Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Tilman-François SUYS – architect – 1825
Charles VANDER STRAETEN – 1824
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Ingeplant binnen het blok Hertogsstraat, Lambermontstraat, Regentlaan en Troonplein, met omringende tuin en omheining en zuidelijke uitbreidingen waaronder voormalige manege, serresBroeikast. en stallingen en rotondevormig dienstgebouw.
Als residentieel paleis, in opdracht van koning Willem I van Oranje (1815) voor diens zoon erfprins Willem II gebouwd in 1823-1826, ter plaatse van het refugehuis van de Parkabdij (cf. straatnotitie). Ontworpen in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl en aangevat door de toenmalige hofarchitect Charles Vander Straeten, in 1824 onder dak en vanaf 1825 voltooid met binneninrichting door architect Tilman-François Suys. Paleis door de prins in 1828-1830 bewoond, van 1830 tot 1839 onder sekwester gesteld en betrokken door de genietroepen, in 1842 door de prins overgedragen aan de Staat en tijdelijk (1848-1852) fungerend als kazerne voor infanterie en artillerie. Teruggeschonken in 1853 aan de toenmalige Hertog van Brabant, Leopold II, die het echter nooit bewoonde. Van 1859 tot 1862 Museum voor Schone Kunsten, waarvoor interieuraanpassing door architect G. De Man: supprimeren van de eretrap en omvorming van de centrale bovenzaal tot ruime voordracht- en tentoonstellingszaal. Reeds vanaf 1850 werden - in het kader van de 19e eeuwse stadsverfraaiing - diverse projecten ingediend voor de bouw van een imposant Paleis voor Schone Kunsten: Jean-Pierre Cluysenaar voorzag in 1862 de verbouwing van het Academiënpaleis tot een monumentaalZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. U-vormig complex in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl; het project werd echter niet uitgevoerd.
Paleis in 1876 en volgende zetel van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België (in 1772 gesticht door keizerin Maria Theresia) en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België (in 1841 gesticht door Leopold I), in de 20e eeuw uitgebreid tot de huidige vijf Koninklijke Academiën van België.
Algehele restauratie en herinrichting in 1969-1976, in opdracht van het Ministerie van Openbare Werken, onder leiding van architect S. Brigode: onder meer restauratie van gevels en vernieuwing van bedaking; bouw van ondergrondse vergaderzaal en van liftinstallatie in plaats van vroeger noordelijke trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.; verbouwing van gelijkvloerse middenzaal tot voordracht- zaal; reconstructie van de eretrap en herstel van de centrale bovenzaal in oorspronkelijke toestand.
Hoofdgebouw op rechthoekige plattegrond, opgetrokken in streng neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, met duidelijk invloeden van de Franse architect J.N.L. Durand: rationele en symmetrische opbouw, met horizontale en verticale accenten, risalietmarkeringen aan de hoekpartijen en contrasterend materiaalgebruik als vrijwel enige decoratie. Drie bouwlagen hoge lijstgevels van tweemaal vijftien en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), opgetrokken uit hardsteen van Ecaussines en Arquennes, in combinatie met zandsteen. Vlak gebosseerde benedenbouw met uitstraling boven de rondboogarcade met verbonden imposten; verdiepte dito venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempels op consooltjes. Brede gelede puilijst als aanzet van de kolossaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op de bovenverdieping; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting, op de hoofdverdieping onder gestrekte druiplijst. Omlopende gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., decorloze friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. onder blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekaflijning. Bredere poorttravee uitgewerkt als hoekrisalieten met dubbele pilasterbegrenzing, nog benadrukt door de driehoekige frontonbekroningen met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. boven de deurvensters en panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met in 1879 verfraaide reliëfs respectievelijk voorstellend: in de Hertogsstraat de Kunsten (noordkant) door A.-J. Van Rasbourgh en de Letteren (zuidkant) door L. Herman, in de Regentlaan de Wetenschappen (noordkant) door H. Sterckx en de Geneeskunde (zuidkant) door A. Braekevelt. Centraal aan de kortere gevelzijden: één bouwlaag hoge aanbouwsels van twee + drie + twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met grosso modo zelfde geveluitwerking en -aflijning als begane grond van hoofdgebouw.
Interieur.
Op gelijkvloerse verdieping: vier inrijhallen met dubbele rij van vier Dorische zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., gescheiden door centrale octogonale hal, onder casementenplafond. Ruime centrale zaal, voorheen voor wachtpost, in 1969-1976 verbouwd tot voordrachtzaal. Gereconstrueerde (1969-1976) eretrap met bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. (zuidzijde), leidend naar bovenverdieping met overloop geritmeerd door Corinthische zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. onder koepelgewelf met casementen en bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.. Fraaie marmergalerij met muurbekleding van marmer van Beaumont en parketvloer met gestileerde geometrische en vegetale motieven, onder tongewelf in wit en verguld stuc, met casementen en aan noord- en zuidzijde reliëfs met musicerende engel door J.-R. Calloigne, geschraagd door dubbele Corinthische zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Centrale troonzaal over twee verdiepingen opgevat als atrium (hersteld 1969-1976), onder vlakke zoldering met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.: beneden, eike- en palissanderhouten parketvloer met jaartal 1828, halfronde nisafsluiting aan noordzijde, witmarmeren muurbekleding en omlijste deuren onder klassieke hoofdgestellenHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; omlopende bovengalerij met Corinthische zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. onder versierd friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Meer sobere omringende vertrekken, met houten parketvloeren, marmeren plintenHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en casementenplafonds.
Omringende beboomde tuin met gekasseide inritten, wandelpaden, gazondelen met parterres en diverse beeldhouwwerken. Aan westkant marmeren beeld van A. Quetelet (1798-1874), bestendige secretaris van de Theresiaanse academie (1834-1874), door C.-A. Fraikin (1880); aan noordkant bronzen bustes van minister J. Destrée (1863-1936) door A. Bonnetain (1937) en van de scheikundige J.S. Stas (1813-1891) door Th. Vinçotte (1897), op hoog uitgewerkt arduinen voetstuk gedecoreerd met tabaksplanten en genieën Fysica en Chemie naar ontwerp van architect Victor Horta (1894-1895); bronzen repliek van de beeldengroep Zephire en Psyche door H.-J. Rutxhiel (1814); aan oostkant La Surprise met uitbeelding van hond en schildpad in brons door J.-B. Vanheffen (1869), een bronzen repliek (1867) van de Discobolos door M. Kessels (1828), een bronzen stadionloper door J. Geefs (1855) en een bronzen beeld van Kaïn door L. Jéhotte (1850). Omheining zijde Hertogsstraat gevormd door zandstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met hardstenen lijst en balustradeHekwerk van spijlen of balusters., onderbroken door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. met alternerende siervazen naar ontwerp van architect Barnabé Guimard (cf. straatnotitie), deels vernieuwd in 1864. Toegangshekken tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. waaronder hoofdtoegang met opschrift ‘aedes / academiarium’ en bekronende leeuwen door A.-F. Bouré en centrale pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met wapentrofee door J. Jaquet (1862). Meer zuidwaarts, omheining met bredere sokkelhoogte en pilastervormige doorgangen, daterend van 1872; bekronende beeldengroepen, nl. allegorie van de Wetenschap, Handel en Landbouw en trofeeNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… met de Kunsten getekend A.-J. Van Rasbourgh (1874), doch uitgevoerd door A. Rodin; kinderbeeldengroep Spes Patriae door E. Mélot (1874). Omheining door middel van hekwerk met speerpuntmotief tussen colonnettenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. op gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. aan de Lambermontstraat en tussen onversierde hardstenen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. aan de Regentlaan, daterend van 1860.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 32142 (1854), 10295 (1862-1874), 23270 (1869-1920).
Publicaties en studies
DELVOYE C., Le Palais des Académies. Esquisse historique, Brussel, 1980.
DIERKENS-AUBRY Fr., Victor Horta, architecte de monuments civils et funéraires (B.C.R.M.S., dl. 13, 1986, pp. 61-62).
GOETGHEBUER P.J., Choix des Monumens, Edifices et Maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas, Gent, 1827, p. 74-76, pl. 110-112.
MEIRSSCHAUT R, Les Sculptures de Plein Air à Bruxelles, Brussel, 1900, pp. 17-24.
Regie der Gebouwen, De Koninklijke Stallingen, Brussel, 1990.
Regie der Gebouwen, Het Paleis der Akademiën te Brussel, restauratie- en herinrichtingswerken 1969-1976, Brussel, 1977.
Tijdschriften
VAN YPERSELE DE STRIHOU A., Auguste Rodin in het Paleis van Brussel, vroeger en nu (De Woonstede, 1900, 86/2, pp. 65-68).