Typologie(ën)

kantoorgebouw
loods

Ontwerper(s)

Émile VERHAEGENarchitect, architectenbureau1984

Georges RICQUIERarchitect1958

Edmond BAUDEWYNSarchitect1959

E. BAUDEWIJNS

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Postmodernisme
naoorlogs modernisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2019

id

Urban : 39712
lees meer

Beschrijving

Kantoren en opslagplaats gebouwd voor de maatschappij EGTA (Entreprise Générale de Travaux d’Anderlecht), de eerste met een postmoderneTegenbeweging (sinds ca. 1980) van het modernisme. Het functionalisme wordt in vraag gesteld, terwijl vormelementen uit het verleden (classicisme, art deco, enz.) opnieuw en op eigentijdse wijze worden toegepast. gevel ontworpen door architect Emile Verhaegen in 1984, de tweede modernistischInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton., het resultaat van de heropbouw in 1959 door architect Edmond Baudewyns van het paviljoen van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi dat architect Georges Ricquier voor Expo 58 ontwierp.

De in 1925 opgerichte EGTA vestigde zich in de jaren 1940 op het terrein. In 1959 liet de maatschappij achteraan, aan de kant van de Klaverstraat, het paviljoen van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi heropbouwen. In 1984 werd de bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel aan de steenweg volledig vernieuwd in postmoderneTegenbeweging (sinds ca. 1980) van het modernisme. Het functionalisme wordt in vraag gesteld, terwijl vormelementen uit het verleden (classicisme, art deco, enz.) opnieuw en op eigentijdse wijze worden toegepast. stijl.

Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1958 bestond de sectie gewijd aan Congo en Ruanda-Urundi uit zeven paviljoenen: landbouw, handel, verzekeringen en banken; fauna; tropische tuin; mijnbouw en metallurgie; katholieke missies; en transport, energie en bouw. Deze sectie had een dubbele functie, zowel diplomatiek als politiek, met als doel de industriële vooruitgang te benadrukken en de relaties tussen het moederland en zijn koloniën te illustreren.
Net als bij de tentoonstelling van 1897 konden bezoekers ook een reconstructie van een Congolees dorp ontdekken, bevolkt door Congolese figuranten. Dit "dorp", dat tegenwoordig wordt beschouwd als een mensenzoo, beweerde een beeld te geven van het traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). Afrikaanse leven. In werkelijkheid diende het vooral om impliciet de vermeende Europese superioriteit over Afrika te tonen.
De manier waarop de figuranten werden gepresenteerd, leidde tot schokkend gedrag van sommige bezoekers, die hen bananen of snoep toewierpen alsof ze dieren in een kooi waren. Deze vernederingen brachten verschillende figuranten ertoe het dorp uit protest te verlaten. Ondanks deze incidenten bleef de Belgische publieke opinie grotendeels onverschillig. In die tijd werd de kolonie nog steeds gezien als een model, een beeld dat de Expo ‘58 hielp versterken. Toch verwierf Congo slechts twee jaar later, in 1960, zijn onafhankelijkheid.


Op nr. 1201-1203 Bergensesteenweg werd het centrale deel dat werd bewaard opnieuw bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en voorzien van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met afgesneden bovenhoeken, met aan weerszijden hoge uitspringende glaspartijen met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. vlakken, twee links en één rechts, met raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van geanodiseerd bronskleurig aluminium en gerookt glas. De glaspartijen en de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. worden omlijst door platen gestructureerde terracotta in bruinrode tinten.

Op nr. 17 Klaverstraat, loods van 132 meter op 45, gevormd door portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in gelamelleerd-gekleefd hout in dubbele boemerangvorm, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. De schuine pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die de boemerangs aan de buitenzijde versterkten, werden niet opnieuw gemonteerd. Buitenbekleding van golfplaten, die van het dak en de zuidelijke gevels gedeeltelijk doorzichtig.

Bronnen

Archieven
GAA/DS 38859 (05.08.1958), 39247 (10.03.1959), 39679 (27.10.1959), 45833 (15.02.1984).

Publicaties en studies
CULOT, M. [red.], Anderlecht 2. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 181. 

Tijdschriften

Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Mons (chaussée de)”, 1946-1947.