Voorm. Waux Hall, geheel met Koninklijk Parktheater, Cercle Gaulois, galerij en orkestpaviljoen
Wetstraat 3-5, ,
Typologie(ën)
feestzaal
Ontwerper(s)
Louis MONTOYER – 1782
François MALFAIT – architect – 1913
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
In 1780 wordt de gebroeders A. en H. Bultos, concessiehouders van het toenmalige Munttheater (cf. Munt),
een vergunning toegekend voor de oprichting van een Waux Hall: naar de toen
gangbare mode een selecte amusementsinstelling in een publiek park,
geïnspireerd op de sinds tweede helft 17e eeuw gerenommeerde Vauxhall Gardens te Londen, in
west-Europa nagevolgd vanaf 18e eeuw (cf. te Parijs in 1764, in Spa in 1769).
In 1782 bouw van het “Waux Hall”-complex in het noordoostparkmassief, omvattend
een cirkelvormig theater, een rechthoekige gebouw met drank-, eet- en balzaal,
een verbindingsgalerij en zes omringende boetieks. Ontwerp toegeschreven aan
architect Louis Montoyer. Vanaf de opening, mondaine instelling onder meer
bezocht door de Oostenrijkse gouverneurs prins Albert van Saxen-Teschen en
aartshertogin Maria-Christina, keizer Napoleon en keizerin Joséphine. Na faling
echter van de gebroeders Bultos, in 1818 overgedragen aan de Stad en gesplitst
in diverse huurcontracten: afbraak van de boetieks, gevolgd door renovatie,
stelselmatige uitbreidingen en wijzigingen van het theater en het rechthoekige
gebouw in de loop van 19e en eerste kwart 20e eeuw. Initieel Waux Hall-concept
aldus geleidelijk herleid tot de nog resterende, voor het publiek toegankelijke
open ruimte binnen de bestaande gebouwen, met inplanting van een kiosk, in
Maureske stijl herbouwd in 1892, voor opvoering van openluchtconcerten. In 1912
besluit door het Stadsbestuur tot herwaardering van de site, met oprichting van
een U-vormige galerij en nieuw orkestpaviljoen naar ontwerp van architect François
Malfait van 1913, in 1933 echter, ingevolge oorlogsomstandigheden en
daaropvolgend een verminderde publieke belangstelling, gesloten en
gedesaffecteerd.
Nr. 3. Théâtre Royal du Parc. Aanvankelijk
cirkelvormig gebouw in classicistische stijl, in 1782 opgetrokken naar ontwerp
van Louis Montoyer: zogenaamd “Klein Theater” (kindervoorstellingen) of Waux
Hall Theater, filiaal van het toenmalige Munttheater (zie Munt); vanaf 1816 met
huidige benaming.
In de loop van 19e en 20e herhaaldelijk gemoderniseerd, verfraaid en vergroot.
In 1835-1836 onder leiding van architect Auguste Payen, waarbij vergroting van
de toneelloges en interieurdecoratie uitgevoerd door decorateur L. Philastre.
In 1844-1845 onder leiding van architect H.L.F. Partoes in- en uitwendig
gemoderniseerd, verhoogd en aan de voorgevel uitgebouwd met een halfrond
zuilenperistilium. Laatst genoemde werd echter om esthetische redenen in 1851
afgebroken en vervangen door een ijzeren luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. naar ontwerp van architect Joseph
Poelaert. In de jaren 1881-1885 onder leiding van architect Pierre Victor
Jamaer aan de toegangsvleugel aangepast: nieuwe voorgevelopstand met drie in
plaats van voorheen twee bouwlagen, i.e. door opdeling van de vroegere hoge
begane grond, voor een bijkomend foyer, gemarkeerd door een sierlijke giet- en
smeedijzeren structuur met diepe luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en dubbele, gevelbrede balkons op
colonnetten; voorts interieuraanpassingen en oostelijke uitbreiding met lagere
conciërgewoning van twee bouwlagen en aanleunend één bouwlaag hoge bijkomende
ingang in verbinding met de nieuwe spiltrapWenteltrap waarvan de treden aan de binnenzijde vastzitten in een verticale as.. Met betrekking tot het theater,
bouw van een buitengalerij ter hoogte van de vierde rang en vernieuwing van het
volledige zaaldecor toevertrouwd aan schilder-decorateur Henri Baes. In 1898
uitbreiding door toevoeging van een twee bouwlagen hoge vestiaire aan westzijde,
onder leiding van architect J.L. Barbier naar ontwerp van architect Ch. Apel,
en in 1911 door de twee verdiepingen hoge overbouwing van de verbindingsgalerij
met de Cercle Gaulois, onder leiding van architect L. Foettinger. Parktheater
in 1933-1934 grondig in- en uitwendig gerenoveerd onder leiding van architect François
Malfait, waarbij onder meer wijziging van de inkompartij met nieuwe huidige
portiekuitbouw, toevoeging van de halfronde aanbouwsels aan oost- en westkant
(reeds in 1923-1924 voor een geplande doch niet gerealiseerde vernieuwing van
het theater uitgewerkt door architect G. Chambon), aanpassing van de voorgevel
volgens huidig uitzicht en verbouwing van de vestibule; verder volledige
reconstructie van de toeschouwersruimte, met zelfde doch in hoogte verruimde
rangenopstelling, restitutie van het decor met lichte verschillen in de
detailuitvoering en vernieuwing van het plafonddecor. Tenslotte nog een aantal
moderniseringswerken in de jaren 1955-1959 met onder meer de verhoging van de
toneeltoren.
In zijn huidige vorm witbepleisterd theatergebouw met vrij heterocliet
uitzicht, voornamelijk met neoclassicistische inslag; sporadisch zichtbaar oorspronkelijk
zandsteenmateriaal. Inspringende inplanting ten opzichte van de Wetstraat, met
een gekasseid voorplein, rechthoekige haakse toegangsvleugel, oost-west
georiënteerde theatervleugel op uitgelengde halfcirkelvormige plattegrond.
Toegangsvleugel onder loodrecht zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede voorgevel met
vijf beglaasde inkomdeuren en een portiekuitbouw met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en terras met
glasstenen, afgezet door een hardstenen balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Gevelhoge spaarvelden op de
bovenverdiepingen, waarin respectievelijk rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder
druiplijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en rondboogvensters onder booglijst met
diamantkopsluitsteen en imposten; verbrede tussenpenanten en Lodewijk
XVI-balkons sinds 1933-1934. Bekronend driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met gekloste
kroonlijst en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. onder festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden.. Twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede zijgevels met zelfde
ordonnantie op de bovenste verdiepingen; voorts verscholen achter de
aanleunende lagere, twee bouwlagen hoge, afgeronde hoekpartijen met lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).,
spaarvelden, rechthoekige openingen, tussenpanelen en opengewerkte
attiekbeëindiging. Begrenzende voorpleinafsluiting door middel van ijzeren
hekken tussen twee hardstenen zuilen. Oost-west-theatervleugel met sobere
aangepaste oostelijke risalietgevel met spaarvelden, drie bouwlagen en drie
traveeën, onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster., als scherm vóór de hogere
toneeltoren. Afgeronde westpartij met aanleunende bordestrappen en
loopterrassen met ijzeren leuningen. Aan zuidgevel, drie bouwlagen hoge
annexen, op de bovenverdiepingen in verbinding met de overbouwde galerij (cf.
supra).
Interieur toegankelijk via inkomhal met grijs en wit marmeren
bevloering en rechte bordestrappen; hardstenen wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. aan oostzijde.
Hoefijzervormige toeschouwersruimte met capaciteit van ± 720 zitplaatsen:
parterre en vier rangen in licht amfitheatervormige opstelling; aan het
voortoneel, drie boven elkaar geplaatste loges, de middelste verfraaid met
kariatiden; Lodewijk XVI-decor in groene en vergulde tinten, met laurier-,
guirlande-, loofwerk- en medaillonmotieven; plafondschildering met allegorische
figuren in architecturale grisaille-omlijstingen, aangezet door kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op
door guirlandes verbonden consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief..
Aan oostkant van het theater: decormagazijn, in kern een neoclassicistische één
bouwlaag hoge 19e-eeuwse constructie (1844?) met pilasterstructuur en
rondboogpoort aan westkant, in 1899 aan zuidkant vergroot met een ruimer gebouw
met ijzerskelet en in 1968 aan noordkant met een kleinere betonconstructie,
wellicht ter plaatse van het vroegere wachtpostpaviljoen van 1839 naar ontwerp
van architect Auguste Payen.
Oorspronkelijke noord-zuid georiënteerde Waux Hall-café van 1782 naar ontwerp van Louis Montoyer opgetrokken in Lodewijk XVI-stijl, op rechthoekige plattegrond, met centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in de lange gevelzijden. In 1820 door de Stad verhuurd aan de adellijke muziekvereniging Société du Concert Noble (opgericht in laatste kwart 18e eeuw), die het gebouw aan oostzijde liet uitbreiden met een prestigieuze balzaal naar ontwerp van architect Charles Vander Straeten; café vanaf 1834 uitgebaat door Velloni. Ensemble, na vestiging van de Concert Noble in de Leopoldswijk (Aarlenstraat nr. 82), in 1871 verhuurd aan de Cercle Artistique et Littéraire (opgericht in 1847) die later, in 1951, werd toegetreden door de Cercle Gaulois (opgericht in 1911). Aanzienlijke uitbreiding aan oostzijde: lagere aanbouw voor leessalon volgens bouwaanvraag van 1882 opgetrokken naar ontwerp van architect J. Van Ysendijck, in 1906 verder uitgebreid met een ijzeren galerij structuur naar ontwerp van architect J.L. Barbier, in 1960 door het atelier S. Jasinski beglaasd voor inrichting als wintertuin.
Hoofdgebouw met “Montoyerzaal” of Salle Lorraine (westkant) en “Balzaal” of “Kariatidenzaal” (oostkant) onder afgeknot en deels beglaasd schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. (leien) met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. (westzijde). Westelijke hoofdgevel van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in classicistische stijl, met gevelhoge rechthoekige spaarvelden geleed door middel van druiplijsten; verdiepte rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., kleiner en boven casementen op de lagere bovenste verdieping. Zelfde casementen boven kleinere venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de eerste twee traveeën op de begane grond. Bredere middentravee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met rechthoekige deur en recenter halfcirkelvormig bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. gevat in rondboognis met booglijst op imposten. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de zichtbare bovenverdieping van zij- en achtergevels. Omlopende houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop..
Oostelijke uitbouw met één bouwlaag hoge wintertuin: behouden ijzerconstructie met colonnetten en dakkap en beglaasde gevel met drie centrale rondboogdeuren. noordingang onder beglaasde markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. met decoratief smeedijzerwerk uitgevoerd door R Desmedt (1909). Aan weerszij: links twee bouwlagen hoog nutsgebouw onder afgewolfd zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; rechter doorgang met thans gedichte rondboogopeningen (noord- en zuidkant) en behouden Ionische zuilen van de vroegere verbindingsgalerij uit laatste kwart 18e eeuw tussen Waux Hall-theater en -café. Begrenzende latwerk-galerij aan west- en zuidzijde, cf. infra.
Interieur. Vestibule met marmerbevloering en ovaal bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in plafond; ter hoogte van de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., porseleinen haan (symbool van de door de Cercle Gaulois gehuldigde vrijheid van meningsuiting)) en acht replieken van de door J. Dillens uitgevoerde bekronende herauten aan het Broodhuis (Grote Markt). Heringerichte lange smalle galerij/salon (1964) en gerenoveerd restaurant. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en rijk vergulde “Kariatidenzaal” (1820/1824): oost- en westwanden met superpositie van grijs-beige gemarmerde Ionische en gecanneleerde composiete pilasters; breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met decoratief panelenfries ; centrale vleugeldeur met boogfronton op voluutconsoles, onderbroken voor putti met cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd., onder musicerend genie en fraai medaillondecor in de bovengeleding; panelen verder opgevuld door middel van guirlandes, ovale medaillonsRonde of ovale cartouche. en spiegels in uitgewerkte omlijstingen. Korte zaalzijden nisvormig uitgebouwd: Ionische pilasters en zuilen beneden, tweemaal twee door F. Rude gebeeldhouwde kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). met muziekattributen, zuilvormig basement en Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. tussen Corinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. ter hoogte van de tribune; panelendecor in de halfronde noordelijke nis, wandtapijt met Meiboomfeest in de rechthoekige zuidelijke nis. Voorts kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op acanthusbladconsoles, centrale bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in het stucplafond, parketbevloering en drie kroonluchters van roze en blauw gekleurd glas, uit de ateliers van Murano. Rechthoekige Salle Lorraine (1782) geritmeerd door composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder breed geleed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en decoratief stucplafond. In de korte noord- en zuidwanden drie rondboogarcades met festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden. als omlijsting van de monumentale centrale spiegel en de spiegeldeuren aan weerszij, respectievelijk toegangen tot het Groen Salon en het Koninklijk Salon.
Waux Hall-galerij en -kiosk.
Voor de van Stadswege opgedragen revalorisatie van de Waux Hall als publieke en culturele ontmoetingsplaats, ontwierp architect François Malfait in 1913 een U-vormige galerij voor semi-openluchtconcerten - doorgetrokken vóór de zuidgevel van het Cercle Gaulois-gebouw - en een vrijstaand orkestpaviljoen ten zuidoosten. Constructies in een eclectisch getinte neo-Lodewijk XVI-stijl, opgebouwd met latwerk, voornamelijk geïnspireerd op de Franse XVIII-tuinarchitectuur, zoals onder meer toegepast in het park van Versailles (1751). Kiosk door de Stad verhuurd voor herbestemming met woonfunctie en kunstgalerij, waarvoor restauratiewerken naar ontwerp van de architecten J. Van Dessel en J. Van Hee. Galerij en kiosk met grijs-groen beschilderd traliewerk van kastanje- en dennenhout, waarin decoratieve verwerking van onder meer raster-, ruit- en cirkelmotieven; zuilenbasementen en gedeeltelijke schachtkernen respectievelijk van hardsteen en gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons..
Overdekte U-vormige galerij met korfbogige arcadestructuur tussen Ionische zuilen, onder sierlijk uitgewerkt hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., eertijds afgelijnd door een Lodewijk XVI- balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met siervazen. Centrale oostelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) opgevat als cirkelvormig paviljoen onder koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is.; ten noordwesten, rotondevormige overgang tot de aansluitende galerij vóór het Cercle Gaulois-gebouw, met toegangen uitgebouwd als vierkante paviljoenen met rondboognissen.
Orkestpaviljoen op rechthoekige plattegrond, met cirkelvormig uitgebogen orkestscène. Sokkel en scène van hardsteen, beschilderde en bepleisterde bakstenen bovenbouw. Tot voor kort nog volledig bezet met latwerk, met gelijkaardige architecturale uitwerking als de galerij: Ionische zuilen in de twee voorgeveltraveeën, dito pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. in de drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede zijgevels en de vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede achtergevel; decoratief hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., voorheen eveneens afgezet met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met siervazen. Dakterras centraal onderbroken voor een polygonaal klokvormig koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is.. Voorts rondbogige arcadestructuur als omlijsting van de rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en de rondboognissen in de uiterste voor- en achtergeveltraveeën; pseudo-Lodewijk XVI- leuningen. Driezijdige scèneluifel op sierlijke voluutconsoles, eertijds met guirlandedecor. Gebouw in 1987 ontmanteld voor restauratie.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 33485 (1835-1836, 1844-1845), 33573-33575 (1881-1885), 37 (1898), 18520 (1911), 57652 (1933-1934), 32168 (1820-1909), 14048 (1882), 2859 (1906), 68100 (1960), 18603 (1909), 32440 en 32448-32449 (1913); AA, 1839, vol. 36, rep. 6, p. 134, 1851, vol. 48, rep. 269, 1911, dl. 1, rep. 8132; S.E., 976 en 9622 (1780-1822); NPP, K 7, L 3, farde 87; Gemeenteblad, 1844, p. 29, 1845, p. 12, 1851,1, p. 406, II, p. 72, 1852, II, p. 82, 1882, I, p. 615-616, II, p. 163, 1933, I, p. 261.
AR, Raad van Financiën, Karton 2109.
Archief KCML, dossier 4411.
Publicaties en studies
Nachtraven. Het uitgangsleven in Brussel van 1830 tot 1940, Brussel, 1987, pp. 32-34, 46.
WILLEMS N., Contribution à l’étude et l’œuvre de l’architecte Louis-Joseph Montoyer (1747- 1811), onuitgegeven eindverhandeling U.L.B., 1975, pp. 60-61.
Tijdschriften
BRAL G.J., De Waux Hall in Brussel (M & L, 1986, 5/3, pp. 35-53).
CHEVALIER H., Le Vauxhall de Bruxelles (Cahiers Bruxellois, 1956, dl. 1, afl. 3, pp. 195-206). COEKELBERGHS D., LOZE P, Un ensemble néo-classique à Bruxelles : le Grand Hospice et le quartier du Béguinage, s.l., 1983, pp. 197-198.
L’Etoile Belge, 3/5/1924.