Typologie(ën)
octrooipaviljoen
Ontwerper(s)
Auguste PAYEN – architect – 1835
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Zuid (Apeb - 2005-2008)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2006-2007
id
Urban : 16053
Beschrijving
Deze twee tolpaviljoentjes werden in 1835 ontworpen door stadsarchitect Auguste PAYEN. Ze bevonden zich vroeger aan de Naamsepoort bij het begin van de Elsensesteenweg. Na afschaffing van de tolheffing op 21 juli 1860 verloren deze paviljoens hun functie. Na talrijke discussies besloot de gemeenteraad in 1862, ze te demonteren en te verplaatsen naar de ingang van het Terkamerenbos, dat toen volop werd aangelegd. Ze fungeerden lange tijd als kantoor en woning voor de 6e politieafdeling.
Deze vrijwel identieke paviljoenen in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl zijn symmetrisch op 38 m van elkaar geplaatst bij het begin van het Terkamerenbos. Ze zijn rechthoekig en staan parallel aan de Louizalaan. De zinken daken met zwakke helling zijn voorzien van een daklicht. De korte gevels, de één richting bos, de andere richting stad, zijn identiek. Ook de lange gevels aan weerszijden van de Louizalaan, zijn identiek, maar verschillend van de achtergevels. De gevel in witsteen en hardsteen, is sinds 1863 bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en geschilderd. De gevels zijn drieledig en symmetrisch, geritmeerd door Toscaanse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met naakte friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en gemetselde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Drie van de vier gevels hebben een centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., onder een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op twee zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., waar tussen een uitgespaarde portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. In de laterale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de korte gevels, bevinden zich venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in uitspringende omlijsting onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. De laterale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de lange gevels hebben venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in een rondboogvormigeBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld., gevat in een grotere blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Elke portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. is bekroond door een tongewelf met cassetten en heeft drie deuren. De beglaasde en getraliede deuren en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. zijn vervangen volgens oorspronkelijk model.
Beschermd op 02.04.1998 (gevels en dak).
Deze vrijwel identieke paviljoenen in neoclassicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl zijn symmetrisch op 38 m van elkaar geplaatst bij het begin van het Terkamerenbos. Ze zijn rechthoekig en staan parallel aan de Louizalaan. De zinken daken met zwakke helling zijn voorzien van een daklicht. De korte gevels, de één richting bos, de andere richting stad, zijn identiek. Ook de lange gevels aan weerszijden van de Louizalaan, zijn identiek, maar verschillend van de achtergevels. De gevel in witsteen en hardsteen, is sinds 1863 bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en geschilderd. De gevels zijn drieledig en symmetrisch, geritmeerd door Toscaanse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met naakte friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en gemetselde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Drie van de vier gevels hebben een centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., onder een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op twee zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., waar tussen een uitgespaarde portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. In de laterale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de korte gevels, bevinden zich venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in uitspringende omlijsting onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. De laterale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de lange gevels hebben venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in een rondboogvormigeBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. nisUitsparing in de dikte van een muur, kan rechthoekig zijn of onder een boog, achtervlak kan vlak, segmentvormig, halfrond of gebogen zijn; diepe nis voor standbeeld., gevat in een grotere blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Elke portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. is bekroond door een tongewelf met cassetten en heeft drie deuren. De beglaasde en getraliede deuren en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. zijn vervangen volgens oorspronkelijk model.
Beschermd op 02.04.1998 (gevels en dak).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 26390.
Publicaties en studies
BERCKMANS, L., Bijdrage tot de studie van de 19de eeuwse brusselse tolhuisjes, (eindverhandeling in de Kunstgeschiedenis en Archeologie), Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1985-1986, pp. 85-92.
SAB/OW 26390.
Publicaties en studies
BERCKMANS, L., Bijdrage tot de studie van de 19de eeuwse brusselse tolhuisjes, (eindverhandeling in de Kunstgeschiedenis en Archeologie), Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1985-1986, pp. 85-92.
DUQUENNE, X., Le bois de la Cambre, Xavier Duquenne uitg., Brussel, 1989, pp. 96-98.
Gevrijwaarde Monumenten en Landschappen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, éd. Mardaga, s.l.,1999, p. 27.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid