Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Charles RIMANQUE – architect – 1955-1962
Léonard CASSIMAN – ingenieur – 1955-1962
René SNEYERS – – 1955-1962
Stijlen
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium is een federale wetenschappelijke instelling met als opdracht het onderzoek naar en de bewaring van het Belgische kunstpatrimonium. De geschiedenis van de instelling begint in 1934 en vindt zijn oorsprong in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, ondergebracht in het zuidelijk deel van het Jubelpaleis. Op basis hiervan werd in 1948 het ACL opgericht, het Centraal Iconografisch Archief van Nationale Kunst en het Centraal Laboratorium der Belgische Musea. Bij K.B. van 27.08.1957 verkreeg deze wetenschappelijke instelling een nationaal belang en haar huidige naam.
Vanaf 1955 voldeden de lokalen van de Koninklijke Musea niet meer en maakte René Sneyers, directeur van de laboratoria van het instituut, plannen voor de bouw van een nieuw onderkomen voor het ACL. De eerstesteenlegging vond plaats op 09.05.1959 en de ruwbouw was al voltooid in november van datzelfde jaar. De nieuwe lokalen werden in oktober 1962 in gebruik genomen.
Het gebouw had een vernieuwend programma want het was speciaal ontworpen om een interdisciplinaire aanpak van de kunstwerken mogelijk te maken. Daarom werden de bewaar- en restauratiewerkplaatsen, de laboratoria, de fotostudio’s, de kantoren, het fotoarchief en de bibliotheek onder eenzelfde dak gebracht. De architectuur plooit zich naar de eisen van elke afdeling van het instituut en vergemakkelijkt de onderlinge samenwerking.
Het gebouw kwam op de plaats waar vroeger de metalen tentoonstellingshallen stonden die waren opgericht voor de Grote Internationale Wedstrijd voor Wetenschap en Nijverheid van 1888. Dit waren vier hallen die loodrecht stonden op de Renaissancelaan en in het oosten verbonden waren met de grote noordelijke hal, ook een overblijfsel van de Wedstrijd. Aanvankelijk werden enkel de uiteinden van die hallen gesloopt om plaatst te maken voor het nieuwe gebouw waarvan de oostgevel grensde aan de grote hal. Een eerste ontwerp voorzag in de vervanging van het overblijvende deel van de westelijke hal, dat toebehoorde aan het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, door een bijgebouw bestaande uit twee niveaus en in een rechte hoek verbonden met het hoofdgebouw. De westelijke hal werd uiteindelijk niet gesloopt, in tegenstelling tot de drie andere hallen die plaats maakten voor een binnenplaats. Achteraan op deze binnenplaats kwam een klein bijgebouw van de instelling.
Beschrijving
Het gebouw ligt parallel aan de straat achter een inspringende zone en heeft de vorm van een rechthoekig parallellepipedum. Het telt zes bouwlagen en een ondergrondse verdieping. Het heeft een modulair skelet in gewapend beton waardoor binnenin open ruimten ontstaan.
Buitenkant
De gevel bestaat uit betonnen modules van 2,20 meter breed, die een rijkelijk beglaasd ruitpatroon vormen. Deze structuur is bekleed met een gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. in witsteen van Anstrude. Er werd voor deze steen gekozen om het gebouw te doen aansluiten bij het geheel van de gebouwen met classicistische inslag in het Jubelpark. De sokkel is in schiefer. In de modules zijn venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gevat met schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in geanodiseerd aluminium, met thermisch geïsoleerd glas en groene borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
De hoofdingang bevindt zich aan de rechterkant. Hij is bereikbaar via enkele traptreden en een dubbele helling. Hij wordt benadrukt door een monumentale luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. die los staat van de gevel en in overstek op twee wijd uitlopende pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) rust. Onder deze structuur bevindt zich een rechthoekige portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in schiefer, die aan de andere kant van een glazen wand, voortloopt aan de binnenkant. Rechts van de ingang is de benedenverdieping blindZonder opening; blind venster, schijnopening. op de drie gevels. Hierachter bevindt zich een voordrachtzaal. Op het muurvlak aan de kant van de laan bevindt zich een sculptuur Trois c'est la Foule III [Drie is een menigte III], in 1965-1966 ontworpen door de kunstenaar Olivier Strebelle.
De gevels worden verlevendigd door rijen inspringende venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en uitspringende omlijstingen. Deze venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. komen overeen met ruimten van twee verdiepingen hoog: de voormalige hal voor het lossen van goederen in het oostelijke uiteinde van het gebouw en ook de conservatieateliers en de röntgen- en fotostudio op de tweede verdieping. Het atelier in het westelijke uiteinde van het gebouw had oorspronkelijk in de achtergevel een rollende deur in een omlijsting voorzien van een windas waarmee grote werken konden worden naar binnen gebracht. Deze ingang wordt thans niet meer gebruikt, maar de windas is nog zichtbaar.
In de hoogste bouwlaag waren in het midden van de voor- en achtergevel oorspronkelijk zes muuropeningen zonder schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met metalen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; thans zijn deze beglaasd. Hier bevonden zich aanvankelijk twee overdekte terrassen. Nu zijn hier bijkomende ateliers ingericht. Op de zuidwestelijke hoek van het gebouw bevindt zich een derde, open terras. Op het platte dak staan aan de twee uiteinden van het gebouw de volumes van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en liftkoker die met elkaar verbonden zijn door een dubbele luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak..
Langs de achtergevel loop een Engelse koer met metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. die het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. verlicht.
Interieur
Het interieur van het gebouw kan zowel horizontaal als verticaal worden aangepast in functie van de noden. De meeste ruimten zijn van elkaar gescheiden door middel van verplaatsbare wanden. In de ateliers en studio’s is een doorlopende rail aangebracht waarmee grote werken van de ene ruimte naar de andere kunnen worden verplaatst.
De indeling van de lokalen is gebaseerd op de technische noden en vergemakkelijkt de circulatie van mensen en werken. Ze zijn alle bereikbaar via een lange gang. De noordelijk gelegen lokalen zijn groter en hebben een constant en diffuus licht. Hier liggen de laboratoria en de ateliers. De kantoren liggen aan de zuidkant.
Op de benedenverdieping en de eerste verdieping liggen de ruimten die voor het publiek toegankelijk zijn, met onder meer de voordrachtzaal en het fotoarchief. In het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. bevinden zich de ateliers waar luidruchtig en trillingen veroorzakend werk wordt uitgevoerd. De ruimten waar kunstwerken worden behandeld liggen op de hogere verdiepingen, om de veiligheid ervan te garanderen. De gemeenschappelijke ruimten zoals de centrale bibliotheek liggen op de derde verdieping, in de nabijheid van alle andere dienstruimten. De directiekantoren, de raadzaal, de kantine en de ontspanningszaal liggen op de hoogste verdieping.
De hoofdtrap ligt in de as van de inkom. Het is een opmerkelijke hangende spiraalvormige structuur in gebouchardeerd beton, ontworpen door ingenieur Léonard Cassiman. De treden zonder stootborden zijn aan één enkele spiraalvormige trapboom bevestigd en bekleed met samengesteld marmer. De halfcirkelvormige bordessen1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. van elke verdieping volgen dezelfde beweging als de trap. De trap is voorzien van een sobere doorlopende aluminium leuning.
In de inkomhal en op het eerste bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. bevinden zich koperen sculpturen die het KIK bestelde bij de kunstenaar Jean-Pierre Ghysels: Groep (1962) en Decoratieve compositie (1962). Op het laatste bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. bevindt zich een schilderij in email van de kunstenaar Edmond Dubrunfaut uit 1974, Ainsi va la vie. Het gebouw werd aanvankelijk ook getooid met werken van beeldhouwer Georges Grard en schilder Rick Slabbinck. Laatstgenoemd kunstwerk bevindt zich vandaag in een van de burelen.
De inrichting en het meubilair werden ontworpen door Charles Rimanque in samenwerking met de Ateliers Stéphane Jasinski en de Kortrijkse kunstwerkstede De Coene.
De centrale gang wordt geritmeerd door de verticaliteit van de deuren in olijfessen, waarvan het bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. tot aan het plafond doorloopt. Voor de laboratoria en de ateliers zijn de aluminium klinken verlengd, zodat ze met de elleboog kunnen bediend worden.
Het modernistische meubilair in olijfessen is sober en functioneel. Dat van de laboratoria en ateliers is grotendeels ingebouwd. Het fotoarchief heeft een grote hangende kaartenkast met stijlen in fineerhout van gelaagd melamine. In de raadzaal staat nog het oorspronkelijke meubilair in kersenhout. Ze is thans getooid met het schilderij Abstracte compositie uit 1962 van de kunstenaar Gaston Bertrand dat oorspronkelijk in de aan de kantine grenzende ontspanningszaal hing.
Beschermd op 29.11.2007.
Bronnen
Archieven
Archief KIK, niet geklasseerd fonds.
SAB/OW 71019 (1957).
Publicaties en studies
BERCKMANS, C., BERNARD, P., Bruxelles ’50 ’60. Architecture moderne au temps de l’Expo 58, Aparté, Brussel, 2007, p. 59.
L’Institut royal du Patrimoine artistique et son nouveau bâtiment – Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en zijn nieuwbouw, uittreksel van het Bulletin de l’Institut royal du Patrimoine artistique, dl. VII., 1964.
Tijdschriften
‘Institut royal du Patrimoine artistique, à Bruxelles’, La Maison, 11, 1963, pp. 344-350.
MASSCHELEIN-KLEINER, L., ‘Les cinquante ans de l’IRPA’, Bulletin de l’Institut royal du Patrimoine artistique 1996-1998, dl. XXVII, 2000, pp. 14-47.
Websites
http://www.olivierstrebelle.com/fr/brussels.html (15/03/2010).
www.kikirpa.be