







Voormalige Grenadierskazerne, thans Europese School van Brussel IV
Sint-Annadreef 86-90
Typologie(ën)
kazerne
Ontwerper(s)
Jean-Jules VAN YSENDYCK – 1899-1901
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Sinds 1840 werd de wacht rond het Koninklijk Paleis van Laken verzekerd door het keurregiment van de Grenadiers. Het wachtdetachement was de ene helft van het jaar gelegerd in een gebouw dat aan het paleis paalde, de andere helft in zijn kwartieren in het stadscentrum. Na de brand die het paleis van Laken in 1890 teisterde, wou Leopold II dit uitbreiden met een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. zijvleugel op de plaats van de kazerne, waarvoor een nieuwe locatie werd gevonden, aan de Sint-Annadreef, aan de rand van het Koninklijk Domein.
In 1897 stemde de minister van Oorlog in met de bouw van de nieuwe kazerne. Het K.B. van 20.12.1897 machtigde onteigeningen op het terrein van het toekomstige complex. De werken, die door aannemer Wouters-Dustin werden uitgevoerd, begonnen in 1899 met de bouw van het gebouw van de Generale Staf aan de Witte-Acacialaan, in 1900 gevolgd door twee lange kazernes langs het voorplein en de paviljoenen aan de Sint-Annadreef en de Médoristraat. Na het overlijden van de architect in maart 1901 was het zijn zoon, Maurice Van Ysendyck, die de leiding van de werken overnam. De Grenadiers betrokken hun kwartier in het gebouw op 22.09.1902.
Het complex, dat als toonbeeld van functionalisme en hygiëne gold, omvatte een manege, slaapzalen voor de soldaten en individuele kamers voor de officieren, refters, keukens, een schermzaal, een gymnastiekzaal, een bibliotheek en stortbaden.
Het complex, dat al snel te krap werd, breidde in zuidelijke richting uit op de plaats van het grote tuinbouwbedrijf Draps-Dom, dat in 1899 en 1910 werd onteigend. Van 1948 tot 1991 werd het grootste deel van de kazerne ingenomen door de Koninklijke Cadettenschool, en tot in 2006 bleven verschillende opleidingseenheden van het leger de gebouwen betrekken. In 2010-2012 werd het complex gerenoveerd voor de Europese School, met de toevoeging van enkele gebouwen en de vervanging van die van de zuidelijke uitbreiding (tijdelijke vereniging “4-à-4”: Conix – Archi 2000 – Atelier d’Architecture du Sart Tilman – DMV Architecten).
Beschrijving
Algemene ligging
De kazerne is gelegen op de hoek van drie straten, op een terrein met een zachte helling van noord naar zuid. Er werd gekozen voor een strakke rechthoekige plattegrond, volledig omheind, en een strenge indeling van de gebouwen. Aan de noordzijde, aan de Witte-Acacialaan en ietwat verspringend ten opzichte van de hoofdaslijn, staat het lange gebouw van de Generale Staf, bestaande uit twee symmetrische hoofdvolumes en een toegangsvolume in het midden. Het wordt van de overige gebouwen afgescheiden door een eigen omheiningsmuur met centrale ingang.
Aan weerszijden van het voorplein liggen de kazernes zelf, of de slaapzalen van de troepen, met stallen in de gebouwen aan de westzijde. Evenwijdig aan die gebouwen staan twee symmetrische reeksen van drie paviljoenen (waarvan er een is verdwenen), met diverse bestemmingen, die de omheiningsmuur doorbreken. Een laatste gebouw, de manege, ligt in de aslijn van de westelijke paviljoenen, buiten de oorspronkelijke perimeter van de kazerne. Er zijn vier toegangen naar de site: de monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. van de Generale Staf en drie portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met traliewerk tussen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) – een aan de Médoristraat, tussen het zuidelijke paviljoen en de manege, en twee aan de Sint-Annadreef, aan de flanken van de uiterste paviljoenen.
Het geheel is volledig opgetrokken in rijke en gevarieerde combinaties van baksteen en hardsteen, terwijl de daken, met vaak complexe structuren, met leien zijn bedekt, behalve dat van de manege, dat met metaal is bekleed.
Voormalig gebouw van de Generale Staf
Symmetrisch geheel bestaande uit twee indrukwekkende volumes die met elkaar zijn verbonden door een lagere galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. onder een portaalvolume met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. achtervlakken. Aan straatzijde, bolrond smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… hek versierd met een motief van granaten.
Rechthoekig volume van twee bouwlagen op souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. en zeven op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Hoog schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. waarop twee schoorstenen uitkomen; vier dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., die op de hoofdgevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en versierd met de Belgische leeuw, de overige gevat in voorbouwen van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Opstanden aan straatzijde volledig in hardsteen, met een zware geprofileerde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en bekleed met gevierkante breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., krachtig gestructureerd door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). een-op-twee – op de verdieping van de voorgevel (en uitspringend aan de kant van de galerij) aangevuld met een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. – alsook door hoekpilasters, eveneens met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., kordonlijstenUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. tussen de bouwlagen, en een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. waarop een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. onder topsieraad rust. Op de voorbouwen van de zijgevels aan straatzijde lopen de bossagesIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). vanuit de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. door; venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. aan westzijde zonder verdeling, de overige met twee monelenStenen vensterstijl..
Soberder opstandenBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. aan de kant van de kazernes, op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. in onregelmatig verband; bakstenen parementGevel- of muurbekleding., muuropeningen tussen neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel., die van de voorbouw waarin zich de toegang bevindt met dubbel kruisraam of met twee monelenStenen vensterstijl.. Uiterst rechts op de achtergevel van het oostelijke gebouw, voorbouw van één bouwlaag onder platform, in dezelfde stijl, als verlenging van de voormalige officiersmess.
Interieur. Achter een klein bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. leidt de achterdeur van de twee volumes naar een groot trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met schalmgatHet vrije, open gedeelte in een trappenhuis., trap in eikenhout in Lodewijk XVI-stijl, met een smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… leuning op de eerste twee trapdelen. In de twee belangrijkste bouwlagen, hal en gang met oorspronkelijke stucwerkdecoratie en eikenhouten deuren met geprofileerde panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting.. In de hal van de benedenverdieping van het oostelijke volume, vloer en lage lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in marmer. Aan deze zijde, voormalige officiersmess langs de oostzijde van het gebouw, verlengd door bovenvermelde voorbouw. Inrichting in neo-Vlaamse renaissancestijl, met twee monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. schoorstenen met stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. in zwart marmer. Parket, versierd houtwerk en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … met panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting., in eikenhout; de overige decoratieve elementen, zoals de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en het caissonplafond, in stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer. in imitatie-eik.
Galerij en portaal met dezelfde hiërarchische verdeling van materialen en hun toepassing als in de vorige volumes.
Galerij van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan elke zijde van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Vensters met zwaar kruisraam, die aan de straatkant met Toscaanse halfzuilZuil die met het muurwerk verbonden is, maar slechts over de halve dikte uitspringt.. Portaal met rondboogportiek met fijn bewerkt smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk met het monogram van koning Albert I, onder een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met de trofeeNabootsing van oorlogs- of jachttrofeeën die oorspronkelijk werden opgehangen; later veelal als zuiver decoratief motief gebruikt met dezelfde onderwerpen of uitgebreid met zinnebeelden van de kunsten, de ambachten,… van het Grenadiersregiment in bas-reliëf. Achteraan, rechthoekige deur onder een met leien bedekte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op stenen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; daarboven, paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. met het jaartal “ANNO / MCMI”. Mansardedak met afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. vlakken achteraan.
Binnen, ruimte waarin zich de terugwijkende ingangen van de gebouwen, de twee getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. en de geplaveide doorgang bevinden. Wanden volledig in natuursteen, met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., ingedeeld door zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. op pendentieven boven de doorgang, tussen twee tongewelven.
Voormalige kazernes
Langs de centrale binnenplaats, twee lange rechthoekige gebouwen van twee bouwlagen, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met schild, waarvan de schoorstenen zijn verdwenen maar dat nog is voorzien van dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. (vernieuwd). Duidelijk verschillende opstanden.
Oostelijke kazerne van negentien op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), doorbroken door twee symmetrische paviljoenen van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), risaliterendRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en met een dak met bovenschild. Hun middentravee wordt verlengd door een grote puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. die op de smalle zijden wordt hernomen. De opstanden worden geritmeerd door een afwisseling van brede en smalle traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), elke muuropening gevat in een lichte insprong tussen neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel., het geheel bekroond door een steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. die op de brede muuropeningen wordt afgeplat door een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en op de overige door een eenvoudige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) hebben een dubbel stenen kruisraam, die op de tweede een enkel kruisraam. De vier boogvormige deuren van het gebouw worden bekroond door een impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met een of twee monelenStenen vensterstijl., afhankelijk van de traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarop ze zich bevinden. Eén vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met kruisraam op de geveltoppen van de paviljoenen, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zonder verdeling op de laterale geveltoppen.
Westelijke kazerne van twintig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ook doorbroken door twee kleine, nauwelijks uitspringende paviljoenen, onder een schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. waarvan de nokNok, hoogste punt van iets (nok of top). Nokbedekking, afdekking van de nok. is uitgelijnd op die van het grote dak. Topgevels aan de smalle zijden. Eenzelfde type inspringende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) als de andere kazerne, maar enkel met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met twee boogvormige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder een groot vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met dubbel kruisraam. Paviljoenen met een of twee deuren. Topgevels met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die analoog is aan de vorige, maar met een deur met omlijsting met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. In de geveltop, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt..
Paviljoenen aan straatzijde
Geheel, vroeger symmetrisch, van vrijstaande gebouwen die aansluiten bij de oude slaapzalen: oorspronkelijk drie aan elke zijde, waarvan de middelste aan de westzijde na de Tweede Wereldoorlog werd vervangen door een langer gebouw, dat na 2009 op zijn beurt werd gesloopt voor de bouw van een nieuwe schoolstructuur.
Oostelijke paviljoenen. De twee bijna identieke uiterste paviljoenen hebben een hoog zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met schoorsteentoppen; twee bouwlagen met topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op vier; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. aan straatzijde, in een onregelmatig verband van breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. dat dat van de omheiningsmuur verlengt.
Ook deze gebouwen worden doorbroken door een ondiep vierkant volume van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder een dak met schilden die in een bovenschild samenkomen. De middentravee aan straatzijde loopt door in een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Verbonden door de stenen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de verdieping, muuropeningen met uitspringende omlijsting en bandlijst met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., de meeste onder een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die een gladde lijst vormt. Centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. vooraan op de verdieping en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de drie topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Gerestaureerde houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en schild.
Aan de zuidkant van het noordelijke paviljoen, identieke uitbreiding in twee fases, midden 20e eeuw, met twee bouwlagen van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en onder plat dak.
Laag centraal paviljoen waarvan de bijgebouwen van latere datum zijn verwijderd, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. tussen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., met twee puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Straatgevel met zes venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die analoog zijn aan die van de aanpalende paviljoenen; aan de binnenplaats, gevel met een centrale ingang geflankeerd door brede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van latere datum. Thermenvenster op de vier topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Westelijke paviljoenen. Twee gebouwen die qua indeling en opstandenBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. analoog zijn aan de oostelijke paviljoenen, maar kleiner en zonder puntgevelsGevel waarvan de top driehoekig is. met dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Eén bouwlaag voor het gebouw aan de zuidkant, twee voor het andere, voorzien van muuropeningen onder een eenvoudige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Een bijgebouw van latere datum aan de noordzijde van het noordelijke paviljoen werd recent gesloopt.
Voormalige manege
Breed gebouw, oorspronkelijk van één bouwlaag, met hoeken gevormd door negblokken, onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met metalen gebinte en tussen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. bekroond door een gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Gootmuren voorzien van zes rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., met uitspringende sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., verdeeld door twee monelenStenen vensterstijl.. Op de topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt., ongelijke opstandenBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. die de helling van het terrein volgen, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met muuropeningen gevat in een grote steekboogvormige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Muuropeningen in verschillende vormen naargelang van hun plaats, met twee monelenStenen vensterstijl. of dubbel kruisraam. Nieuwe ingangen op de twee zijkanten.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 87296 (1979), 91710 (1987).
Publicaties en studies
4e Ecole européenne – Laeken, Regie der Gebouwen, s. l., 2012.
École Royale des Cadets, Ministerie van Landsverdediging, Brussel, 1970.
LXXVeme anniversaire de la création du Régiment des Grenadiers, Brussel, Impr. industrielle et financière, 1912.
MIHAIL, B., Het militaire erfgoed, Brussel Stad van Kunst en Geschiedenis, 50, Brussel, 2010.
PLATTON, R., Laeken. À propos de la drève Ste Anne, Brussel, 1988, pp. 25-30.
Tijdschriften
“1837-1937: Centenaire du Régiment”, in: Le Grenadier, mei 1937, speciaal nummer.
CANDAU, L., “De garnizoenplaats Laken”, in: LACA Tijdingen, deel I, september 1992, pp. 5-10; deel II, december 1992, pp. 15-20; deel III, juni 1993, pp. 6-9; deel IV, september 1993, pp. 5-8; deel V, december 1993, pp. 11-20; deel VI, juni 1994, pp. 13-17; deel VII, september 1994, pp. 12-16.