Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Barnabé GUIMARD – 1776-1780
Louis MONTOYER – 1785-1787
Tilman-François SUYS – architect – 1849-1851
J.B.V. BARRÉ – architect – 1775
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Voorgevel met portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. ontworpen door de Franse architect J.B.V. Barré, in de totaalaanleg van het Koningsplein ingeplant in de as van de Hofberg: eerste twee onuitgevoerde ontwerpen met imposante koepelbekroning en portiek geschraagd door vier Corinthische zuilen; vermoedelijk derde ontwerp (1775) - zonder koepelbekroning - in gewijzigde versie gerealiseerd door architect Barnabé Guimard. Eerstesteenlegging van voorgevelpartij op 12.02.1776 door Karel van Lotharingen; voltooiing in 1780. In 1785-1786 bouw onder leiding van architect Louis Montoyer van het eenbeukige schip met aanleunende dienstgebouwen ten noorden en ten zuiden, het transept met één uitspringende noord- en zuidtravee, telkens uitlopend in oost- en westkapellen, het diepe koor met halfcirkelvormige absis en aanleunende bijgebouwen. Aansluitend verving Louis Montoyer in 1786-1787 de voorheen uitbuigende trap door een rechte met zijmuren en bekroonde de voorgevelpartij met een rechte attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., centrale octogonale balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en dito campanile met rondbogige galmgaten en Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder gedeeltelijk opengewerkte borstwering met uurwerk, koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. en ronde lantaarn. Inwijding in 1787, als abdij- én parochiekerk, tevens fungerend als “Hofkerk”. In 1794 “Tempel van de Rede”. In 1802 heringewijd als parochiekerk, i.e. hulpkerk van de Sint-Michielsparochie. Oorspronkelijk bas-reliëf in frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met “Misoffer” door A.J. Anrion in 1797 gesupprimeerd, in 1815 vervangen door de “Driehoek Oog Gods”. Schip in 1843-1845 uitgebreid met twee zijbeuken door architect Tilman-François Suys; in het kader van een aantal verfraaiingswerken verving laatst genoemde in 1849-1851 Montoyer’s portiekbekroning door de huidige, met afgeschuinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., perron, rechthoekige balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en nieuwe houten octogonale campanile met koepel en lantaarn. TimpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. van frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in 1851 versierd met fresco, door J. Portaels; frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in 1861 bekroond door vijf beelden, uitgevoerd door E. Mélot en P. Puyenbroeck.
Voornamelijk in de loop van 20e eeuw herhaaldelijke onderhouds- en restauratiewerken aan in- en exterieur: namelijk in 1903-1904; onder leiding van architect A. Delpy in 1924-1925, met bouw van huidige bordestrap, en in 1935-1936; onder leiding van architect J. Rombaux in de jaren 1960-1970, en recent, in 1987, door de Stad de restauratie van de campanile.
Georiënteerd gebouw met portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., driebeukig basilicaal schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), transept met noord- en zuidarmen ten oosten geopend voor vierkante kapellen, diep koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met halfronde absis in driezijdige sluiting, sacristie ten noordoosten (uitziend in Borgendaalgang). Hogere middenbeuk, transept en koor onder leien zadelbedaking; zijbeuken onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak..
Portiek op vooruitgeschoven rooilijn, bereikbaar via bordestrap tussen zijmuren (1924-1925). Zes hardstenen Corinthische zuilen met gecanneleerde schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. , geringde basis en vierkante sokkel ter schraging van het bepleisterde hoofdgestel met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. en blindZonder opening; blind venster, schijnopening. friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., onder geprofileerde driehoekige frontonomlijsting met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst; timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met fresco in „Wasserglas“-techniek, voorstellend “Onze-Lieve-Vrouw, Troosteres der bedrukten” (1851), door J. Portaels. Terugwijkende attiekvormige bekroning met rechthoekige platform en hardstenen balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tussen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Houten campanile, in twee tinten grijs beschilderd en verfraaid met vergulde ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. (1987): tweeledige rondbogige galmgaten waarin uurwerk, onder booglijst op imposten, tussen Corinthische zuilen; hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met topstukken, koperen koepelbedaking en lantaarn met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. onder zelfde bedaking en torenkruis (1849-1851). Beschilderde hardstenen beelden (sinds 1861) van H. Jacobus de Meerdere (fronton), Sint-Andreas en Sint-Johannes Evangelist (respectievelijk links en rechts op balustrade) door E. Mélot; twee natuurstenen attiekbeelden van Sint-Augustinus en Sint-Jan Nepomucenus door P. Puyenbroeck, heden ontbrekend.
Portiekruimte met hardstenen bevloering, onder bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. tongewelf met cassetten en rozetmotieven. Sinds 1924-1925 ontpleisterde gevels, met parement van zandsteen in combinatie met hardsteen voor het lijstwerk. Belijning door omlopend geleed kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., lijst met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. en tand- onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. In voorgevel drie centrale rechthoekige spaarnissen: bredere middennis met toegangspoort in boogomlijsting met imposten en voluutsluitsteen tussen festoen; beelden (eind 18e eeuw) van Mozes (link) door P..A. Ollivier de Marseille en van David (rechts) door F.-J. Janssens, op bewerkte halfcirkelvormige sokkels, in zijnissen. Kleinere zijdeuren in geprofileerde rechthoekige omlijsting met gestrekte druiplijst, onder paneel met dito lijst op uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Gelijkaardige spaarnissen, met panelen, in de linker portiekmuren. Bovenste gevelpartijen verfraaid met bas-reliëfs door P..A. Ollivier de Marseille (eind 18e eeuw), respectievelijk van links naar rechts voorstellend: Jezus verdrijft de kooplieden uit de tempel, Sint-Jan Nepomucenus, Marteldood van H. Jacobus de Meerdere, H. Johannes op Patmos, Genezing van de kreupele door Petrus en Johannes.
Overige buitengevels van baksteen met cementbezetting, verscholen achter de omringende bebouwing. Ten noordoosten parallel met sacristie, in Borgendaalgang: loopbrug ter verbinding van de koninklijke kerkloge met het koninklijk paleis; opgetrokken naar ontwerp van architect M. Heyninckx van 1911: glas- en ijzerconstructie met bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., opgevat als overdekte trap leidend naar de koninklijke tuinen.
Vrij helder, lichtgrijs bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. interieur, met grijs- en zwartmarmeren bevloering. Sobere harmonische opbouw in classicistische stijl, met subtiele ruimtewerking door het horizontale en verticale lijnenspel van de omlopende rondboogopeningen tussen Corinthische zuilen, het brede aflijnende hoofdgestel en de gecombineerde ton- en koepelgewelven.
Toegang via centraal tochtportaal, onder doksaal: brede rondboogdeur tussen Ionische zuilen; rechthoekige zijdeuren onder druiplijst op voluutconsoles. Eenledige opstand in middenbeuk, transept en recht koor: muren geritmeerd door Corinthische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. basis op vierkante sokkel; breed omlopend hoofdgestel met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met rozetten op acanthusbladconsoles; tongewelf met cassetten tussen aflijnende versierde gordelbogen; getoogde bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in lunettes met geriemde omlijsting. Middenschip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), oorspronkelijk (vóór 1843) als éénbeukige ruimte geritmeerd door rondboogvensters onder booglijst op imposten, boven rechthoekige casementen cf. koor; heden van de zijbeuken gescheiden door een omlijste rondboogarcade, gedicht in laatste oostelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Vrij smalle zijbeuken met rondboogvensters, onder kruisgewelf; uiterste oostelijke travee met Ionische hoekzuilen onder tongewelf (voorheen afgesloten en fungerend als westelijke transeptkapellen); eerste westelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links heringericht als baptisterium (1895, architect J.J. Van Ysendijck), rechter omgevormd tot oratorium met beglaasde en getraliede afsluiting.
Transept met overkoepelde kruising, centraal Drievuldigheidssymbool in stralende zon, omkranst door festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden.. Zuilenritmering aan noord- en zuidmuren van de transeptarmen verscholen achter monumentale schilderijen van J. Portaels. Twee oostelijke transeptkapellen met eveneens Ionische hoekzuilen, onder onversierd tongewelf. Recht koor: rondboogvensters onder dito booglijst op imposten in twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); Koninklijke loge in noordelijke middentravee. Absis met tweeledige muurwanden, tussen Corinthische zuilen met gecanneleerde schacht; panelendecor, dubbel geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en bas-reliëfs (18e eeuw) van G.-L. Godecharle; halve koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met perspectivisch verkleinende zeshoekige casetten met rozetmotieven.
Meubilair
Schilderijen de Hemelvaart van Sint-Catharina en de Rozenkrans door G. De Crayer (17e eeuw); de Lanssteek en Verering van het Heilig Kruis door J. Portaels (1885, 1886).
Marmeren beelden Heilige Jozef en Kind door L. Delvaux (1740) en de Godsdienst en Heilige Petrus door A.J. Anrion (1769); personificaties van het Oude en Nieuwe Testament van geschilderde hardsteen door G.-L. Godecharle (1787); bas-reliëfs van arduin of stuc met Aanbidding der Herders, Laatste Avondmaal en Graflegging door G.-L. Godecharle (18e eeuw); stucreliëfs met Engelen en Engelenhoofden en Heilige Johannes Nepomucenus (eind 18e eeuw); Heilige Jacobus de Meerdere van gepolychromeerd hout door C. Vlaminck (1888). Grafmonument van marmer van schilder M.F. Jacops door G.-L. Godecharle (1812). Stenen kruisweg door J. Geefs (tweede helft 19e eeuw).
Eikehouten koorgestoelte in régencestijl (18e eeuw); smeedijzeren hek in Lodewijk XV-stijl (tweede helft 18e eeuw); hoofdaltaar van marmer en geschilderd en verguld hout, afkomstig van de abdij van Cambron (geplaatst in 1789); noordelijke en zuidelijke zijaltaren van marmer en geschilderd hout (eind 18e eeuw); eikenhouten preekstoel door J. Van Meeuwen (1793); eikenhouten biechtstoelen (eind 18e eeuw); eikenhouten orgelkast in neoclassicistische stijl door C. Janssen, naar ontwerp van architect A. Samyn (1883-1885); orgel door P. Schyven (1883).
Bronnen
Archieven
SAB, E., 623; OW, 65258, 65259 en 8061 (1843-1936).
AR, Inventaris Schone Kunsten, storting 1957, dossiers 404 en 405.
Archief CRMS, dossier 4417.
Archief KCML, dossier 3691 en 4778.
Tijdschriften
DES MAREZ G., La Place Royale à Bruxelles. Génèse de l’oeuvre, sa conception et ses auteurs (Académie Royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts, Mémoires, 2de reeks, dl. 1, Brussel, 1923). ID., 1923.
FELIX J.-P., Orgues, cloches et carillon de l’abbaye puis paroisse St-Jacques sur Coudenberg à Bruxelles, Brussel, 1984, pp. 42-47.
GOETGHEBUER P.J., Choix des Monumens, Edifices et Maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas, Gent, 1827, p. 6-7, pl. XVIII, IX en X.
OGONOVSKY J., La décoration du fronton de l’église Saint-Jacques sur Coudenberg à Bruxelles (Annales d’histoire de l’art et d’archéologie de l’ULB, dl. 7, 1985, p. 73-84).