Typologie(ën)

kerk/kathedraal/basiliek

Ontwerper(s)

Barnabé GUIMARD1776-1780

Louis MONTOYER1785-1787

Tilman-François SUYSarchitect1849-1851

J.B.V. BARRÉarchitect1775

Juridisch statuut

Beschermd sinds 22 december 1951, 02 december 1959

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 30521
lees meer

Beschrijving

Opgetrokken in classicistische stijl, grosso modo ter plaatse van de vroegere gotische kloosterkerk van de Koudenbergabdij (zie Naamsestraat nr. 4-12).

Voorgevel met portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. ontworpen door de Franse architect J.B.V. Barré, in de totaalaanleg van het Koningsplein ingeplant in de as van de Hofberg: eerste twee onuitgevoerde ontwerpen met imposante koepelbekroning en portiek geschraagd door vier Corinthische zuilen; vermoedelijk derde ontwerp (1775) - zonder koepelbekroning - in gewijzigde versie gerealiseerd door architect Barnabé Guimard. Eerstesteenlegging van voorgevelpartij op 12.02.1776 door Karel van Lotharingen; voltooiing in 1780. In 1785-1786 bouw onder leiding van architect Louis Montoyer van het eenbeukige schip met aanleunende dienstgebouwen ten noorden en ten zuiden, het transept met één uitspringende noord- en zuidtravee, telkens uitlopend in oost- en westkapellen, het diepe koor met halfcirkelvormige absis en aanleunende bijgebouwen. Aansluitend verving Louis Montoyer in 1786-1787 de voorheen uitbuigende trap door een rechte met zijmuren en bekroonde de voorgevelpartij met een rechte attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., centrale octogonale balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en dito campanile met rondbogige galmgaten en Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder gedeeltelijk opengewerkte borstwering met uurwerk, koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. en ronde lantaarn. Inwijding in 1787, als abdij- én parochiekerk, tevens fungerend als “Hofkerk”. In 1794 “Tempel van de Rede”. In 1802 heringewijd als parochiekerk, i.e. hulpkerk van de Sint-Michielsparochie. Oorspronkelijk bas-reliëf in frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met “Misoffer” door A.J. Anrion in 1797 gesupprimeerd, in 1815 vervangen door de “Driehoek Oog Gods”. Schip in 1843-1845 uitgebreid met twee zijbeuken door architect Tilman-François Suys; in het kader van een aantal verfraaiingswerken verving laatst genoemde in 1849-1851 Montoyer’s portiekbekroning door de huidige, met afgeschuinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., perron, rechthoekige balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en nieuwe houten octogonale campanile met koepel en lantaarn. TimpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. van frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in 1851 versierd met fresco, door J. Portaels; frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in 1861 bekroond door vijf beelden, uitgevoerd door E. Mélot en P. Puyenbroeck.

Voornamelijk in de loop van 20e eeuw herhaaldelijke onderhouds- en restauratiewerken aan in- en exterieur: namelijk in 1903-1904; onder leiding van architect A. Delpy in 1924-1925, met bouw van huidige bordestrap, en in 1935-1936; onder leiding van architect J. Rombaux in de jaren 1960-1970, en recent, in 1987, door de Stad de restauratie van de campanile.

Georiënteerd gebouw met portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., driebeukig basilicaal schip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), transept met noord- en zuidarmen ten oosten geopend voor vierkante kapellen, diep koor van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met halfronde absis in driezijdige sluiting, sacristie ten noordoosten (uitziend in Borgendaalgang). Hogere middenbeuk, transept en koor onder leien zadelbedaking; zijbeuken onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak..

Portiek op vooruitgeschoven rooilijn, bereikbaar via bordestrap tussen zijmuren (1924-1925). Zes hardstenen Corinthische zuilen met gecanneleerde schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. , geringde basis en vierkante sokkel ter schraging van het bepleisterde hoofdgestel met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. en blindZonder opening; blind venster, schijnopening. friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., onder geprofileerde driehoekige frontonomlijsting met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst; timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met fresco
in „Wasserglas“-techniek, voorstellend “Onze-Lieve-Vrouw, Troosteres der bedrukten” (1851), door J. Portaels. Terugwijkende attiekvormige bekroning met rechthoekige platform en hardstenen balustradeHekwerk van spijlen of balusters. tussen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Houten campanile, in twee tinten grijs beschilderd en verfraaid met vergulde ornamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. (1987): tweeledige rondbogige galmgaten waarin uurwerk, onder booglijst op imposten, tussen Corinthische zuilen; hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met topstukken, koperen koepelbedaking en lantaarn met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. onder zelfde bedaking en torenkruis (1849-1851). Beschilderde hardstenen beelden (sinds 1861) van H. Jacobus de Meerdere (fronton), Sint-Andreas en Sint-Johannes Evangelist (respectievelijk links en rechts op balustrade) door E. Mélot; twee natuurstenen attiekbeelden van Sint-Augustinus en Sint-Jan Nepomucenus door P. Puyenbroeck, heden ontbrekend.

Portiekruimte met hardstenen bevloering, onder bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. tongewelf met cassetten en rozetmotieven. Sinds 1924-1925 ontpleisterde gevels, met parement van zandsteen in combinatie met hardsteen voor het lijstwerk. Belijning door omlopend geleed kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., lijst met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. en tand- onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. In voorgevel drie centrale rechthoekige spaarnissen: bredere middennis met toegangspoort in boogomlijsting met imposten en voluutsluitsteen tussen festoen; beelden (eind 18e eeuw) van Mozes (link) door P..A. Ollivier
de Marseille en van David (rechts) door F.-J. Janssens, op bewerkte halfcirkelvormige sokkels, in zijnissen. Kleinere zijdeuren in geprofileerde rechthoekige omlijsting met gestrekte druiplijst, onder paneel met dito lijst op uitgelengde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Gelijkaardige spaarnissen, met panelen, in de linker portiekmuren. Bovenste gevelpartijen verfraaid met bas-reliëfs door P..A. Ollivier de Marseille (eind 18e eeuw), respectievelijk van links naar rechts voorstellend: Jezus verdrijft de kooplieden uit de tempel, Sint-Jan Nepomucenus, Marteldood van H. Jacobus de Meerdere, H. Johannes op Patmos, Genezing van de kreupele door Petrus en Johannes.

Overige buitengevels van baksteen met cementbezetting, verscholen achter de omringende bebouwing. Ten noordoosten parallel met sacristie, in Borgendaalgang: loopbrug ter verbinding van de koninklijke kerkloge met het koninklijk paleis; opgetrokken naar ontwerp van architect M. Heyninckx van 1911: glas- en ijzerconstructie met bewerkte consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., opgevat als overdekte trap leidend naar de koninklijke tuinen.

Vrij helder, lichtgrijs bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. interieur, met grijs- en zwartmarmeren bevloering. Sobere harmonische opbouw in classicistische stijl, met subtiele ruimtewerking door het horizontale en verticale lijnenspel van de omlopende rondboogopeningen tussen Corinthische zuilen, het brede aflijnende hoofdgestel en de gecombineerde ton- en koepelgewelven.

Toegang via centraal tochtportaal, onder doksaal: brede rondboogdeur tussen Ionische zuilen; rechthoekige zijdeuren onder druiplijst op voluutconsoles. Eenledige opstand in middenbeuk, transept en recht koor: muren geritmeerd door Corinthische halfzuilenZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt. met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. basis op vierkante sokkel; breed omlopend hoofdgestel met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met rozetten op acanthusbladconsoles; tongewelf met cassetten tussen aflijnende versierde gordelbogen; getoogde bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in lunettes met geriemde omlijsting. Middenschip van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), oorspronkelijk (vóór 1843) als éénbeukige ruimte geritmeerd door rondboogvensters onder booglijst op imposten, boven rechthoekige casementen cf. koor; heden van de zijbeuken gescheiden door een omlijste rondboogarcade, gedicht in laatste oostelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Vrij smalle zijbeuken met rondboogvensters, onder kruisgewelf; uiterste oostelijke travee met Ionische hoekzuilen onder tongewelf (voorheen afgesloten en fungerend als westelijke transeptkapellen); eerste westelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links heringericht als baptisterium (1895, architect J.J. Van Ysendijck), rechter omgevormd tot oratorium met beglaasde en getraliede afsluiting.
Transept met overkoepelde kruising, centraal Drievuldigheidssymbool in stralende zon, omkranst door festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden.. Zuilenritmering aan noord- en zuidmuren van de transeptarmen verscholen achter monumentale schilderijen van J. Portaels. Twee oostelijke transeptkapellen met eveneens Ionische hoekzuilen, onder onversierd tongewelf. Recht koor: rondboogvensters onder dito booglijst op imposten in twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); Koninklijke loge in noordelijke middentravee. Absis met tweeledige muurwanden, tussen Corinthische zuilen met gecanneleerde schacht; panelendecor, dubbel geprofileerd kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. en bas-reliëfs (18e eeuw) van G.-L. Godecharle; halve koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met perspectivisch verkleinende zeshoekige casetten met rozetmotieven.

Meubilair
Schilderijen de Hemelvaart van Sint-Catharina en de Rozenkrans door G. De Crayer (17e eeuw); de Lanssteek en Verering van het Heilig Kruis door J. Portaels (1885, 1886).

Marmeren beelden Heilige Jozef en Kind door L. Delvaux (1740) en de Godsdienst en Heilige Petrus door A.J. Anrion (1769); personificaties van het Oude en Nieuwe Testament van geschilderde hardsteen door G.-L. Godecharle (1787); bas-reliëfs van arduin of stuc met Aanbidding der Herders, Laatste Avondmaal en Graflegging door G.-L. Godecharle (18e eeuw); stucreliëfs met Engelen en Engelenhoofden en Heilige Johannes Nepomucenus (eind 18e eeuw); Heilige Jacobus de Meerdere van gepolychromeerd hout door C. Vlaminck (1888). Grafmonument van marmer van schilder M.F. Jacops door G.-L. Godecharle (1812). Stenen kruisweg door J. Geefs (tweede helft 19e eeuw).

Eikehouten koorgestoelte in régencestijl (18e eeuw); smeedijzeren hek in Lodewijk XV-stijl (tweede helft 18e eeuw); hoofdaltaar van marmer en geschilderd en verguld hout, afkomstig van de abdij van Cambron (geplaatst in 1789); noordelijke en zuidelijke zijaltaren van marmer en geschilderd hout (eind 18e eeuw); eikenhouten preekstoel door J. Van Meeuwen (1793); eikenhouten biechtstoelen (eind 18e eeuw); eikenhouten orgelkast in neoclassicistische stijl door C. Janssen, naar ontwerp van architect A. Samyn (1883-1885); orgel door P. Schyven (1883).


Bronnen

Archieven
SAB, E., 623; OW, 65258, 65259 en 8061 (1843-1936).
AR, Inventaris Schone Kunsten, storting 1957, dossiers 404 en 405.
Archief CRMS, dossier 4417.
Archief KCML, dossier 3691 en 4778.

Tijdschriften
DES MAREZ G., La Place Royale à Bruxelles. Génèse de l’oeuvre, sa conception et ses auteurs (Académie Royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts, Mémoires, 2de reeks, dl. 1, Brussel, 1923). ID., 1923.
FELIX J.-P., Orgues, cloches et carillon de l’abbaye puis paroisse St-Jacques sur Coudenberg à Bruxelles, Brussel, 1984, pp. 42-47. 
GOETGHEBUER P.J., Choix des Monumens, Edifices et Maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas, Gent, 1827, p. 6-7, pl. XVIII, IX en X. 
OGONOVSKY J., La décoration du fronton de l’église Saint-Jacques sur Coudenberg à Bruxelles (Annales d’histoire de l’art et d’archéologie de l’ULB, dl. 7, 1985, p. 73-84).