Typologie(ën)

herenhuis

Ontwerper(s)

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 30578
lees meer

Beschrijving

Geheel van twee analoge herenhuizen in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl, volgens repeterend schema, 1827.

Drie bouwlagen met mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde gevels op sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met getraliede keldermonden. Brede risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. links met steekboogvormige inrijpoort tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met stafwerkkapiteel, het boogveldEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). belijnd door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. met uitstraling, rond de sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., onder doorgetrokken waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. RegistersVensterstrook in een topgevel. van rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. volgens verkleinende ordonnantie, de lekdrempels met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. op de benedenverdieping, geprofileerd en kordonvormend op de verdiepingen. In tweede bouwlaag glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en onder halfcirkelvormig casement in het risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., doorlopend  rechthoekige spiegel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. boven de overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., mezzaninovensters tussen gegroefde pilastertjes, aansluitend bij de gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.; bedekte steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel..

 Nr. 9 met ontpleisterde natuurstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. van de poort, en verlaagde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping (1959-1960). Eenvoudige ijzeren vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal..

 Nr. 11 recent ontpleisterd, doch met behoud van het stucdecor toegevoegd n.o.v. architect F. Abeels (1881) nog aanwezig; onder meer balkon op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. boven de inrijpoort, bijkomende waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., geriemde stucomlijstingen met sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. aan de bovenvensters en spiegels1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. op de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van de hoogste bouwlaag; gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en vensterleuningenLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op benedenverdieping (1964). Oorspronkelijke houten vleugeldeur met octogonale diamantkoppanelen.
Gedeeltelijk bewaard interieur in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl en empireStijlrichting (ca. 1800-1850) binnen het neoclassicisme met een specifieke vormentaal (palmetten, sfinxen, griffioenen, enz.) verwijzend naar Griekse, Egyptische of Oosterse Oudheid., onder meer de trap.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 69810 (1959), 71778 (1960), 21285 (1881), 81556 (1964).