Typologie(ën)
Ontwerper(s)
ATELIER DE BRUXELLES – architectenbureau – 1995
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreding Noord (Apeb - 2016-2018)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Parochiecentrum
van de Sint-Rochuskerk en het Sint-Rochus
Voorplein. Dit complex werd in 1995 door het Atelier de Bruxelles gebouwd ter
vervanging van de neogotische, aan dezelfde heilige toegewijde kerk die in 1860
door architect Raymaekers was ontworpen. Deze kerk lag meer noordwaarts en werd
in 1972 gesloopt in het kader van het Manhattanplan. Ze stond op het eerste Sint-Rochus Voorplein, een
rechthoekig plein loodrecht op de steenweg, op de plaats van het huidige derde
straatdeel van de Simon Bolivarlaan.
Na talrijke discussies over de nieuwe locatie werd geopteerd
voor het uiteinde van het huizenblok gevat tussen de Voorstadsstraat en de
Nicolaystraat, aan de kant van de Antwerpsesteenweg. Na verscheidene voorontwerpen werd beslist om een
breed voorplein aan te leggen, verfraaid met bomen langs de steenweg, om een
voormalige garage binnen het huizenblok tot kerk om te bouwen, en om twee aangrenzende
appartementsgebouwen te renoveren (nr.3 Voorstadsstraat en 2-4
Nicolaystraat). Het
voorplein werd pas in 2004 ingehuldigd.
Aan de kant van het voorplein vormt de kerk een
lang gebouw van twee bouwlagen met een lichtjes gebogen gevel in oranjekleurige
baksteen, versierd met stroken rode baksteen en hardsteen. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rechthoekige muuropeningen die op
de benedenverdieping door een reeks kleine venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. worden doorbroken. Het gebouw mondt uit in twee paviljoenen met een
betongevel gescandeerd door monelenStenen vensterstijl., met daarin de sacristie en de weekkapel. Rechts vormt een
losstaande bakstenen gevel met zaagtanddecor het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).; daarin geeft een
rondbogige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. toegang tot de beglaasde ingang en de vestibule. Op de rechterhoek hangen drie klokken (1946, 1951
en 2000) in twee openingen in de muur, en daarachter verrijst een fijn
cilindervormig traptorentje.
Tussen de twee paviljoenen onder plat dak strekt
zich een zinken dakbedekking in de vorm van een kwart cilinder uit. Ze rust op
een lange beglaasde muuropening achteraan en dient als lichtschacht voor de
eerste ruimte van de kerk, een
zijbeuk die links in de doopkapel uitmondt. Daarachter bevindt zich, onder de dekplaat van de
voormalige garage, het schip, dat wordt verlicht door een glaspartij boven het
altaar.
De zijbeuk wordt verlicht door de muuropeningen van
de gevel, die bijna allemaal zijn versierd met glas-in-loodramen van Pierre
Majerus, gesigneerd en “1995” gedateerd. De grote ramen vormen caissons: die aan de buitenkant zijn afgeschuind aan de
onderzijde en aan de binnenkant een smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. vormen; die bovenaan zijn
voorzien van dubbele ramen met een afwisseling van doorzichtig glas en
veelkleurige glas-in-loodramen. De
kleine muuropeningen zijn versierd met glas-in-loodramen die de Kruisweg
voorstellen. De
doopkapel wordt verlicht door een daklicht en een smal glas-in-loodraam dat
even hoog is als het lokaal zelf.
Bronnen
Archieven
SAB/ARCH 149.
SAB/OW 97601 (1967-1981), 97602 (1969-1985), 88850 (1982), 96757 (1991).
Publicaties en studies
COSYN, A., Laeken Ancien et Moderne, Imprimerie scientifique Charles Bulens, Brussel, 1904, pp. 171.