Sint-Michielcollege
Sint-Michielslaan 24-26
Sint-Michielskollegestraat 60
Pater Eudore Devroyestraat 2-8-10-12
Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
bibliotheek
feestzaal
orgel
Ontwerper(s)
Alphonse GELLÉ – architect – 1902-1906
Jean VAN DEUREN – aannemer, architect – 1902-1910
Joseph PRÉMONT – architect – 1902-1906
E.M. KERKHOFF – orgelbouwer – 1910
François (alias Frans) HEMELSOET – architect – 1930-1932
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
- Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DMS-DML - 2000)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Historiek
Het eerste Sint-Michielscollege van Brussel werd in 1604 in de Ruisbroekstraat opgericht. Het sloot zijn deuren in 1773 toen de jezuïetenorde opgeheven werd en werd afgebroken in 1892 bij de aanleg van de Lebeaustraat (zie Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Brussel Binnenstad, lB en 1C, Ruisbroekstraat en Lebeaustraat).
In 1835 stichtte deken J.B. Boone een tweede college in de Ursulinenstraat. Deze in 1904 en 1941 heropgebouwde constructie, vormt het huidige Sint-Jan Bergmanscollege, dat vlak naast de Noord-Zuidverbinding ligt (zie Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Brussel Binnenstad, 1C, Ursulinenstraat).
Bij gebrek aan ruimte gingen de jezuïeten op zoek naar een geschikte plaats voor een nieuw college en kozen voor een terrein van ongeveer zes ha dat zich gedeeltelijk op het grondgebied van Sint-Pieters-Woluwe bevindt, aan de Militaire laan, tussen de kazernes van Etterbeek en de Tervurenlaan.
De grond- en nivelleringswerken begonnen op 11 mei 1902. Op 11 augustus van datzelfde jaar gaf de gemeente haar toestemming en op 16 augustus vond de eerstesteenlegging plaats.
De architecten A. Gellé en J. Prémont ontwierpen, in samenwerking met de overste van het college van de Ursulinenstraat en algemeen afgevaardigde van de eigenaars, de jezuïetenpater Th. Thisquen, een imposant "neotraditioneel" gebouw aan de Sint-Michielslaan met stilistisch aansluitende dwarsvleugels ; het gehele complex werd uitgevoerd door aannemer Van Deuren.
De werken gebeurden in verschillende fasen : de hoofdvleugel (A), met klaslokalen en slaapvertrekken, van de grote refter (in het noorden) tot aan de ronde klokkentoren die tegenwoordig vanuit haar centrale positie, het gebouwencomplex domineert, de eerste oostelijke vleugel (B) die voor de jezuïeten was bestemd, de eerste westelijke vleugel (C) met ingang ter hoogte van Nr. 24 en de spreekkamers, evenals de oostelijke vleugel (voormalige D) die in het verlengde van de kerk lag en de muziekzalen, de grote turnzaal en de stookruimte omvatte behoren tot de eerste fase (1902-1905).
Op 21 september 1905 vestigden de jezuïeten zich in deze nieuwe gebouwen, op 3 oktober gingen de schoolpoorten open voor vierhonderd leerlingen, waaronder honderd internen.
In 1905 vestigde er zich de prestigieuze bibliotheek van de bollandisten. Deze stelden zich tot taak alle documenten in verband met het leven en de cultus van heiligen op te zoeken, te publiceren in hun oorspronkelijke staat en van commentaar te voorzien. De bibliotheek werd in 1607 bedacht door jezuïetenpater Héribert Roswey (1569-1629) en door pater Jan Bolland in Antwerpen gesticht. Tot vandaag wordt hun werk voortgezet door enkele Belgische jezuïeten.
In de lente van 1906 liet de tot rector benoemde pater Edmond Leroy de werken heropstarten door dezelfde architecten, volgens een bouwvergunning van 16 mei 1906. De hoofdvleugel werd verlengd (E) van de toren tot aan de tweede, gelijktijdig gebouwde westelijke vleugel (F, met ingang ter hoogte van Nr. 26). Hierin werden talrijke klassen ondergebracht.
Tijdens de derde bouwfase werd de kerk gebouwd (G).
De bouwaanvraag hiervoor dateert van 21 januari 1908, de eerstesteenlegging van 20 juli van datzelfde jaar door Mgr. Jean Tacci-Porcelli, apostolisch nuntius en aartsbisschop van Nicéa.
De kerk, geïnspireerd door de Romaanse stijl van het Rijnland naar een ontwerp van architect J. Prémont, was voltooid in 1910 en werd genoemd naar Sint-Jan Berchmans. De inwijding vond plaats op 9 juli 1912 door Mgr. Joseph Van Reeth, jezuïet en bisschop van Galle.
De laatste, grote, werken vingen pas twintig jaar later aan. Op 16 juli en 30 december 1930 diende de rector, pater Eugène Thibaut, twee bouwaanvragen in, respectievelijk voor de uitbreiding van de hoofdvleugel tot aan de Pater E. Devroyestraat (H) en voor de bouw van de feestzaal aan deze straatkant (I). Het college wilde immers nieuwe lokalen voor de retorica, voor de bibliotheek en voor de wetenschappelijke richting van het hoger middelbaar evenals een grote zaal waarin leerlingen en ouders konden worden ontvangen.
Voor de buitengevels werkte architect Frans Hemelsoet in dezelfde stijl als die van zijn voorgangers maar het interieur van de zaal ontwierp hij in de stijl van toen, de art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik..
In juli 1932 werd het geheel ingezegend door de rector en datzelfde jaar nog werd de feestzaal gebruikt voor de prijsuitreiking.
In 1976 werd de vleugel, die de turnzaal en verouderde stookplaats huisvestte, afgebroken om plaats te maken voor een constructie van twee bouwlagen waarin de lagere school (D) werd ondergebracht. Deze omvat veertien klaslokalen en een nieuwe turnzaal n.o.v. architect A.H. Lagrou. In 1989 (bouwaanvraag) werd het met twee verdiepingen verhoogd en bedekt met een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., volgens plannen van het architectenbureau Emile Verhaegen N.V.
In 1969 kreeg de VZW Amicolmi de vergunning om een sportzaal te bouwen aan de Pater E. Devroyestraat, n.o.v. architect E. Vanderplas. In 1976 werd hier eveneens een revalidatiecentrum gebouwd n.o.v. arch. Fernand Crahay (het CBIMC, "Centre Belge pour Infirmes Moteurs Cérébraux").
Het gehele gebouwencomplex en het park achteraan, waar zich oorspronkelijk een groot openluchtzwembad bevond, zijn omgeven door een omheiningsmuur met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen., voorzien van verschillende getraliede deuren en voorafgegaan door een tuintje aan de kant van de Sint-Michielslaan.
Beschrijving
De muuropeningen zijn meestal rechthoekig of rondboogvormig, vaak (dubbele) kruis- of kloostervensters of bolvensters, ingeschreven (alleen of gekoppeld) tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. van afnemende hoogte of steunberen of gevat in nissen. Het merendeel van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. is bekroond met rond- of steekboogvormige of drielobbige timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd.. Verschillende gevels met traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die op symmetrische wijze een centrale ingangstravee onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. flankeren ; boven ingang rondboogvormige tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. op een doorlopende lekdrempel met zuilvormige tussenstijl en bekronende en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Talrijke elementen zijn uitgevoerd in blauwe hardsteen zoals aanzetstukken, lateien en waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., zuilen of maaswerk van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zoals die van de bibliotheek van de bollandisten in het noordelijke deel van de centrale vleugel (A). De constructie van deze bibliotheek vergde heel wat denkwerk. Binnen telt ze vier bouwlagen. De boekenrekken worden geschraagd door een gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. structuur die over de vier bouwlagen van de ruimte loopt en die op haar beurt op stenen zuilen ter hoogte van de kelderverdieping rust. Om het gewicht van de bijna 400.000 werken te kunnen dragen, hebben de architecten zware, zichtbare steunberen aangebracht aan de buitenkant van het gebouw. De bibliotheek wordt verlicht door hoge muuropeningen met talrijke tussendorpelsStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. evenals door vier lantaarns. Op de buitengevels paneeldecoratie en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. Talrijke zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken., soms met wolfeinden, verlicht door houten of bakstenen dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., eveneens onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken..
Voormalige feestzaal.
De in 1932 ingewijde feestzaal van het college werd in de jaren 1960 terug door de jezuïetengemeenschap beheerd en sinds kort door de VZW "Théâtre Saint-Michel" ; het college krijgt evenwel voorrang voor haar gebruik.
Grote rechthoekige zaal in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. van 32 bij 20,8 m met 1300 zitplaatsen, verdeeld over een parterre en de twee brede balkons in U-vorm met uitsprongen, geschraagd door consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Klapzetels in hout en skai afkomstig uit het paviljoen van de Heilige Stoel van de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Achter het voortoneel met orkestbak, bevindt zich het eigenlijke toneel van 14,5 m breed, 8 m diep en 18 m hoog, ingeschreven in een rechthoekige omkadering met tandlijst. Achter het toneel bevinden zich negentien kleedkamers en de oorspronkelijke toneelmachinerie voor de decors en het scherm. De coulissen zijn tweemaal zo hoog als het podium.
De zeer sobere decoratie in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. beperkt zich tot de ijzeren balkonleuningen, de geometrische wand-, balkon- en plafondverlichting die evenwel grotendeels zijn vervangen geworden door spots in het licht gebogen tongewelf. De zaal wordt voorafgegaan door een grote foyer die ruimte biedt aan 700 personen. Van hieruit bereikt men een kleiner salon voor de belangrijk gasten. Een monumentale trap in granito met ijzeren leuning, gedeeltelijk tweedelig, leidt naar de verdiepingen.
De buitengevel van de feestzaal (Sint-Michielslaan) werd in dezelfde stijl als het college opgetrokken ; drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met centrale puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., onder plat dak. Op begane grond drie grote, beglaasde rondboogdeuren met bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap.. Op eerste en tweede verdieping dubbel kruisvensterVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld. ; in laatste bouwlaag drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in eerste en derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), rondboogvenster met arduinen maaswerk in middentravee. De overige gevels zijn nagenoeg blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en voorzien van paneeldecoratie en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen..
Basilicale opstand ; middenbeuk van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), twee zijbeuken, transept, één rechte koortravee met absisvormige koorsluiting onder vijfdelig straalgewelf. Op de dwarsbeuken, twee kapellen op vierkant plan met absidiale beëindiging, aan weerszijden van en toegankelijk via het koor.
Westgevel (Sint-Michielslaan), opgetrokken in natuursteen en lichtroze breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. uit la Gileppe. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. tussen twee vierkante torens met kordongeleding onder stenen piramidale torenspitsen.
In elke torenzijde, twee schietgaten in tweede bouwlaag, rondboogvormig tweelicht met zuilvormige tussenstijl in derde bouwlaag, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondbooglichten in laatste bouwlaag ; muuropeningen gesloten door galmborden.
Puntgevel voorafgegaan door grote halfcirkelvormige absis onder halve kegelvormige bedaking. Dwerggalerij, klimmend ter hoogte van puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en in bovenste deel van absis. Aan weerszijden van absis twee baldakijnportalen ; rondboogvormige ingangen tussen geprofileerde en verdiepte dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met colonnetten ; rondboogvormige archivoltenGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Tussen absis en portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). kleine traptoren onder stenen kegelbedaking. Onderaan de absis nis met beeld van Sint-Michiel en de draak.
Zijgevels. Bakstenen zijgevels met veelvuldig gebruik van breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. (bogen, omlijstingen met hoekblokken). Vijf gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), na de vierde onderbroken door puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van transeptarm, gevat tussen twee steunberen met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. die over de eerste twee bouwlaag lopen. In eerste bouwlaag rondboogvensters (voor alle muuropeningen) waarboven blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. ; drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. verlichten de galerij onder plat dak. BovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. van middenbeuk in de vorm van tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in rondboognis ; bekronende blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. Leien zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. boven middenbeuk en transeptarmen. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van transept op verdiepingen verlicht door groot roosvenster waarin veelpas met glasramen, ingeschreven in nis met zuilen en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen..
Zijbeuken geflankeerd door rondbooggalerij, oorspronkelijk met arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. zoals in kloostergalerij ; onder plat dak tegen zijbeuken, onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. tegen transeptarmen.
Interieur van de kerk
Middenbeuk van drie bouwlaag en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door twee maal drie ronde zuilen in gepolijste, blauw gespikkelde Labradorgraniet met crèmekleurige basementen in Larrys, kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. in Euville met verschillende motieven, vierkante dekplaat waarop rondbogige en geriemde scheiboog, afgelijnd door archivoltenGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer..
Tweede bouwlaag met galerij, opengewerkt door rondboogvormige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. in rondboognis, rustend op gepolijste granieten zuilen. In derde bouwlaag lichtbeuk, met telkens twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met glasramen voorzien van geometrisch maaswerk op doorlopende afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel.. TraveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van tweede bouwlagen geritmeerd door halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. die tot aan afzaatAflopend bovenvlak van een dorpel. van lichtbeuk lopen en die ribben, gordelbogen en muraalbogen schragen. Tegen de zuilen van de middenbeuk, zes stenen beelden van jezuïetenheiligen rustend op bewerkte sokkel met hun initialen en bekroond door baldakijn : H. Stanislaus Kostka, H. Franciscus Hieronymus, H. Alfonsus Rodriguez, H. Franciscus van Borgia, H. Alosius van Gonzaga en H. Petrus Claver), van beeldhouwers Sinia en Van De Capellen (H. Alfonsus Rodriguez en H. Petrus Claver).
Centrale rechthoekige deur, gedeeltelijk afgesloten door koperen vleugel ; bekronend rondboogvenster ; aan weerszijden geflankeerd door twee muuropeningen onder gestrekte latei op aanzetstukken waarboven timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. in de vorm van driepas met geschilderde kruiswegstatie door Ernest Wante.
In de koorabsis drie deuren in eerste registerVensterstrook in een topgevel., triforium met vijf tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. in tweede registerVensterstrook in een topgevel., laatste bouwlaag verlicht door vijf grote glasramen van Stalisn. Centraal de H. Drievuldigheid, waaronder aartsengel Michael, patroon van het college en Sint-Jan Berchmans, patroonheilige van de kerk.
Aan weerszijden hiervan glasramen met de evangelisten Lucas en Johannes, waaronder de H. Ignatius van Loyola en de H. Franciscus Xaverius ; Mattheus en Marcus waaronder de H. Alosius van Gonzaga en de H. Franciscus Borgia ; de H. Gregorius de Grote en de H. Augustinus, twee kerkvaders, waaronder de H. Stanislaus Kostka en de H. Franciscus Hieronymus ; de H. Ambrosius en de H. Hieronymus waaronder de H. Petrus Claver en de H. Alfonsus van Rodriguez.
Viering overwelfd door kruisgewelf op vierkant plan, rustend op vier bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt., transeptarmen onder rechthoekige kruisribgewelven.
Zijkapellen met triforium en identieke galerij als in hoofdbeuk.
Ten noorden en ten zuiden rechthoekige vleugeldeur bekroond door schilderijen van Ernest Wante : de Eerste communie van Aloysius van Gonzaga ontvangen uit de handen van kardinaal Carolus Borromeus en de Dood van de jonge heilige aan de ene zijde ; boven de andere de ingang, heilige op bedevaart in Montaigu en Sint-Jan Berchmans zweert de eer van Maria altijd te beschermen.
Deur en schilderijen in verdiepte rondboogomlijsting tussen twee blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. rondboogpanelen, alle drie geschraagd door zuilen en onder waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen..
Hierboven smalle galerij en roosvenster met afbeelding van de Boom van Jesse (de Maagd Maria omgeven door figuren uit het Oude Testament : Achaz, Ezechias, Jonathan, Jonas, Asa, Salomon, Aron, David, Jerobeam, Josafat en Ozias) en met de H. Jozef, patroonheilige van België, omgeven door heiligen die verbonden zijn aan de Belgische geschiedenis (H. Lambert, Norbert, Gertrudis, Bavo, Amand, Juliana, Karel de Goede, Waldetrudis, Hubert en Albert van Leuven).
Een groot deel van het oorspronkelijk kerkmeubilair is heden verdwenen. Het koor bezat een groot hoofdaltaar, n.o.v. J. Prémont. Dit altaar, bekroond met een tabernakel dat verwerkt zat in een retabel met koperen beeldjes, was in 1910 nog op een internationale tentoonstelling in Brussel te zien.
Ook de zijkapellen bezaten altaren uit de ateliers Wilmotte van Luik. In de galerijen bevonden zich tien andere altaren in Romaanse stijl, ontworpen door Jean Pirart. Het koor was afgesloten met een communiebank, gesculpteerd door Peeters, in de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de middenbeuk (zuidelijke kant) bevond zich een preekstoel versierd met vierentwintig beeldjes. De vieringspijlers aan het begin van het koor waren voorzien van twee beelden, van het Heilig Hart en van Maria, beide van Sinia. Het Mariabeeld staat nu midden in de grote gang van de begane grond. Een grote luster in mat koper verlichtte eertijds de viering, acht kleinere lusters hingen onder de gordelbogen van de middenbeuk.
In het westen bevindt zich de tribune met de perfect bewaarde orgels van orgelmaker E.-M. KERKHOFF, n.o.v. J. Prémont. De inwijding van de orgels gebeurde op 6 april 1910, in 1949 werden ze volledig nagekeken en opnieuw gestemd door Huis Delmotte uit Doornik, in 1952 werden ze aanzienlijk verrijkt om een nog betere klank te verkrijgen. Ze worden beschouwd als één van de mooiste orgels van Brussel.
Bronnen
GAEtt./OW 14116 (1902), - (1906), 3793 (1908), 4689 (1913), 6398, 7192 (1930), 8579 (1931), inschr.reg. 2316 (1969), 2354 (1969, Pater E. Devroyestraat), 2798 (1976, Pater E. Devroyestraat), 2823 (1976), 4328 (1989).
Archieven van het "Collège Saint-Michel".
Cinquantenaire du Collège Saint-Michel 1905-1955. Album jubilaire, gedrukt door M. Weissenbruch NV, juli 1955.
DELEHAYE, H.S.J., L'oeuvre des Bollandistes à travers trois siècles 1615-1915, Brussel, 1959.
L'Eglise du Collège Saint-Michel, brochure uitgegeven bij Bourdeaux, Dinant.
Inventaire exhaustif des orgues en région bruxelloise, La Renaissance de l'Orgue vzw, 1992, p.75.
Inventaire des salles de cinéma de la Région Bruxelles-Capitale, 2` partie. Choix de 30 cinémas, La Rétine de Plateau vzw, 1993, fiche 102 bis.
Inventaire des salles de cinéma de la Région de Bruxelles, La Rétine de Plateau vzw, 1994, fiche 102 bis.
JURION-DE WAHA, F., La mémoire des pierres. Découvrez l'architecture scolaire à Bruxelles, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1988, pp. 15-17.
Tijdschriften
"Institut Saint-Michel à Bruxelles" in L'Émulation, 1, 1912, pl. I-V.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Opmerkelijke bomen in de nabijheid