Typologie(ën)
herenhuis
kantoorgebouw
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
Barnabé GUIMARD – 1778
Henri RIECK – architect – 1895
E. HELLEMANS – 1907-1908
Ernest ACKER – architect – 1905-1906
René HOUSIAUX – architect – 1930-1931
René STAPELS – architect – 1986-1990
ERAUW, LIEVENS, DOUGLAS (ELD) ARCHITECTS – architectenbureau – 1986-1990
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30543
Beschrijving
Hoekgebouw
(Koloniënstraat) in classicistische stijl, met latere uitbreidingen. Terreinen
tussen de vroegere Parkgang en het Leuvenseplein in 1777 aangekocht door T. Malo,
T.-P. Carels, en P. Buys en A. Gilson. Vervolgens bebouwd met een reeks
woningen, waarvan het ontwerp is toe te schrijven aan architect Barnabé Guimard.
Hoekgebouw in oorsprong samengesteld uit drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. woningen achter een
doorlopend gevelschema. In 1853 vestiging van de verzekeringsmaatschappij La
Royale Beige in het hoekpand, in 1930 uitgebreid tot het gehele gebouw.
Oorspronkelijk dubbelhuisGebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas., met drie bouwlagen, voorgevel aan de Koningsstraat van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zijgevel aan de Parkgang van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder schilddak. Symmetrisch pendant van het tegenover liggende hoekgebouw nr. 70-72. Uitbreiding van het hoekpand met vier
traveeën aan de Parkgang, met nieuwe ingang, naar ontwerp van architect H. Rieck van 1895; aanpassing van de sokkel naar ontwerp van architect E. Hellemans van 1907-1908, overeenkomstig het profiel van de Koloniënstraat. Inwendige wederopbouw van het rechter pand, waarvoor bouwaanvraag van 1899, gevolgd door de aanbreng van een neo-Lodewijk XVI-winkelpui naar ontwerp van architect E. Acker van 1905-1906. Inwendige verbouwing van het middenpand waarvoor bouwaanvraag van 1920. Panden verenigd en inwendig wederopgebouwd tot een kantoorcomplex met centrale hal, gepaard met gevelrestauratie, naar ontwerp van architect R. Housiaux van 1930-1931. Grondige renovatie naar ontwerp van architecten R. Stapels en Erauw, Lievens & Douglas in 1986-1990, met inbegrip van nr. 76 en Koloniënstraat nr. 58-68: behoud van de gevels doch wederopbouw van het binnenblok tot een kantoor-/handelscomplex rondom twee atriums, zogenaamd Royal Atrium, dat het volledige bouwblok Koloniënstraat/Jonkersstraat/Treurenberg/Koningsstraat beslaat. Zelfde gevelordonnantie als nr. 70-72. Identieke voorgevel, tevens in symmetrie met de zijgevel van het tegenoverliggende, iets hogere hoekgebouw Wetstraat nr. 2. Begane grond oorspronkelijk met bijkomende deuren in de hoektraveeënTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw.; heden ten dele behouden, ten dele gereconstrueerde verdiepte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. boven keldermonden, aan weerszij van de centrale ingang. Idem voor de zijgevel, de vijf oorspronkelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met accent op de middentravee, eertijds bekroond door een œil-de-bœuf tussen dakkapellen met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Uitbreiding, vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), opgevat als voortzetting van de bestaande toestand, met accent op de twee uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verruimde sokkel met keldermonden; heden drie houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met gestrekte waterlijst. Ijzeren vleugeldeur, kelderhekken en balkonleuningen (1895, 1930-1931).
Oorspronkelijk dubbelhuisGebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas., met drie bouwlagen, voorgevel aan de Koningsstraat van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zijgevel aan de Parkgang van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder schilddak. Symmetrisch pendant van het tegenover liggende hoekgebouw nr. 70-72. Uitbreiding van het hoekpand met vier
traveeën aan de Parkgang, met nieuwe ingang, naar ontwerp van architect H. Rieck van 1895; aanpassing van de sokkel naar ontwerp van architect E. Hellemans van 1907-1908, overeenkomstig het profiel van de Koloniënstraat. Inwendige wederopbouw van het rechter pand, waarvoor bouwaanvraag van 1899, gevolgd door de aanbreng van een neo-Lodewijk XVI-winkelpui naar ontwerp van architect E. Acker van 1905-1906. Inwendige verbouwing van het middenpand waarvoor bouwaanvraag van 1920. Panden verenigd en inwendig wederopgebouwd tot een kantoorcomplex met centrale hal, gepaard met gevelrestauratie, naar ontwerp van architect R. Housiaux van 1930-1931. Grondige renovatie naar ontwerp van architecten R. Stapels en Erauw, Lievens & Douglas in 1986-1990, met inbegrip van nr. 76 en Koloniënstraat nr. 58-68: behoud van de gevels doch wederopbouw van het binnenblok tot een kantoor-/handelscomplex rondom twee atriums, zogenaamd Royal Atrium, dat het volledige bouwblok Koloniënstraat/Jonkersstraat/Treurenberg/Koningsstraat beslaat. Zelfde gevelordonnantie als nr. 70-72. Identieke voorgevel, tevens in symmetrie met de zijgevel van het tegenoverliggende, iets hogere hoekgebouw Wetstraat nr. 2. Begane grond oorspronkelijk met bijkomende deuren in de hoektraveeënTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw.; heden ten dele behouden, ten dele gereconstrueerde verdiepte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. boven keldermonden, aan weerszij van de centrale ingang. Idem voor de zijgevel, de vijf oorspronkelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met accent op de middentravee, eertijds bekroond door een œil-de-bœuf tussen dakkapellen met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Uitbreiding, vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), opgevat als voortzetting van de bestaande toestand, met accent op de twee uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verruimde sokkel met keldermonden; heden drie houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met gestrekte waterlijst. Ijzeren vleugeldeur, kelderhekken en balkonleuningen (1895, 1930-1931).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 21018 (1895), 31455 (1907-1908), 21023 (1899), 21036 (1905-1906), 28621 (1920), 55729 (1930-1931), 3608, 3609, 18605, 21002, 21004, 21020, 51214.