Typologie(ën)
park
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1530-1600
J.-N. SERVANDONI – architect – 1759-1762
INCONNU - ONBEKEND – 1770
B. GUIMARD – 1773
Tilman-François SUYS – architect – 1830-1839
Edmond GALOPPIN – landschapsarchitect – 1901-1902
O. FLANNEAU – 1906-1910
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1532 aankoop van een huis en gronden bij de Kleine Zavel door Françoise van Luxemburg, weduwe van Jan II van Egmont, gevolgd door de bouw van een herenhuis in 1533-1534, later het klein Egmonthotel genaamd. In 1547 aankoop van een belendende hofstaet en aanpalende eigendommen, gevolgd door afsluiting van de straat die het klein hotel en het nieuwe eigendom scheidde. Bouw van een herenwoning door Lamoraal van Egmont, waarvan althans het hoofdgebouw vermoedelijk in 1560 werd voltooid, voortaan groot Egmonthotel genoemd. In de daaropvolgende jaren nog uitgebreid onder meer met de ca. 1560-1563 te dateren oostelijke renaissancevleugel. In 1559 uitbreiding van het domein tot grosso modo de huidige omvang. Inbeslagname van het eigendom na de terechtstelling van Lamoraal van Egmont in 1568; restitutie aan Philips van Egmont in 1576. Iconografische bronnen uit de 16e en 17e eeuw, en een reconstructie van de westgevel door E. Laloire en B. de Lestré (1904), tonen het klein Egmonthotel in laatgotische stijl met pinakelgevel en spitsboogpoort met kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).; het groot Egmonthotel met drie vleugels en een monumentale toren rond een rechthoekig binnenhof, met volutengevel, torenbekroning en de heden nog bewaarde oostvleugel in renaissancestijl; tussen beide hotels de verbindingsvleugel ter plaatse van de vroegere straat. Deze toestand bleef vrijwel ongewijzigd tot midden 18e eeuw. Beide hotels werden vanaf einde 17e eeuw geheel of gedeeltelijk verhuurd, onder meer van 1716 tot 1725 aan markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. de Prié, gevolmachtigd minister van keizer Karel VI; het groot hotel vanaf 1729 aan Marie-Françoise Pignatelli, het klein hotel vanaf 1735 aan haar echtgenoot, hertog Leopold-Philippe van Arenberg. Aankoop door laatstgenoemde van het klein hotel in 1738, van het groot hotel in 1752, vervolgens respectievelijk Egmonthotel en Arenberghotel genaamd. Vanaf 1752 diverse verbouwingen en sloop van de westvleugel en toren van het groot hotel voortgezet door hertog Charles-Marie-Raymond. Uitbreiding en aanpassing van de resterende vleugels, in Lodewijk XIV- en Lodewijk XV-stijl, volgens archiefstukken en bewaarde ontwerpen onder leiding van de Italiaans/Franse architect Giovanni Niccolo Servandoni, van 1759 tot 1762. Creatie van het ereplein met de huidige ingangsportiek, bouw van de zuidvleugel en de zogenaamde Appartements de Leurs Altesses, aanpassing van de oostvleugel en uitbreiding met het zogenaamd Quartier Français, voorts heraanleg van de tuinen. Bouw van remises door architect Cambier in 1769. Wederopbouw van de verbindingsvleugel tussen beide hotels, in classicistische stijl ca. 1770. Werken aan het interieur door architect B. Guimard in 1773.
Het eigendom werd door de Fransen onder sekwester geplaatst van 1794 tot 1804. Aankoop van het ten noorden aanpalende voorplein van het voormalige karmelietenklooster door hertog Louis-Engelbert in 1805, en inrichting van het Quartier Français n.o.v. architect Gh.-J. Henry in 1806-1807. Grootscheepse werken onder hertog Prosper-Louis, grosso modo resulterend in het huidige uitzicht van het paleis. Herinrichting van de oostvleugel tot bibliotheek en balzaal door architect A. Cousin in 1822-1825. Aankoop van gronden tot de Waterloolaan in 1826. Vervolgens uitbreiding en aanpassing van het complex onder leiding van architect Tilman-François Suys van 1830 tot 1839: bouw van stallingen en portiersloge (1830-1832), de rijschool (1831-1834), doortrekken van het Quartier Français ter omsluiting van het zogenaamde Grasveld van het Everzwijn (1834- 1837), bouw van de noordvleugel aan het ereplein (1836-1839), en restauratie en aanpassing van de oostvleugel (1837). Suys’ ontwerp voor de noordvleugel van 1830 voorzag tevens in de symmetrische wederopbouw van de zuidvleugel en de vernieuwing van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.; het verving een eerder project van de Parijse architect F. Gau van 1828. In 1892 werden het klein Egmonthotel, de verbindingsvleugel en de zuidvleugel door brand vernield. Laatste belangrijke bouwcampagne onder hertog Engelbert-Marie begin 20e eeuw. Heraanleg van het park onder leiding van architect E. Galoppin in 1901-1902. Sloop van de door brand geteisterde gebouwen in 1903-1906. Bouw van een reeks burgerhuizen (zie Wolstraat nr. 4 tot 54) aan de westrand van het park in 1902-1906. Wederopbouw van de zuidvleugel en de zogenaamde Aile Ouest onder leiding van architect Oscar Flanneau in 1906-1910; hieraan gingen ontwerpen vooraf door de architecten E. Acker (1901), G. Low (1903-1904) en R. Sergent (1906). Aankoop door de Stad Brussel in 1918. Begin van brand in 1927 en 1959. Aankoop door de Belgische Staat in 1964. Algehele restauratie onder leiding van architect H. Van Kuyck van 1966 tot 1971. Heden ontvangstsalons van het Ministerie voor Buitenlandse Betrekkingen, kantoren (noordvleugel) en Internationaal Conferentiecentrum (rijschool). School I.S.E.L.P. in de stallingen aan de Waterloolaan.
Beschrijving
Ereplein (1). Aan drie zijden omsloten voorplein met ingangsportiek aan de westzijde. Symmetrische gevelopstanden met twee registersVensterstrook in een topgevel., de oudere delen bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en in twee tinten beschilderd, de latere van natuur- en hardsteen, geüniformeerd door een attiekbalustrade vóór de bedaking. Oudste vleugel in renaissancestijl opklimmend tot de tweede helft van de 16e eeuw, in meerdere fasen aangevuld in kopiërende stijl vanaf midden 18e tot begin 20e eeuw.
Ingangsportiek n.o.v. G.N. Servandoni, te dateren 1759-1762. Twee monumentale hardstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in Lodewijk XIV-stijl, bezet met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd., verdiepte pilasters en uitgehold op de hoeken, afgewerkt met een breed entablement met trigliefen en uitkragende dekplaat op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.. Bekronend topstuk met geprofileerde sokkel en vuurvaas omringd door putti. Twee resterende, concaaf gebogen vakken van de grotendeels hardstenen afsluitingsmuur met doorlopende sokkel: telkens verdiept, bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muurveld waarin een laag geplaatste, ovale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. in vlakke omlijsting, gemarkeerd door een geblokte hoekpost, bekroond door een balustrade met hoekpostament en topstuk. Dito, korte vakken op de hoeken; middenvakken verwijderd. Hekkenafsluiting met speerpuntmotief.
Oostvleugel (1a) in Italianiserende renaissancestijl van ca. 1560-1563, mogelijk aangepast door Servandoni (1759-1762), gerestaureerd en van een attiekbalustrade voorzien door T.-F. Suys (1837). Oorspronkelijk met galerij op de benedenverdieping, en bekroond door een reeks dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en fronton. Negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd. Eerste geleding met gedichte rondbogenarcade : geprofileerde booglijsten met imposten, gegroefde sluitsteen en schijven in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is., geflankeerd door Dorische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met sokkel; vlak omlijste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. onder waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.. Sterk geprofileerd, klassiek entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met trigliefen in de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Tweede geleding met hoge rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in geriemde omlijsting met friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., geflankeerd door Ionische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met kort basement. Dito entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. en blinde fries. Bekronende attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. als opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Open doorgang naar het zogenaamde ‘Grasveld van het Everzwijn’ in de linker traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Noordvleugel (1b), zogenaamde Hotel du Prince Paul of Petit Hotel d’Arenberg. Ontworpen door T.-F. Suys in 1830 en gerealiseerd in 1836-1839, ter plaatse van het in 1805 verworven voorplein van het voormalige karmelietenklooster. Ruime constructie op een rechthoekige plattegrond met centrale binnenplaats. Gevels van natuursteen en hardsteen, respectievelijk twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan het ereplein en acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de Kleine Zavel. Ordonnantie zoals beschreven bij de oostvleugel, doch met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in plaats van halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt., en doorgetrokken borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de verdiepingen, in de elf rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan het ereplein; uit de as geplaatste open doorgang naar de binnenplaats. Licht afwijkende ordonnantie aan straatzijde, gemarkeerd door een hoekpaviljoen en centraal poortrisaliet met bijkomende bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en gekoppelde pilasters; voorts venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en op de benedenverdieping lekdrempel op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., enkel in het hoekpaviljoen met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op de verdieping.
Zuidvleugel (1c). Opnieuw opgetrokken n.o.v. G.N. Servandoni in 1759-1762. Omvatte vier linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met identieke opstand als de oostvleugel, doch met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bijkomende Lodewijk XV-elementen onder meer dakkapellen. Aansluitend een lager rococo-paviljoen met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en mansardedak. Ca. 1770 afgesloten door een vleugel met concaaf hoekrisaliet met onderbouw in bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., Ionische colonnadeZuilenrij met hoofdgestel. en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., in classicistische stijl, waarvan nog bewaarde zuilen in het park. Door brand verwoest in 1892. Wederopgebouwd n.o.v. O. Flanneau in 1906-1910, met behoud van de vier, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde linker traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder meer aangepast met een attiekbalustrade. Voorts opstand van acht bij vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met identieke ordonnantie en materiaalgebruik als de noordvleugel, eveneens gemarkeerd door een hoekpaviljoen. Een peristilium van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werd bij de restauratie van 1966-1971 verwijderd.
Grasveld van het Everzwijn (2). Oostelijk binnenhof, aan drie zijden omsloten door bebouwing en geopend naar het park. In zijn huidige vorm n.o.v. T-F. Suys, gerealiseerd in 1831-1837. Westzijde gevormd door de tuingevel van de 16e-eeuwse renaissancevleugel, door G.N. Servandoni verfraaid onder meer met een Dorisch peristilium, dat bij een nivellering in 1823-1826 opnieuw werd verwijderd. Noordzijde gevormd door het zogenaamde Quartier Français, ten dele daterend van 1759- 1762, dat werd verlengd en aangepast. Oostzijde ingenomen door de rijschool, ter plaatse van vroegere stallingen. Volkomen symmetrische gevelopstanden in classicerende stijl, met tweemaal twaalf bij acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bepleisterd en in twee tinten beschilderd, met onder meer hardstenen plint en kordons. Hoge sokkel in vlakke bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., en bel-etage, onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Geaccentueerde centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met rondboogvenster voorzien van booglijst en imposten, onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., gedragen door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. Dorische zuilen. Hoekrisalieten van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met dito rondboogvensters, hoekblokken en fronton, waarin het wapen en devies ‘CHRISTUS DEFENDOR MEUS’ van de Arenbergs, uitgevoerd in sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister).. Voorts rechthoekige bel-etagevensters in geriemde omlijsting met entablement; bijkomende guirlandes en monogrammen ’AR’ (Arenberg) en ‘PL’ (Prosper-Louis) uit 1822-1825 aan de westzijde. Balkon met ijzeren hek bovenop een deurrisaliet in het midden van de west- en oostzijde. Gevelbeëindiging door een klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., waarop een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..
Tuinvleugel (3). Oorspronkelijk zogenaamde Appartements de Leurs Altesses, in Lodewijk XIV- en XV-stijl door G.N. Servandoni van 1759-1762, grotendeels gesloopt in 1903-1906 en met de zuidvleugel van het ereplein wederopgebouwd door O. Flanneau in 1906-1910. Opbouw en gevelbehandeling zoals hierboven. Drie rechter traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) behouden en aangepast: hoge sokkel met schijnvoegen en steekboogvormige openingen met diamantkopsleutel; bel-etage met rondboogvenster in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. in de hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw., steekboogvensters in stucomlijsting met neuten en orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. ernaast. Aanleunend, overhoeks paviljoen en haakse vleugel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met zelfde opstand.
Rijschool (4). Gebouwd door T.-F. Suys in 1831-1834. Rechthoekige plattegrond met hoekrisalieten ten zuiden, twaalf bij vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met identieke opbouw, gevelbehandeling en ordonnantie als rond het Grasveld van het Everzwijn. Vroeger aanpalende stallingen gesloopt.
Koetshuis (5). Gebouwd door architect Cambier in 1769, cf. jaarankers. Twee bouwlagen en zestien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., opgetrokken uit baksteen. Brede korfboogpoorten op de benedenverdieping, steekboogvormige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping.
Stallingen (6). U-vormig complex, afgesloten door een poortgebouw aan de Waterloolaan nr. 31, in neoclassicistische stijl n.o.v. T.-F. Suys, gerealiseerd in 1830-1832. Opgetrokken uit baksteen met verwerking van natuur- en hardsteen, ten dele bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. Ten westen, drie kolossale rondbogen met imposten geflankeerd door hoekpaviljoen en met anderhalve bouwlaag en telkens vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Ten oosten, twee langgerekte, parallelle vleugels geritmeerd door rondboogvormige nissen met imposten, waarin hoge rondboogpoorten en -vensters, onder mansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde opstand met hardstenen plint aan de Waterloolaan, belijnd door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. die uitstralen boven twee hoge rondboogpoorten en een centraal rondboogvenster, en afgewerkt door een klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en een blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.; houten vleugeldeuren.
Oranjerie (7). Ontpleisterd (?) bakstenen gebouw in neoclassicistische stijl, op rechthoekige plattegrond, met één bouwlaag en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddak, vermoedelijk eveneens toe te schrijven aan T.-F. Suys en te dateren in 1830-1839. Naar het zuiden geopend door rondbogen binnen rechthoekige lisenen. Poort, deur en oculiKlein rond, ovaal of polygonaal venster. in de west- en oostgevel; blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. noordgevel.
Interieur.
Voorheen rijk interieur, overeenkomstig de bouwcampagnes in Lodewijk XIV-, régence-, Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-stijl uit de tweede helft van de 18e eeuw, in empire- en directoirestijl uit de eerste helft van de 19e eeuw, en vervolgens Second-Empire- en neostijlen uit de tweede helft van de 19e eeuw en begin 20e eeuw. Bij de algehele restauratie van 1966-1971 en volgende volledig opnieuw ingericht en gestoffeerd: nog schaarse aanwezige interieuronderdelen werden hierbij gerestaureerd en/of aangevuld, de overige vertrekken werden in imitatiestijlen gereconstrueerd, onder meer met verwerking en op basis van authentieke, elders verworven en overgebrachte interieurornamenten.
Eretrap. Monumentale bordestrap in Lodewijk XlV-stijl, n.o.v. O. Flanneau, van 1906-1910, geïnspireerd op de voormalige Ambassadeurstrap van het paleis van Versailles, uitgevoerd in twaalf soorten marmer met een stucgewelf voorzien van een plafondschildering door L. Cardon, in de zuidvleugel.
Voormalige bibliotheek met gedeeltelijk oorspronkelijke lambriseringen in directoirestijl, van 1822-1825, waarin vier bewaarde achterglasschilderingen met allegorische figuren door S. Frémiet, en aanpalende traprotonde in de oostvleugel.
Tot het mobilair behoren een reeks wandtapijten, onder meer de Tristan en Isoldereeks (1580), de Africhting van het paard (17e eeuw), de Vier werelddelen (einde 17e eeuw) door L. Van SchoorSchuingeplaatste paal, balk of stijl die iets schraagt, de druk van een belasting opvangt of een zijdelings verband aanbrengt., Neptunus en Mercurius (18e eeuw). Voorts de beelden, de Ontvoering van Proserpina (1711) door P.-D. Plumier, en de Ontvoering der Sabijnse maagden (18e eeuw).
Egmontpark.
Voormalige tuinen van het Egmontpaleis, met toegang aan de Waterloolaan (nr. 31) en de Grotehertstraat (tussen nr. 10 en 12). Reeds grotendeels verworven door Françoise van Luxemburg en Lamoraal van Egmont tussen 1532 en 1559, uitgebreid tot de Waterloolaan in 1826. Volgens iconografische bronnen uit de 16e en 17e eeuw bestaande uit een kleine en een grote tuin in renaissancestijl, moestuinen en een bos. Vermoedelijk opnieuw aangelegd in klassieke Franse stijl door architect G.N. Servandoni, cf. ontwerpen van 1759-1762 en iconografische bronnen uit de 18e eeuw. Wijzigingen en nivellering onder meer door architect Tilman-François Suys in de jaren 1830. Huidige aanleg n.o.v. architect E. Galoppin, daterend van 1901-1902, waarbij volledige transformatie van de grote tuin en de moestuinen tot een landschapstuin. Het bos werd in 1902-1906 bebouwd met de huizenrij in de Wolstraat nr. 4 tot 54 (zie deze straat).
Oranjerie (cf. supra) in het midden van het park aan de oostzijde.
IJskelder (8) met rondboogportiek van bak- en hardsteen en gemetseld koepelgewelf erachter; reeds vermeld in de verkoopakte van 1752.
Monument samengesteld uit Ionische zuilen, afkomstig van de voormalige verbindingsvleugel (zuidvleugel ereplein), aan de zuidzijde.
Bronzen standbeelden van Peter Pan door G. Frampton van 1924, en van prins Louis-Eugène de Ligne (1735-1814) door J. Cluysenaar van 1935.
Groote Pollepel (9) aan de zuidrand van het park. Overwelfde waterput in gotische stijl, daterend van de 15e eeuw. Afkomstig van de Terarkenwijk op de plaats van de huidige rotonde van de Ravensteingalerij. Opgetrokken door de stadsmagistraat, met een belangrijke rol in de waterbedeling. Eertijds met toren vormige bekroning die reeds in 1660 werd gesloopt, later verbouwd; gesloopt en hier wederopgebouwd in 1954-1957. Octogonale constructie van zandsteen, met sokkel en gedeeltelijk in baksteen gereconstrueerde steunberen. Spitsboogdeur en getraliede rechthoekige openingen boven de sokkel. Straalgewelf met acht zandstenen ribben en bakstenen gewelfkappen in het interieur.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 19270 (1830), 2301 (1906-1910).
Publicaties en studies
D’HOORE W., Het Egmont-Arenbergpaleis te Brussel, Tielt, 1991.
Het Egmont-Arenbergpaleis, Ministerie voor Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 1972.
LALOIRE E., Histoire des deux hotels dEgmont et du Palais d’Arenberg (1383-1910), Brussel, 1952.
Tijdschriften
DE TRAZEGNIES O., Geschiedenis van het Egmontpaleis (De Woonstede door de eeuwen heen, 1982, 56, p. 2-43.).