Voormalige paardenstallen en koetshuis van de Brusselse trammaatschappij
Amazonestraat 35-37, 49-51
Typologie(ën)
tramstelplaats
Ontwerper(s)
Julien WALCKIERS – architect – 1907
Joseph DE VESTEL – architect – 1911
Georges HOBÉ – architect – 1921
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Uitgebreid complex in 1881 opgetrokken voor de Compagnie des petites Voitures de Place, de Brusselse trammaatschappij, op een groot onregelmatig perceel doorlopend tot Simonisstraat nr. 23-25.
Bij de aanleg van het Drievuldigheidsvoorplein rond 1900 werd een groot deel van het complex afgebroken. In 1907 werd door de eigenaar van de nr. 49-51 een herenhuis gebouwd, op nr. 47 n.o.v. arch Julien Walckiers, gesloopt in 2001. Citroën zal op nr. 49-51 haar eerste toonzaal en garage van België inrichten (1921 tot 1935).
Nr. 35-45. In 1911 heropgebouwd n.o.v. Joseph De Vestel. Oorspronkelijk garage, kantoren, entrepots en portierswoning.
Bepleisterde gevel in neoclassicistische stijl, drie bouwlagen en vijf ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); telkens een twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Benedenverdieping met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.; afmetingen sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. meermaals aangepast. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; in tweede bouwlaag met gebogen waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf.. Plat dak, vroeger met kleine gestileerde sluitstukken.
Nr.49-51. Oorspronkelijk lange bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels met twee bouwlagen geritmeerd op verdiepingen door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. om de twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdiepingen met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en grotendeels steekboogvensters, uiterst rechts beglaasde koetspoort met traliewerk. Onderging verschillende transformaties: wijziging gevel door arch. Julien Walckiers (1907); toevoeging van bouwlagen en van Dorische zuilengalerij aan de tentoonstellingsruimte met grote centrale koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. en metalen Polonceauspanten, nu verdwenen, door arch. Georges Hobé (1921).
Het complex is sinds 1989 buiten gebruik; wordt volledig verbouwd volgens bouwvergunning van 2001: straatgevels blijven behouden; inrichting van luxueuze woningen en kantoren; project in handen van L'Immobilière des Quatre-Bras.
Bronnen
GASG/DS 295 (1881), 13186 (1896), 90 (1907), 40 (1911), 140 (1920), 201 (1924), 206 (1935), 122 (1946), 168 (1951), 172 (2001).
Publicaties en studies
Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles. Ixelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 90.
Patrimoine immobilier industriel et social bruxellois, La Fonderie asbl, 1992, fiche 95.