Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Charles VERHELLE – architect – 1929-1933
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1929 ontwierp Charles Verhelle in opdracht van een particulier een eerste geheel van zeven gebouwen met arbeiderswoningen. Ze waren toegankelijk via een smalle doorgang rechts van een ouder huis en hadden gemeenschappelijke tussenmuren. De ondiepe gebouwen lagen aan weerszijden van een doodlopende straat: drie links en vier rechts. In 1933 ontwierp dezelfde architect, ditmaal voor rekening van de Société anonyme civile d’Habitations ouvrières, de twee gebouwen aan de steenweg die door een inspringend volume met een grote toegangsportiek met elkaar werden verbonden. Het geheel bestond dus uit negen gebouwen, die elk, verwijzend naar de naam Bloemenkrans, de initiaal droegen van een bloemennaam, alfabetisch gerangschikt – Azalea, Begonia, Camelia, Dahlia, Edelweiss, Fuchsia, Geranium, Hortensia en Iris. Het geheel onderging een eerste renovatie in de jaren 1980 en 1990. De gevels, de bedakingen en het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... van de achtergebouwen werden in 2012-2013 gerenoveerd (Archiwind) voor rekening van het Woningfonds.
Beschrijving
Gebouwen vooraan in U-vorm, met vier bouwlagen onder plat dak. De volumes aan de steenweg hebben twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), elk geflankeerd door een pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en toegankelijk via een deur op de zijgevel. Rondbogige inspringende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met beraapt gewelf en de naam “Bloemenkrans” in houten letters, bekroond door een hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee monelenStenen vensterstijl.. Gevels in geel- en roodgetinte baksteen, lichtgekleurd pleisterwerk en oranje keramiektegels. Dakterras met buisreling. Benedenverdiepingen oorspronkelijk elk opengewerkt met een etalage met centrale deur, verbouwd tot de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van appartementen. Schrijnwerk vervangen.
Achtergevel thans bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen..
Op de verdiepingen, appartementen die achteraan doorlopen in een smal bijgebouw.
Aan de achterzijde, langs de binnenstraat, gebouwen links van vier bouwlagen, rechts van drie bouwlagen, elk met een voorbouw met trappenhuis; deur onder luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en getrapte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Aan weerszijden van de voorbouw, per bouwlaag één appartement bestaande uit één diepe kamer, die van de gebouwen links over drie traveeën, die rechts over twee. De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die het dichtst bij het trappenhuis liggen, zijn voorzien van een balkon, oorspronkelijk in baksteen, thans in metaal. De uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de linkergebouwen springen in. Gevels oorspronkelijk in baksteen, thans bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen., behalve de laatste bouwlaag van de linkergebouwen, gecementeerdMet portlandcement bestrijken.. Schrijnwerk vervangen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 36206 (1929), 42731 (1933), 48371 (1933), 87337 (1981), 111023 (2002).
Archief van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest.
Publicaties en studies
Brusselse wandelingen. 3. Arbeiderswoningen en sociale huisvesting in Laken, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, 1998, p. 6.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Étude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel historisch erfgoed van de stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 72-73.
TOELEN, T., De grote en de kleine geschiedenis van de Kassei, AMVB, Brussel, 2004, p.149.
VANDEN EEDE, M., MARTENS, A., De Noordwijk. Slopen en wonen, EPO, Brussel, 1994, pp. 90-111.