Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1870-1909
François VAN MEULECOM – architect – 1951
J. VAN DER LINDEN – 1959-1960
Émile VERHAEGEN – architect, architectenbureau – 1981-1982
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Op oude kaarten en in de Almanach du Commerce wordt op deze plaats een ververij vermeld die minstens sinds midden 19e eeuw en tot omstreeks 1909 door de familie Steenberghe en dan Masson-Steenberghe werd geëxploiteerd. Een groot gebouw in neoclassicistische stijl dat in 1875 aan straatzijde werd ontworpen voor de heer Steenberghe, werd in 1901 herbestemd tot zes huizen, de huidige nr. 15 tot 25.
In 1909 werd het geheel – dat sinds 1879 ten minste een grote werkplaats met twee bouwlagen omvatte, inspringend en evenwijdig t.o.v. de straat – kennelijk zónder de huizen overgenomen door de Brusselse drukker J.-E. Goossens, die het complex volledig verbouwde. Hij bewaarde enkel een losstaande schoorsteen aan de rechterkant en de grote werkplaats bestemd voor de zetterij. Het geheel omvatte toen een grote steendrukkerij onder sheddak langs de Coupure van de Kleine Zenne en diverse gebouwen in U-vorm in het verlengde ervan (machines, stookketels, schrijnwerkerij, stalling, enz.). Een volume met de ingang en kantoren werd aan de straatkant grotendeels heropgebouwd, links van de zes al vermelde huizen.
In 1925 bouwde het bedrijf aan straatzijde een uitbreiding van de steendrukkerij, eveneens onder sheddak, ten koste van een binnenplaats en een loods. In 1951 werden de gebouwen in U-vorm vervangen door een uitgebreid modernistisch complex dat door architect François Van Meulecom werd ontworpen en bestemd was voor een papiermagazijn, een afwerkingsatelier, een refter en een garage. In 1959-1960 werd het volume met de ingang en kantoren grondig verbouwd volgens de plannen van architect J. Van Der Linden.
Het complex, dat vóór 1976 buiten gebruik werd gesteld, werd herbestemd tot een vrije beroepsschool, het Institut de la Providence, naar een ontwerp van ingenieur-architect E.Verhaegen uit 1981-1982. De werkplaatsen onder sheddak werden gesloopt; de werkplaats aan de kant van de Zenne werd door een grote turnzaal en een binnenplaats vervangen en de rest werd volledig aan de noden van de school aangepast. In 1996 werd het tweede vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. van het volume met de ingang en kantoren tot deur verbouwd en werd traliewerk geplaatst op de benedenverdieping, terwijl in de omheiningsmuur, net links van het volume, een getraliede ingang werd aangebracht (Atelier d’Architecture Sessions Edifications).
Beschrijving
Evenwijdig aan de straat, hoofdgebouw met twee bouwlagen, volledig in baksteen (thans gewit) onder een zoldering met verhoogde dakkap onder een pannen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met halve schilden; de lange gevels worden geritmeerd door tien traveeën tussen platte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en met brede getoogde muuropeningen, die van de zoldering laag en dichtgemaakt en vervangen door dakramen. De topgevels bevatten enkele muuropeningen met dezelfde vorm, sommige dichtgemaakt of verbouwd onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Sinds de herbestemming tot school in 1982 bevindt zich een betonnen noodtrap in de linkerhoek vooraan, terwijl de binnenkant grotendeels is gecompartimenteerd en versterkt. Oorspronkelijk bevond zich in het midden van elke bouwlaag een rij fijne gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen met kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., schrijlings geplaatst over dubbele metalen balken, waarop een vloer met gewelfbogen en balkjes rustte; in het laatste derde van de schachtenDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. maakte een systeem van pennen het mogelijk er een entresolvloer aan vast te klinken. In de rechter achterhoek van het gebouw is het oude trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vernieuwd in beton. Het oorspronkelijke gebinte, volledig in hout, is bewaard gebleven.
Aan de straat is het volledig bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gebouw met de ingang en kantoren, dat tot de ingrijpende wijzigingen uit 1925 teruggaat en in 1951 werd vergroot, in twee volumes opgedeeld: en smal en hogere rechtervolume met een inrijpoort en een verdieping onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., rustend op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. aan de straatkant en met muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel., en het linkervolume, onder plat dak, met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met brede rechthoekige muuropeningen en de ingang op de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op de linkergevel en de achtergevel, muuropeningen met dezelfde vorm maar met andere afmetingen; de hoogste muuropening achteraan verlicht het trappenhuis.
Het geheel van opstanden aan straatzijde, aangevuld met een hoge omheiningsmuur links, heeft een afgeschuinde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met daarboven een spel van platte pilasters, panelen en insprongen dat in 1928 werd uitgewerkt en in 1959 en 1982 werd hernomen.
Achteraan, langs het nieuwe Dauwpark, turnzaal met een structuur van gelamelleerd hout die door zes dwarse daklichten in het zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. wordt verlicht. De modernistische structuren in gewapend beton uit 1951 zijn grotendeels bewaard gebleven: ze hebben een of twee breed verlichte bouwlagen, met enkele inspringende delen en onder platforms.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 15 tot 25: 1024 (08.07.1875), 8481 (23.04.1901); 27, 29: 12312 (24.09.1909), 12392 (30.11.1909), 18542 (10.06.1925), 28880 (02.03.1937), 34464bis (20.04.1950), 34969 (28.08.1951), 39914 (27.11.1959), 45735 (23.03.1982), 47939 (07.05.1996).
Publicaties en studies
Cinquantenaire de l’Imprimerie J.-E. Goossens. 1874-1924, Brussel, [1924].
CULOT, M. [red.], Anderlecht 1. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 38.
DEDOBBELEER, A., HOUDÉ, Ch., Art Deco & Modernisme in Anderlecht. 6architectuurwandelingen, Uitgave van de gemeente, 2018, p. 14.
Tijdschriften
Almanachs du Commerce et de l’Industrie, “Haberman (rue)”, 1859-1860, 1873, 1890, 1909.
Kaarten / plannen
HUVENNE, J., Carte topographique et hypsométrique de Bruxelles et ses environs, ca.1858.
ROSSCHAERT, J., Projet d’un nouveau quartier à Cureghem avec bassin pour bains publics, 01.05.1877.
VANDERSTRAETEN, Th., Carte topographique et hydrographique du territoire de l’agglomération bruxelloise – Services des Eaux, 1879 (SAB/PP 671).
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1881.