Julianakapel en voormalig klooster van de apostolinen van het Heilige Sacrament
Liefdadigheidsstraat 41-45
Typologie(ën)
klooster/abdij
kapel
kapel
Ontwerper(s)
J. HELLEPUTTE – architect – 1886
J.-P. MARTIN – architect – 1884
Stijlen
Neogotiek
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 10917
Beschrijving
Neogotische kapel en klooster in laat-neoclassicistische stijl, op een U-vormig grondplan aangelegd op een terrein dat toebehoorde aan de hertogin E.U. d'Arenberg rond een ommuurde tuin (grenzend aan de Hamerstraat).
Klooster gebouwd in 1884 n.o.v. arch. J.P. MARTIN i.o.v. bovenvermelde hertogin, kapel n.o.v. arch. Joris HELLEPUTTE van 1886 i.o.v. de kloostergemeenschap der apostolinen van het H. Sacrament. Gewijd aan de H. Juliana en het sacrament van de eucharistie.
Kapel: ingeplant ten noordwesten van het kloostergebouw. Op L-vormig grondplan, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, bereikbaar via een ingangspoort die een servituut is behorend tot het belendend pand (zie Liefdadigheidsstraat Nr. 39). Kapel daterend uit de bloeiperiode van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. en qua stijl aansluitend bij het archeologisch-religieuze exclusivisme o.i.v. J.B. BETHUNE; kenmerkend is de eigentijdse interpretatie van de gotische architectuur, de aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit. De plattegrond vertoont een eenbeukige georiënteerde kapel met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een driezijdige koorsluiting. Overwelfde gaanderij aan de zuidelijke zijgevel van de kapel die HELLEPUTTE liet doorlopen aan de achterzijde van het kloostergebouw zodat beide gebouwen met elkaar werden verbonden. In zuidwestelijke hoek, rond traptorentje. Rechts van het koor, oratorium, sacristie en bergruimten. Baksteenbouw met gebruik van blauwe hardsteen voor o.m. kordons, kraagstenen, dekstenen; geaccentueerde bedaking. Grotendeels ingebouwde wetselijke puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. opengewerkt met drielobben en roosvenster in top.
Ingang in Liefdadigheidsstraat Nr. 41 via houten steekboogpoort met sluitsteen en getralied bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met opschrift: ,"VENICE - ADOREMUS", uitgevend op een neoclassicistische gang met een fraaie neogotische houten deur die uitgeeft op een tweede gang in dezelfde stijl met een open houten zadeldakconstuctie met ingewerkte glaspanelen aan de noordzijde. Van hieruit toegang tot kapel via neogotische eiken vleugeldeur versierd met briefpanelen. Rechts van deze ingang ronde traptoren met zeszijdige topgeleding bekroond met ingesnoerde naaldspits (leien) en spitse galmgaten.
Zuidgevel: aan binnentuin, in sober metselwerk; kapel met dubbele, overhoekse baksteenfries en tandlijst onder de doorlopende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien) met dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en vorstkamKamvormige, geajoureerde bekroning in steen of metaal op de nok van een dak.. Spitsboogvensters met drieledige tracering onder rozet geritmeerd door versneden steunberen en luchtbogen; overwelfde gaanderij van twee bouwlagen onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. (roofing) met overhoekse baksteenfries onder daklijst en galerij met smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdiepingen. Begane grond met tudorboogarcade op arduinen kraagstenen en kruisoverwelving met tudorbogen op vierkant pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Fraaie vloerbedekking met gekleurde tegels in decoratief verband.
Oostgevel: koor met resp. blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. linkertravee en middentravee en rechtertravee. geopend met dito spitsboogvensters als in de zuidgevel van de kapel.
Klooster gebouwd in 1884 n.o.v. arch. J.P. MARTIN i.o.v. bovenvermelde hertogin, kapel n.o.v. arch. Joris HELLEPUTTE van 1886 i.o.v. de kloostergemeenschap der apostolinen van het H. Sacrament. Gewijd aan de H. Juliana en het sacrament van de eucharistie.
Kapel: ingeplant ten noordwesten van het kloostergebouw. Op L-vormig grondplan, aan drie zijden ingesloten door aangrenzende percelen, bereikbaar via een ingangspoort die een servituut is behorend tot het belendend pand (zie Liefdadigheidsstraat Nr. 39). Kapel daterend uit de bloeiperiode van de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. en qua stijl aansluitend bij het archeologisch-religieuze exclusivisme o.i.v. J.B. BETHUNE; kenmerkend is de eigentijdse interpretatie van de gotische architectuur, de aandacht voor een rationele constructie, materiaalexpressie en een oorspronkelijk ruimteconcept, bezield door een diepgaande spiritualiteit. De plattegrond vertoont een eenbeukige georiënteerde kapel met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een driezijdige koorsluiting. Overwelfde gaanderij aan de zuidelijke zijgevel van de kapel die HELLEPUTTE liet doorlopen aan de achterzijde van het kloostergebouw zodat beide gebouwen met elkaar werden verbonden. In zuidwestelijke hoek, rond traptorentje. Rechts van het koor, oratorium, sacristie en bergruimten. Baksteenbouw met gebruik van blauwe hardsteen voor o.m. kordons, kraagstenen, dekstenen; geaccentueerde bedaking. Grotendeels ingebouwde wetselijke puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. opengewerkt met drielobben en roosvenster in top.
Ingang in Liefdadigheidsstraat Nr. 41 via houten steekboogpoort met sluitsteen en getralied bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met opschrift: ,"VENICE - ADOREMUS", uitgevend op een neoclassicistische gang met een fraaie neogotische houten deur die uitgeeft op een tweede gang in dezelfde stijl met een open houten zadeldakconstuctie met ingewerkte glaspanelen aan de noordzijde. Van hieruit toegang tot kapel via neogotische eiken vleugeldeur versierd met briefpanelen. Rechts van deze ingang ronde traptoren met zeszijdige topgeleding bekroond met ingesnoerde naaldspits (leien) en spitse galmgaten.
Zuidgevel: aan binnentuin, in sober metselwerk; kapel met dubbele, overhoekse baksteenfries en tandlijst onder de doorlopende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien) met dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. en vorstkamKamvormige, geajoureerde bekroning in steen of metaal op de nok van een dak.. Spitsboogvensters met drieledige tracering onder rozet geritmeerd door versneden steunberen en luchtbogen; overwelfde gaanderij van twee bouwlagen onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. (roofing) met overhoekse baksteenfries onder daklijst en galerij met smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdiepingen. Begane grond met tudorboogarcade op arduinen kraagstenen en kruisoverwelving met tudorbogen op vierkant pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Fraaie vloerbedekking met gekleurde tegels in decoratief verband.
Oostgevel: koor met resp. blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. linkertravee en middentravee en rechtertravee. geopend met dito spitsboogvensters als in de zuidgevel van de kapel.
Interieur kapel: uitzonderlijk intact en rijk neogotisch interieur met polychrome beschildering: imitatie van baksteen- en natuursteenparement, sjabloonpartijen en monumentale taferelen op pleisterwerk, metselwerk en doek. Overkluizing door kruisribgewelven met spitse gordel- en muurbogen en gewelfsleutels met Christus in het koor en de symbolen van de vier evangelisten in het schip; hardstenen ribben opgevangen door slanke colonnetten in gepolijste, geverniste en vergulde blauwe hardsteen met knopkapiteel en hoge polygonale sokkel; dubbel doksaal in wetsen onder kruisriboverwelving met spitse scheibogen opgevangen door dito colonnetten als in schip; in eerste geleding tribune met vlakke zoldering en afgesloten door spitsboogarcade op kleine colonnetten met knopkapiteel en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. versierd met vierpassen met opschriften; in bovenste geleding begrensd door opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters.; bevloering van geglazuurde, polychrome tegeltjes in decoratief verband.
Oratorium en sacristie: rechts van het koor, erop aansluitend en ervan gescheiden door houten hekken, op rechthoekige grondplan, baksteenbouw met verwerking van hardsteen. De westgevel omvat twee bouwlagen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (leien) waarin drie enorme dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Vooruitspringende dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Vooruitspringende ingangstravee met veelhoekige toren van drie bouwlagen onder ingesnoerde naaldspits (leien) met uurwerk onder afdak (leien). Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met spitsbogige drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en lancetramen in de top geritmeerd door versneden, afgeschuinde steunberen, torentravee met resp. kloosterkozijnen en rechthoekige ramen en rechtertravee met kruiskozijnen in hardstenen omlijsting.
Interieur oratorium: kleine eenbeukige ruimte op een houten spits tongewelf met dito ribben op hardstenen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. rustend op sobere, ongepolijste hardstenen zuilen met polygonale sokkel. Begane grond met houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Op verdieping aan drie zijden, houten gaanderij op dito consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met aan weerszijden gedrukte spitsboogarcade. Beschildering van de bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. wanden met natuursteenimitaties en polychrome sierboorden o.m. aan de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en arcadebogen. Via gang naar sacristie en via torentrap naar de verdieping.
Meubilair: Fraaie eenheidsvolle, neogotische stoffering waarvan de uitvoering vermoedelijk eveneens gebeurde o.l.v. HELLEPUTTE. Muurschilderingen van het schip in vijf geledingen: imitatieschilderingen van groen met rood gekleurde gordijnen met decoratief patroon, kruisweg (op doek), leven van de H. Juliana (op doek), voorstellingen van symbolische aard o.m. de passiewerktuigen en eucharistische symbolen, engelen met banderol in de topgeleding; in koor met resp. vier geledingen: imitatieschildering van een roodgouden gordijn, voorafbeeldingen van de eucharistieviering, symbolen en engelen, zie schip. Hoofdaltaar met tafel in rood, groen en zwart marmer van Mazy, waarop een centraal geelkoperen tabernakel (1889) door J. WILLEMOTTE en zoon (Luik) naar tekeningen van J. HELLEPUTTE, opgevat als een reliekschrijn met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en versierd met een paaslam en een pelikaan in reliëf omgeven door de symbolen van de vier evangelisten, erboven een ciborium met kruisbeeld bekroond met losstaande calvariegroep, aan beide zijden geflankeerd door een geelkoperen retabel (1924) door A.H. HAAN (Antwerpen), met reliëfs i.v.m. de symboliek van de eucharistie. Gebruik van filigraan, email, edelstenen en bergkristal. Fraai houten altaar van het oratorium met mirakuleuze kindje Jezus uit Praag. Klein altaar in oratorium met relieken van Fanny Kestre en kardinaal Deschamps, stichters van de kloostergemeenschap der apostolinen. Vergulde, plaasteren heiligen- en engelenbeelden op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Gebrandschilderde glas-in-loodramen verkregen door schenkingen met o.m. de voorstelling van H. Juliana, H. Martha, H. Felix van Valois, H. Franciscus van Assisi. Eiken communiebanken met gebeeldhouwde panelen. Houten biechtstoel. Gesmeed ijzeren koorhekken.
Kloostergebouw met vier bouwlagen waarvan de bovenste deels inspringende verdieping werd bijgebouwd in 1959 en dertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Eenvoudige, horizontaal gelede, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderde lijstgevel met hardstenen plint, puilijst over zes linkertraveeën, en over de twee volgende verdiepingen doorlopende lekdrempels. Op begane grond lekdrempels in blauwe hardsteen. Uiterst links, rechthoekige ingangspoort, uiterst rechts, rechthoekige vleugeldeur met bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.; rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., getralied op begane grond. Dito keldermonden. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. onder overstekende dakrand van bovenste verdieping.
Interieur: recente verbouwingen op begane grond en derde en vierde verdieping. Op eerste en tweede verdieping salons met bewaard stucdecor. In de tuin bevindt zich o.a. een klein bijgebouw met beglaasde wanden en een gotisch raam met houten roedenstructuur uit 1907. Heden eigendom van Caritas Internationaal Hulpbetoon VZW.
Beschermd 30.03.1989.
Bronnen
Archieven
GASJ/DS/OW 2950, 2986 (1884), 7447 (1907).
Verzameling van Dexia Bank.
Verzameling Katholieke Universiteit Leuven.
Tijdschriften
PAESMANS, S., « De Julianakapel te Sint-Joost-ten-Node », M & L, 5, 1982, pp. 24-34.
GASJ/DS/OW 2950, 2986 (1884), 7447 (1907).
Verzameling van Dexia Bank.
Verzameling Katholieke Universiteit Leuven.
Tijdschriften
PAESMANS, S., « De Julianakapel te Sint-Joost-ten-Node », M & L, 5, 1982, pp. 24-34.