Kantoren en opslagplaats van de maatschappij EGTA
Bergense Steenweg 1201-1203
Klaverstraat 17
Typologie(ën)
kantoorgebouw
loods
loods
Ontwerper(s)
Émile VERHAEGEN – architect, architectenbureau – 1984
Georges RICQUIER – architect – 1958
Edmond BAUDEWYNS – architect – 1959
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Postmodernisme
naoorlogs modernisme
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2019
id
Urban : 39712
Beschrijving
Kantoren
en opslagplaats gebouwd voor de maatschappij EGTA (Entreprise Générale de
Travaux d’Anderlecht), de eerste met een postmoderneTegenbeweging (sinds ca. 1980) van het modernisme. Het functionalisme wordt in vraag gesteld, terwijl vormelementen uit het verleden (classicisme, art deco, enz.) opnieuw en op eigentijdse wijze worden toegepast. gevel ontworpen door
architect Emile Verhaegen in 1984, de tweede modernistischInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton., het resultaat van de
heropbouw in 1959 door architect Edmond Baudewyns van het paviljoen van
Belgisch Congo en Ruanda-Urundi dat architect Georges Ricquier voor Expo 58 ontwierp.
De in 1925 opgerichte EGTA vestigde zich in de jaren 1940 op het terrein. In 1959 liet de maatschappij achteraan, aan de kant van de Klaverstraat, het paviljoen van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi heropbouwen. In 1984 werd de bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel aan de steenweg volledig vernieuwd in postmoderneTegenbeweging (sinds ca. 1980) van het modernisme. Het functionalisme wordt in vraag gesteld, terwijl vormelementen uit het verleden (classicisme, art deco, enz.) opnieuw en op eigentijdse wijze worden toegepast. stijl.
Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1958 bestond de sectie gewijd aan Congo en Ruanda-Urundi uit zeven paviljoenen: landbouw, handel, verzekeringen en banken; fauna; tropische tuin; mijnbouw en metallurgie; katholieke missies; en transport, energie en bouw. Deze sectie had een dubbele functie, zowel diplomatiek als politiek, met als doel de industriële vooruitgang te benadrukken en de relaties tussen het moederland en zijn koloniën te illustreren.
Net als bij de tentoonstelling van 1897 konden bezoekers ook een reconstructie van een Congolees dorp ontdekken, bevolkt door Congolese figuranten. Dit "dorp", dat tegenwoordig wordt beschouwd als een mensenzoo, beweerde een beeld te geven van het traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). Afrikaanse leven. In werkelijkheid diende het vooral om impliciet de vermeende Europese superioriteit over Afrika te tonen.
De manier waarop de figuranten werden gepresenteerd, leidde tot schokkend gedrag van sommige bezoekers, die hen bananen of snoep toewierpen alsof ze dieren in een kooi waren. Deze vernederingen brachten verschillende figuranten ertoe het dorp uit protest te verlaten. Ondanks deze incidenten bleef de Belgische publieke opinie grotendeels onverschillig. In die tijd werd de kolonie nog steeds gezien als een model, een beeld dat de Expo ‘58 hielp versterken. Toch verwierf Congo slechts twee jaar later, in 1960, zijn onafhankelijkheid.
Op nr. 1201-1203 Bergensesteenweg werd het centrale deel dat werd bewaard opnieuw bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en voorzien van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met afgesneden bovenhoeken, met aan weerszijden hoge uitspringende glaspartijen met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. vlakken, twee links en één rechts, met raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van geanodiseerd bronskleurig aluminium en gerookt glas. De glaspartijen en de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. worden omlijst door platen gestructureerde terracotta in bruinrode tinten.
Op nr. 17 Klaverstraat, loods van 132 meter op 45, gevormd door portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in gelamelleerd-gekleefd hout in dubbele boemerangvorm, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. De schuine pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die de boemerangs aan de buitenzijde versterkten, werden niet opnieuw gemonteerd. Buitenbekleding van golfplaten, die van het dak en de zuidelijke gevels gedeeltelijk doorzichtig.
De in 1925 opgerichte EGTA vestigde zich in de jaren 1940 op het terrein. In 1959 liet de maatschappij achteraan, aan de kant van de Klaverstraat, het paviljoen van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi heropbouwen. In 1984 werd de bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel aan de steenweg volledig vernieuwd in postmoderneTegenbeweging (sinds ca. 1980) van het modernisme. Het functionalisme wordt in vraag gesteld, terwijl vormelementen uit het verleden (classicisme, art deco, enz.) opnieuw en op eigentijdse wijze worden toegepast. stijl.
Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1958 bestond de sectie gewijd aan Congo en Ruanda-Urundi uit zeven paviljoenen: landbouw, handel, verzekeringen en banken; fauna; tropische tuin; mijnbouw en metallurgie; katholieke missies; en transport, energie en bouw. Deze sectie had een dubbele functie, zowel diplomatiek als politiek, met als doel de industriële vooruitgang te benadrukken en de relaties tussen het moederland en zijn koloniën te illustreren.
Net als bij de tentoonstelling van 1897 konden bezoekers ook een reconstructie van een Congolees dorp ontdekken, bevolkt door Congolese figuranten. Dit "dorp", dat tegenwoordig wordt beschouwd als een mensenzoo, beweerde een beeld te geven van het traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). Afrikaanse leven. In werkelijkheid diende het vooral om impliciet de vermeende Europese superioriteit over Afrika te tonen.
De manier waarop de figuranten werden gepresenteerd, leidde tot schokkend gedrag van sommige bezoekers, die hen bananen of snoep toewierpen alsof ze dieren in een kooi waren. Deze vernederingen brachten verschillende figuranten ertoe het dorp uit protest te verlaten. Ondanks deze incidenten bleef de Belgische publieke opinie grotendeels onverschillig. In die tijd werd de kolonie nog steeds gezien als een model, een beeld dat de Expo ‘58 hielp versterken. Toch verwierf Congo slechts twee jaar later, in 1960, zijn onafhankelijkheid.
Op nr. 1201-1203 Bergensesteenweg werd het centrale deel dat werd bewaard opnieuw bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en voorzien van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met afgesneden bovenhoeken, met aan weerszijden hoge uitspringende glaspartijen met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. vlakken, twee links en één rechts, met raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van geanodiseerd bronskleurig aluminium en gerookt glas. De glaspartijen en de onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. worden omlijst door platen gestructureerde terracotta in bruinrode tinten.
Op nr. 17 Klaverstraat, loods van 132 meter op 45, gevormd door portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. in gelamelleerd-gekleefd hout in dubbele boemerangvorm, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. De schuine pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die de boemerangs aan de buitenzijde versterkten, werden niet opnieuw gemonteerd. Buitenbekleding van golfplaten, die van het dak en de zuidelijke gevels gedeeltelijk doorzichtig.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 38859 (05.08.1958), 39247 (10.03.1959), 39679 (27.10.1959), 45833 (15.02.1984).
Publicaties en studies
CULOT, M. [red.], Anderlecht 2. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 181.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Mons (chaussée de)”, 1946-1947.