




















Parochiekerk van het Goddelijk Kind Jezus en pastorie
Houba de Strooperlaan 757, 759-761
Typologie(ën)
pastorie
Ontwerper(s)
Armand DEMEY – architect – 1936-1941
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Kerkgebouw in neoromaanseArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . stijl met art-deco-inslagTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik.,
pastorie in art-decostijl, gebouwd in respectievelijk 1939-1941 en 1936-1937
naar de plannen van architect A. Demey.
Geschiedenis
Na de aanleg van tuinwijk
Verregat en de vestiging, in de gelijknamige straat, van Gemeenteschool
nr.30 door de Stad Brussel, belastte kardinaal Van Roey op 20.12.1928 abt
Albert Coessens met de bouw van een parochiecentrum met school. Daartoe verkocht de coöperatieve vereniging Le Home, die tuinwijk Verregat had aangelegd, een terrein van
2,5hectare gelegen tussen de Houba de Strooperlaan en de Pioenenstraat. De bouw van het parochiecentrum nam een aanvang met Pasen 1929, met een
gebouw in het midden van het terrein en evenwijdig aan de Houba de
Strooperlaan. Het parochiecentrum werd in september van
datzelfde jaar ingehuldigd en omvatte, binnen eenzelfde gebouw, de abtswoning,
een kloostertje voor de Zusters der Christelijke Scholen, de kapelkerk en de basisschool
van het Goddelijk Kind Jezus (zie Magnolialaan). In 1936-1937 bouwde architect Armand Demey een pastorie aan de Houba de
Strooperlaan (nr.757), en vanaf 1939 werd links daarvan een nieuwe kerk
gebouwd, die in mei 1941 werd ingehuldigd, boven een rechthoekig gebouw van één
bouwlaag dat in 1933-1935 werd opgetrokken als uitbreiding van de school en dat
als sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. voor het gebouw dienstdeed.
Beschrijving
Kerk
Buitenzijde
Rechthoekig gebouw in zandsteen, baksteen, hardsteen en gewapend beton, met
een ondiepe westbouw en een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. aan de straatkant, aan de rechterkant gedomineerd
door een vierkante klokkentoren bekleed met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van veelkleurige
zandsteen (behalve de rechterzijde, bekleed met baksteen). Laag rondboogportaal met een diepe dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. op trappenpartij, onder een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.
die rust op een reeks zuiltjes met teerlingkapitelen. Aan weerszijden daarvan, gekoppelde rondboogvensters gevat in een
arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met dezelfde vorm die een werkkamer verlichten; uitspringende borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met keldervensters. In het tweede registerVensterstrook in een topgevel., hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. bestaande uit vijf rondboogopeningen
met toenemende hoogte die een tot kapel verbouwd oksaal verlichten. Klokkentoren van twee bouwlagen die lichtjes inspringen t.o.v. de
onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., met vier serliana’s met galmborden en een klokvormig leistenen dak.
Schip en koor van twee
bouwlagen, het eerste bijna blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en onder platform, het tweede inspringend
onder leistenen daken.
De tweede bouwlaag van het
schip deelt een groot dak met achterschild met de westbouw; het halfronde koor
wordt bekroond door een dak met zes vlakken. Metalen gebinten.
Schip met twee hoge getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.
muuropeningen, analoog aan die van de gevel aan straatzijde; reeks van negen onafhankelijke
venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voor de koorafsluiting, ook onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft., thans van binnen gedicht.
Oorspronkelijk buiten- en
binnenschrijnwerk, waaronder metalen roedeverdelingenDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd..
Interieur
Voorhal met muren van
onbewerkte baksteen en met, onder een plat plafond, de ingangen van de
werkkamers en van de trap naar het oksaal, evenals de ingangen van het schip: grote rondboogdeur in het midden van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en twee secondaire
rechthoekige toegangen. Schip met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), elk overdekt door
een bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gewelf gemaakt van een dunne betonschaal op rondbogenBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. van gewapend
beton bekleed met bakstenen.
De bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. rusten op gedrongen
betonnen zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met teerlingkapiteel, voor een “doorgang” tegen de bakstenen
muur die wordt gevormd door de al vermelde insprong van de tweede bouwlaag van
het gebouw. De abside van het koor, achter een
bakstenen triomfboog, heeft een analoog gewelf maar is halfkoepelvormig en heeft
geen venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; de muur is bekleed met tegels in grijszwart terrazzoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd., net als de
voet van de zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en van de muren van het schip.
Meubilair
Altaar, in art-decostijl,
van rood geaderd wit marmer, met estrade en achterwand in marmersteen in groene
tinten.
Pastorie
Woning in art-decostijl,
met twee bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Gevel in gele
baksteen, sommige vlakken met opstaande bakstenen, het geheel versierd met
hardstenen elementen. Twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rechthoekige
muuropeningen, de rechtertravee behandeld als voorbouw van drie bouwlagen. Links, twee deuren onder eenzelfde uitspringende lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt.; de linkerdeur leidt
naar de binnenkant van het bouwblok. Op de eerste
verdieping, onderdorpels met spuwerUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd.. Rechts, vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. van
de eerste verdieping met geprofileerde tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en twee dikke monelenStenen vensterstijl. in
bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden., vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de tweede verdieping met twee monelenStenen vensterstijl.. Geometrische stenen bekroning. Kroonlijsten en
schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Bronnen
Archieven
Archieven van de Kerkfabriek van het Goddelijk Kind Jezus.
SAB/OW 39336 (1939), 97671 (1961).
Publicaties en studies
VAN ROSSEM, P., WOUTERS, D., Reginapacisinstituut. Meer dan 80 jaar zusters der christelijke scholen in Verregat, Reginapacisinstituut, 2011.