Voormalig tramdépôt, huidig sport- en cultureel centrum Noordpool
Antwerpsesteenweg 208-210
Helihavenlaan 39
Typologie(ën)
sportcomplex
kunstencentrum/cultureel centrum
schaatsbaan
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1872-1873
INCONNU - ONBEKEND – 2002-2003
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Polyvalente buurtinfrastructuur in de Noordwijk, in
2002-2003 gebouwd in opdracht van de Stad Brussel door het Bureau d’Engineering
et d’Architecture Industrielle (BEAI) in de voormalige gebouwen van de
Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB), die uit 1872 dateerden.
De oudste Brusselse tramlijn werd in 1872 door de Belgian Street Railway and Omnibus Company aangelegd
en liep tussen de Koninginnelaan en het Dapperheidsplein in Anderlecht. Het ging toen om een paardentram. De remise, die in 1872-1873 werd gebouwd, omvatte
een hangar en stallen achter twee neoclassicistische diensthuizen (?) en een
afsluiting; ze stond op een trapeziumvormig terrein op de hoek van de Herrystraat
(thans verdwenen) en de Antwerpsesteenweg. Achteraan liep het gebogen tracé van
het verbindingsspoor van de Groendreef (de toekomstige Helihavenlaan).
In 1875 werd de lijn overgenomen door de Société des Tramways Bruxellois, die een
nieuwe afsluiting bouwde met twee ingangen aan de steenweg, gemaakt van
traliewerk bevestigd aan pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. In 1877 vernieuwde de maatschappij de stallen. In 1900 vroeg ze de toevoeging van een verdieping
aan het linkergebouw aan. Deze operatie was echter nog niet uitgevoerd in 1909,
toen voor de elektrische trams een volledig nieuwe remise werd gebouwd, met een
metalen gebinte van tien dakspanten, in een bakstenen omhulsel. Tot in 1912 werd deze hal tijdelijk ingenomen door
de rolschaatsbaan Brussels Rinking Co Ltd. Wellicht werd kort nadien de tweede verdieping van
het linkergebouw uitgevoerd.
Tijdens de renovatie van 2002-2003 werd het gebinte
gerestaureerd en de bedaking vernieuwd. Aan
de kant van de Antwerpsesteenweg werd de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de hal het
toegangsvolume, gesitueerd achter een gebogen, uitkragende beglaasde gevel. De zijgevel aan de zuidkant is opengewerkt met
grote beglaasde muuropeningen, net als de gevel aan de Helihavenlaan. Op de hoek is een driehoekig betonnen portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). aan
het gebouw toegevoegd. De
twee neoclassicistische gebouwen, met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en respectievelijk drie en
twee bouwlagen, zijn opnieuw bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen.. De
topgevel van het eerste gebouw is opengewerkt met een hoge beglaasde
muuropening die een deur bevat.
Bronnen
Archieven
SAB/OW Laken 474 (1872), Laken 499 (1872), Laken 2749 (1872), Laken 534 (1875), Laken 3056 (1877), Laken 1514 (1895), Laken 1551 (1900), Laken 1640 (1909), 33848 (1927), 71833 (1960), 111511 (2002).
Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v..], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 16.
NOTERMAN, J., Bruxelles. Laeken – Domaines royaux. Souvenirs du XXe siècle, Arobase Édition, Brussel, 2004, p. 104.
TOELEN, T., De grote en kleine geschiedenis van de Kassei. La grande et petite histoire de la Chaussée, AMVB, Brussel, 2004, pp. 31, 189.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Anvers (chaussée d’)”, 1909, 1910, 1911, 1912.