Typologie(ën)
orgel
Ontwerper(s)
COLPAERT – glazenier – 1917-1922
Léopold PEPERMANS – architect – 1912-1915
SLOOTMAECKERS – orgelbouwer – 1922
G. BARY – glazenier – 1914-1918
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DMS-DML - 2000)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1906 werd in Kuregem een nieuwe parochie gesticht onder impuls van E.H. Joseph De Jonge. In dat jaar werd een eerste noodkerk ingericht op nr. 13 van de Herzieningslaan, gevolgd door een tweede in 1910, op nr. 80 van de Eloystraat. In 1908 werden drie liggingsplannen voor de toekomstige kerk voorgelegd aan de gouverneur van Brabant. Het plan dat de goedkeuring van die laatste en van de Commissie voor Monumenten wegdroeg, oriënteerde het gebouw volgens de christelijke traditie. Maar uiteindelijk werd gekozen voor het ontwerp dat door de gemeente werd verdedigd, met een koor in het westen dat de opening van de kerk op een groot voorplein mogelijk maakte, op het kruispunt van de Eloystraat en de Georges Moreaustraat. Op een door de familie de Meester de Heyndonck geschonken terrein legde kardinaal Mercier op 21.04.1912 de eerste steen, en de inhuldiging van de kerk vond plaats op 22.10.1915. Al in 1931-1932 moest het gebinte van het gebouw worden versterkt en werd het leien dak vervangen. Na de Tweede Wereldoorlog bleken opnieuw werken nodig aan het beschadigde gebouw, dat daarenboven zware vochtigheidsproblemen kende – de toren dreigde zelfs in te storten. De verstevigingswerken waren in 1950 klaar. Recenter begon de kerk, die steeds minder bezocht werd en slecht werd onderhouden, opnieuw af te takelen. Op 26.06.2008 werd ze in haar geheel beschermd; ze is thans buiten gebruik gesteld en zal worden ontwijd. Een plan voor de restauratie en de profane herbestemming van de kerk ligt ter studie.
Beschrijving
Plattegrond en indeling
De kerk heeft een plattegrond in de vorm van een Latijns kruis. Een lage voorbouw omvat een centraal portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., met links daarvan een achthoekige doopkapel en rechts een secundair portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). dat toegang geeft tot een traptorentje op de hoek van de oostgevel. Een middenschip, met een ongebruikelijke breedte van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), wordt geflankeerd door zijbeuken met verschillende afmetingen, onder een galerij. Op de eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links en de eerste twee rechts zijn deze zijbeuken ondiep; de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) links is breder om ruimte te scheppen voor de abside van de laterale votiefkapel, toegewijd aan de patroonheilige, en draagt de klokkentoren; de laatste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts verbreden in dezelfde verhouding en vormen de gevel van een uitspringend dwarsschip. Aan de votiefkapel paalt een secundair portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). waartegen een traptorentje naar de klokkentoren is aangebouwd. Nog een ander portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). bevindt zich op de laatste rechtertravee; die wordt ook geflankeerd door een torentje, dat naar de galerij leidt. Het dwarsschip bestaat uit slechts één brede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en is aan de westkant opengewerkt met twee kleine zijkapellen. Het koor, met kooromgang onder galerij, bestaat uit een rechte travee gevolgd door een zevenhoekige abside; een laatste torentje op de rechterhoek leidt naar deze galerij. Aan de overzijde geeft een deur toegang tot de gang van een sacristie, die aan de buitenkant is gebouwd.
Binnenmuren
Zoals gebruikelijk zijn de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. en gewelven spitsvormig; het geheel is uitgevoerd in bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. baksteen, met uitzondering van de gewelven in zichtbare baksteen en van bepaalde structuurelementen in witsteen; de sokkels en de vloertegels in ruitpatroon zijn van hardsteen. De zijbeuken openen op het middenschip via vier monumentale arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. die tudorbogen vormen waarop de galerijen rusten. Deze grote arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. dragen een indrukwekkend tongewelf, dat van holle bakstenen is gemaakt om de structuur te verlichten en dat door gordelbogen wordt ondersteund. De smalle traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de galerijen worden overdekt door een dwars tongewelf, de andere door een kruisribgewelf; in de kruising onder de toren bevindt zich een ringvormige sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. als doorgang voor de klokken. De abside van de kapel heeft een ribgewelf met vijf gewelfvlakken. De viering van het dwarsschip onderscheidt zich door een kruisribgewelf met bindribben, gedragen door vier zware arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt.; voor de ondiepe armen volstaat een tongewelf. In het koor ondersteunen negen fijne arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt. de kruisribgewelven, waarvan die van de abside uit acht kwarten bestaan. Deze arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., net als die van het schip, omsluiten de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. van de galerij, vanwaar korte tongewelven vertrekken. De balustradeHekwerk van spijlen of balusters. van de galerijen is met kleine arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. opengewerkt. Effen kapiteellichamen of knoppenkapitelen.
In het zuidelijke portaal bevindt zich een kleine Lourdesgrot uit 1939. De muren van de kerk zijn versierd met schilderijen met karmijnrode friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en siermotieven (thans bedekt) van de hand van Guillaume Veraart. Een kruisweg geschilderd door Monteyne (academie van Anderlecht) neemt de onderzijde van de rechter topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van het dwarsschip in. In de rechter galerij van het schip staat een orgel in Romaans-Byzantijnse stijl (buiten gebruik). In de viering van het dwarsschip zijn enkele van de galerijen afkomstige smeedijzeren afsluitelementen vervangen. Zijn eveneens bewaard, de twee delen van de neogotische eikenhouten communiebank die afkomstig is van de tweede noodkerk van de parochie.
Buitenmuren
Het bakstenen metselwerk van de kerk is bekleed met een parementGevel- of muurbekleding. van kalksteen van Namêche, in gevierkante breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. omzoomd door houwsteen. De daken zijn met leien bedekt. Met uitzondering van de klokkentoren zijn de gevels verstevigd met hoeksteunberen met insprongen, die van het koor verbonden door een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. De uitkragende puntgevels hebben schouderstukken en een pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje. (een kruis op de voorgevel). De vierkante klokkentoren met hoge spits heeft drie bouwlagen onder een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van blinde arcades. Op de zijbeuken zijn de puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. uitgewerkt als zijkapellen. De achthoekige torentjes met wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. monden uit in een belvédère onder de spits. In een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met hogels wordt de hoofdingang omzoomd door colonnetten onder een rozet. Het tentdak en het schuine dak van respectievelijk de doopkapel en het secundaire portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). worden afgeboord door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met vierpassen. De overige portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). worden bekroond door een borstwering met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. voor een platform. De meeste hoge vensters van de kerk hebben de vorm van lancetbogen met wisselende breedte, met een min of meer dicht harnas en versierd met veellobbige vensterrozetten. De zijbeuken en de kooromgang worden via kleine gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlicht, de kapellen van het dwarsschip via een rozet.
Glas-in-loodramen
De glas-in-loodramen stammen uit verschillende periodes. Het onvolledige rozet van de linker kapel (van het Heilig Sacrament) van het dwarsschip, van de hand van G. Bary (1914-1915), illustreert diverse symbolen van de eucharistie; zijn tegenhanger rechts (Mariakapel), met het hoofd van een engel omringd door lelies, werd uitgevoerd door F. Colpaert (1917-1918). De glas-in-loodramen van het centrale hoge vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. van de abside, in zeer slechte staat (gedemonteerd), stellen de heiligen Petrus en Franciscus-Xaverius in een rankendecor voor, uitgevoerd door Bary (1916-1918). De dubbele venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de kooromgang zijn versierd met glas-in-loodramen, dat van het centrale vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met de voorstelling van de verschijning van Christus aan Marguerite-Marie Alacoque, en die van de Maria van Lourdes, tussen 1917 en 1922 uitgevoerd door Colpaert. De overige, met de voorstelling van de twaalf apostelen, werden in 1931 door de Gentse schilder R. De Cramer ontworpen en werden in 1934 gemaakt en geplaatst door glazenier L. Lecomte. In de doopkapel, twee glas-in-loodramen met het Doopsel van Christus, werken van glazenier L. Rotta, naar tekeningen van M. Laforêt (1951). De gekleurde glas-in-loodramen met geometrische motieven van het dwarsschip en het koor zijn ontworpen door decorateur J.Deckx (1962).
Sacristie
De sacristie, in dezelfde stijl als de kerk en ermee verbonden door een schuine gang, is op kelders gebouwd en heeft een L-vorm; ze wordt geflankeerd door twee kleine ingangsportalen. Het hoofdvolume, met afgeschuinde vlakken, wordt verlicht door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.. Het vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de zuidkant, behandeld als drielicht, wordt versierd door een glas-in-loodraam met zeven panelen met de voorstelling van de Maagd van de Annunciatie en het brandende braambos in een decor van ranken, bloemen en vruchten, rond 1909 i.o.v. de parochie uitgevoerd door de ateliers van het Institut für christliche Kunst Mayer & Co. uit München en hier hergebruikt, met aanpassingen.
Bronnen
Archieven
GAA/Openbare gebouwen, restauratieplannen (1930, 1948).
ARA, I529/5, bouw en restauraties (1909, 1932, 1933, 1948, 1951, 1957, 1962).
Archief Marcel Jacobs.
Urban.brussels/ beschermingsdossier.
Publicaties en studies
DE CALUWE, D., Kuregem. Deel 1. Historische context, Beeldenstorm et. al., 2013, p. 41.
DEL MARMOL, B., Eglise Saint-François-Xavier. 75, rue Eloy à Anderlecht. Etude historique, ARCHistory, mei 2020.
Tijdschriften
VAN AUDENHOVE, J., “L’église Saint-François-Xavier”, Anderlechtensia, 132, juni 2009, pp. 8-13.
VAN AUDENHOVE, J., “Quel avenir pour l’église Saint-François-Xavier”, Anderlechtensia, 135, maart 2010, p. 9.