalve Delville ging het om Omer Alphonse Dierickx, Albert Ciamberlani, Émile Vloors, Constant Montald en Émile Fabry. Onder de bescherming van koning Albert I werd het project mogelijk gemaakt door een beroep te doen op een nationale intekenactie. De tussen 1921 en 1926 ontworpen mozaïek werd uitgevoerd door Jean Lahaye en Émile Van Asbroeck van de firma A. Godchoul. Het kunstwerk werd in 1932 voltooid.
Elke kunstenaar tekende zes panelen van drie meter hoog die, naast elkaar geplaatst, 120 meter van het bovenste gedeelte van de muur in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. nemen. De verschillende taferelen, gemaakt van vierkante blokjes fijn gres, zijn gebaseerd op dezelfde compositieschema’s, zoals eenzelfde horizonlijn, eenzelfde schaal en een soortgelijke tonaliteit.
De linkerkant van de triomfboog is gewijd aan het thema van het vredelievende België, met werken van Fabry, Vloors en Montald die respectievelijk het Materiële Leven, het Geestelijke Leven en het Zedelijke Leven symboliseren. Rechts wordt het thema van het heroïsche België uitgewerkt, met werken van Delville, Ciamberlani en Dierickx die respectievelijk de Overwinning, de Hulde aan de helden en de Oorlog voorstellen.
Beschermd op 29.06.1984.
Bronnen
Archieven
Archives d’Architecture moderne.
Archief Charles Girault, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
Archives nationales de France.
ARA/Ministerie van Openbare Werken, Administratie van Gebouwen, Kaarten en Plannen van Overheidsgebouwen, 27-40.
SAB/PP 408 (1879), 953 (1875), 3285 (1975).
Publicaties en studies
Album commémoratif de l’Exposition nationale, 1830-1880.
DELTOUR-LEVIE, C., HANOSSET, Y., Het Jubelpark.Zijn gebouwen en musea, Reeks Brussel, stad van kunst en geschiedenis, 1, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Monumenten en Landschappen, Brussel, 1993.
HENNAUT, E. (ed.), Parc du Cinquantenaire, le complexe architectural dans ses relations avec le parc, studie uitgevoerd voor de Koning Boudewijnstichting, Archives d’Architecture moderne, 2003.
Kroniek van het Jubelpark, 1880-1980, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1980.
RANIERI, L., Léopold II urbaniste, Hayez, Brussel, 1973, pp. 123-140.
Tijdschriften
VAN DER STRATEN, J., ‘Le site du Cinquantenaire. Constructions et sculptures dont “Les Renommées”’, Brabant Tourisme, 5, 1989, pp. 34-40.
REISS, M., ‘La mosaïque de l’hémicycle du Cinquantenaire. Jean Delville ou la recherche d’un nouveau souffle dans l’art monumental’, Brabant Tourisme, 1, 1992, pp. 3-5.
Bruxelles Exposition 1897, officieel orgaan van de Wereldtentoonstelling, Rossel, Brussel, 1897.
VANDENBREEDEN, J., ‘Le centenaire du Cinquantenaire. Le Palais des Arts Industriels de G. Bordiau’, Crédit communal de Belgique, Bulletin trimestriel, 134, 1980, pp. 231-250.
‘Fêtes de 1880 – Le Palais d’Exposition des Arts industriels’, L’Émulation, 1879, kol. 25-29.
‘Exposition nationale de 1880’, L’Émulation, 1881, kol. 23, pl. 1-12.
‘L’arcade monumentale du Parc du Cinquantenaire’, L’Émulation, 1896, kol. 59.
DE BERTRANGE, L., ‘L’arcade du Cinquantenaire’, Ligue des Architectes, 6, 1909, pp. 82-88.
L’Illustration nationale des Fêtes et Cérémonies du 50e Anniversaire de l’Indépendance de la Belgique, Brussel, 1880.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid