Voormalige parochiale jongensschool Saint-Joseph, thans Institut Marie Immaculée
Bergense Steenweg 1017
Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Joseph MERTENS – architect, landmeter / meetkundig schatter – 1912
Victor MERTENS – architect – 1912
H. POPLEMON – aannemer – 1931-1935
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2019
id
Urban : 39710
Beschrijving
Schoolinstelling
in eclectische stijl, in 1912 ontworpen door de architecten Victor en Joseph
Mertens en vergroot tijdens de eerste helft jaren 1930 (aannemer H.Poplemon).
Geschiedenis
De school ligt op een onregelmatig perceel binnen het huizenblok. Architect Victor Mertens ontwierp aan de steenweg een omheiningsmuur met ingang rechts, evenals een volume met klaslokalen van twee bouwlagen, haaks op de weg, achter nr. 1021 en 1023. Joseph Mertens ontwierp de conciërgewoning, inspringend t.o.v. de omheiningsmuur, tegen de rechter gemeenschappelijke muur. In 1931 werd deze muur vervangen door een modernistisch gebouw met een overdekte doorgang en achteraan een buitentrappenhuis. Het werd wellicht ontworpen door aannemer H. Poplemon, die het in 1935 uitbreidde met een tweede verdieping met klaslokalen. In 1949 werd een L-vormig sanitair blok gebouwd achter het volume met klaslokalen binnen het huizenblok (architect Lucien Coulon); dit is ondertussen verbouwd. In 1957 werd de granito voorgevel van het gebouw aan de steenweg bekleed met een parementGevel- of muurbekleding. van bruine simili-baksteen, terwijl de trap achteraan werd vervangen door een nieuw betonnen trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat tegen de conciërgewoning werd aangebouwd (n.o.v. architect M. J. Claes). In 1979 werd de school gemengd en omgedoopt tot Institut Marie Immaculée na haar integratie in de school aan de Resedastraat.
Beschrijving
Aan de steenweg, modernistisch gebouw uit de eerste helft van de jaren 1930, met drie bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en drie gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevel bekleed met simili-baksteen in 1949. Boven de ingang, hardstenen bas-reliëf met de voorstelling van de heilige Jozef en het Kind Jezus. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Koetsdoorgang langs een refter. Twee klaslokalen per verdieping. Trappenhuis met treden, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en volle leuningen in granito; zwarte mozaïekboord op de overlopen en bordessen1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap..
Haaks op de steenweg, conciërgewoning in eclectische stijl, met twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Bakstenen gevels met elementen in gele baksteen en in hardsteen. Getoogde muuropeningen. Symmetrische zijgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale met de ingang, onder een blindZonder opening; blind venster, schijnopening. vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Achtergevel van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorzien van een bijgebouw op de benedenverdieping. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). vervangen (volgens oorspronkelijk plan met korbelen). Twee klimmende dakkappelen op het oorspronkelijk plan. Oud schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met aan weerszijden één vertrek.
Achteraan, langwerpig volume met klaslokalen van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Blinde bakstenen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is.. Lange gevel in rode baksteen, met elementen in gele baksteen en in hardsteen. GecementeerdeMet portlandcement bestrijken. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. Elk gevat in een steekboogarcade, negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met muuropeningen met dezelfde boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., deuren een-op-twee, de meeste T-vormig. De laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is smaller en verlicht het trappenhuis. Op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., kleine nis op de vijfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een beeld van de heilige Jozef. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Vanaf de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) loopt langs de verdieping een galerij met metalen balken en een smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., volgens oorspronkelijk plan op metalen korbelen, beglaasd met “dalles marines” en afgesloten, met een houten borstwering en een beglaasde bovenbouw; ze wordt thans beschermd door een hellende metalen structuur bedekt met golfplaten. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), buitentrap van latere datum naar de galerij en een nieuw dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Langs de benedenverdieping, overdekte speelplaats van latere datum (gedeeltelijk afgesloten), met zuilen onder een afdak van golfplaten.
Op de benedenverdieping, oorspronkelijk, patronaatszaal met zes traveeën vooraan en een kleedkamer van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) achteraan. Plafond met gewelfbogen. Op de verdieping, onderling met elkaar verbonden, vier klaslokalen elk verlicht door twee muuropeningen. TrappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. oorspronkelijk in metaal, thans in beton.
Vóór de buitentrap bevindt zich een klein lokaal gebruikt als kantoor, in dezelfde stijl. Oorspronkelijk werden hier de toiletten gepland, maar uiteindelijk werden ze in het verlengde van de woning geplaatst; ze zijn thans verdwenen.
Geschiedenis
De school ligt op een onregelmatig perceel binnen het huizenblok. Architect Victor Mertens ontwierp aan de steenweg een omheiningsmuur met ingang rechts, evenals een volume met klaslokalen van twee bouwlagen, haaks op de weg, achter nr. 1021 en 1023. Joseph Mertens ontwierp de conciërgewoning, inspringend t.o.v. de omheiningsmuur, tegen de rechter gemeenschappelijke muur. In 1931 werd deze muur vervangen door een modernistisch gebouw met een overdekte doorgang en achteraan een buitentrappenhuis. Het werd wellicht ontworpen door aannemer H. Poplemon, die het in 1935 uitbreidde met een tweede verdieping met klaslokalen. In 1949 werd een L-vormig sanitair blok gebouwd achter het volume met klaslokalen binnen het huizenblok (architect Lucien Coulon); dit is ondertussen verbouwd. In 1957 werd de granito voorgevel van het gebouw aan de steenweg bekleed met een parementGevel- of muurbekleding. van bruine simili-baksteen, terwijl de trap achteraan werd vervangen door een nieuw betonnen trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. dat tegen de conciërgewoning werd aangebouwd (n.o.v. architect M. J. Claes). In 1979 werd de school gemengd en omgedoopt tot Institut Marie Immaculée na haar integratie in de school aan de Resedastraat.
Beschrijving
Aan de steenweg, modernistisch gebouw uit de eerste helft van de jaren 1930, met drie bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en drie gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Gevel bekleed met simili-baksteen in 1949. Boven de ingang, hardstenen bas-reliëf met de voorstelling van de heilige Jozef en het Kind Jezus. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Koetsdoorgang langs een refter. Twee klaslokalen per verdieping. Trappenhuis met treden, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en volle leuningen in granito; zwarte mozaïekboord op de overlopen en bordessen1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap..
Haaks op de steenweg, conciërgewoning in eclectische stijl, met twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Bakstenen gevels met elementen in gele baksteen en in hardsteen. Getoogde muuropeningen. Symmetrische zijgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale met de ingang, onder een blindZonder opening; blind venster, schijnopening. vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Achtergevel van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorzien van een bijgebouw op de benedenverdieping. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). vervangen (volgens oorspronkelijk plan met korbelen). Twee klimmende dakkappelen op het oorspronkelijk plan. Oud schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met aan weerszijden één vertrek.
Achteraan, langwerpig volume met klaslokalen van twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Blinde bakstenen puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is.. Lange gevel in rode baksteen, met elementen in gele baksteen en in hardsteen. GecementeerdeMet portlandcement bestrijken. onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. Elk gevat in een steekboogarcade, negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met muuropeningen met dezelfde boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., deuren een-op-twee, de meeste T-vormig. De laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is smaller en verlicht het trappenhuis. Op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., kleine nis op de vijfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een beeld van de heilige Jozef. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Vanaf de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) loopt langs de verdieping een galerij met metalen balken en een smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., volgens oorspronkelijk plan op metalen korbelen, beglaasd met “dalles marines” en afgesloten, met een houten borstwering en een beglaasde bovenbouw; ze wordt thans beschermd door een hellende metalen structuur bedekt met golfplaten. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), buitentrap van latere datum naar de galerij en een nieuw dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Langs de benedenverdieping, overdekte speelplaats van latere datum (gedeeltelijk afgesloten), met zuilen onder een afdak van golfplaten.
Op de benedenverdieping, oorspronkelijk, patronaatszaal met zes traveeën vooraan en een kleedkamer van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) achteraan. Plafond met gewelfbogen. Op de verdieping, onderling met elkaar verbonden, vier klaslokalen elk verlicht door twee muuropeningen. TrappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. oorspronkelijk in metaal, thans in beton.
Vóór de buitentrap bevindt zich een klein lokaal gebruikt als kantoor, in dezelfde stijl. Oorspronkelijk werden hier de toiletten gepland, maar uiteindelijk werden ze in het verlengde van de woning geplaatst; ze zijn thans verdwenen.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 13706 (1913), 23577 (05.1931), 27315 (06.08.1935), 33381 (22.03.1949), 38706 (11.03.1958), 38716 (11.03.1958), 45851bis (14.02.1983), 47770 (28.04.1998).