Typologie(ën)

klooster/abdij
herenhuis

Ontwerper(s)

INCONNU - ONBEKEND1600-1700

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

  • Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 31198
lees meer

Beschrijving

Complex gevormd door een voormalig herenhuis uit de 18e eeuw en kloostergebouwen uit 19e eeuw.
De vestiging van deze in oorsprong Franse kloosterorde te Brussel, werd in 1839 overeengekomen met het Bureau voor Weldadigheid. Een eerste congregatie van vier zusters nam in 1843 of 1844 haar intrek in de kleine woning in de Cellebroersstraat nr. 55. In 1852 werd de huidige vestiging aangekocht, toen een herenhuis met bijgebouwen, dat sinds 1833 het zogenaamd Pensionnat
Saint-Louis - een tehuis voor blinden en doofstommen van de Frères de la Charité de Saint-Vincent de Paule - herbergde. Hieraan werden in de loop van het derde kwart van de 19e eeuw de huidige kloostergebouwen toegevoegd. Eerstesteenlegging van het zogenaamd Armenhuis aan de Minimenstraat in 1853. Eerstesteenlegging van de kloosterkapel in 1862, gelijktijdig bouw van het zogenaamd Missionarissenhuis. Bouw van een schoolgebouw (gesloopt) in 1868, van het Weeshuis in 1873. Heden gedeeltelijk in gebruik als school; het voormalige Weeshuis werd omgevormd tot sociale woningen.

Herenhuis in laat-classicistische stijl, met drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., te dateren in het laatste kwart van de 18e eeuw. Sporen van een oudere, mogelijk traditionele 17e eeuwse kern op de begane grond, cf. de zandstenen sokkel, speklagen en kwartholle neggen die doorlopen tot de puilijst. Heden gedecapeerde bakstenen lijstgevel met muurankers op alle bouwlagen. Bredere toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. links met vleugeldeur in geprofileerde zandstenen omlijsting met neuten; aansluitend balkon, doorlopend  in de hardstenen puilijst, op Lodewijk XVI- consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met rozet, schijven en pijnappel, voorzien van een gesmeed ijzeren hek. Rechthoekige vensters met geprofileerde lekdrempel en gesmeed ijzeren leuning, in toegangstravee verrijkt met een geriemde omlijsting; persiennes op de begane grond. Gevelbeëindiging door architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., vernieuwde kroonlijst en dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Verankerde gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. achtergevel met rechthoekige vensters en aangepaste poort.

Vrij gaaf, in grote delen bewaard interieur in lokale Lodewijk XVI-stijl. Eikenhouten trap met leuning van balustersVaasvormige spijl van een borstwering. en rozetpanelen doch vernieuwde trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap.. Salons met stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer. op de begane grond, met houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … op de bovenverdiepingen, telkens met marmeren schouw en plafond van drie vakken. Binnenmuren in stijl- en regelwerk met baksteenvulling zichtbaar na ontpleistering op de bovenste verdieping. Dakspant. Kelder met tongewelven.

Kloostergebouwen in neoclassicistische stijl, aan drie zijden van de binnenplaats. Mogelijke betrokkenheid van architect-aannemer T. Mélot in de bouw. Heden volledig gecementeerdMet portlandcement bestrijken..
Voormalige kapel (zuidzijde): éénbeukige zaalkerk van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en steunberen, geopend door rondboogvensters, onder schilddak met vierkant klokkentorentje met spits op de nok.
Interieur overkluisd door graatgewelven op muurpilasters; ondiepe koorabsis met ronde scheiboog, en doksaal op colonnettes. Vroeger neogotisch mobilair verwijderd. zogenaamd Huis der Missionarissen (oostzijde) met drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gemarkeerd door een centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Ervoor een steekbogenarcade van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., verhoogd met rondboognissen op de hoeken.
Voormalig Weeshuis (noordzijde) met vijf bouwlagen en veertien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geritmeerd door getoogde lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). en een centrale risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..



Bronnen

Archieven
SAB/OW 12272 (1868).
KIK, 75313 A.

Historische gegevens ontleend aan het kloosterarchief.