Typologie(ën)
herenhuis
portiek/poort
bijgebouwen
portiek/poort
bijgebouwen
Ontwerper(s)
Barnabé GUIMARD – 1782-1785
Louis MONTOYER – 1782-1785
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Classicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Urban : 39908
Beschrijving
Middenpaviljoen
identiek aan nr. (4-)6, met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de zijgevels nagenoeg volledig gedicht
sinds eerste kwart 19e eeuw. Heden zogenaamd Hotel van Financiën. Door
bouwheer E. de Walckiers opgetrokken in 1782-1784, onder leiding van architect Louis
Montoyer. Gebouwd op het terrein dat aanvankelijk in 1781 was opgekocht door de
Sint-Gertrudisabdij, doch ingevolge de hoge bouwkosten van haar belendend refugehuis
(nr. 14-16) door de abdij overgedragen aan Louis Montoyer, die het op zijn
beurt overdroeg aan E. de Walckiers.
Ruim herenhuis met in oorsprong een aanleunende dienstwoning rechts, een gemeenschappelijke koetspoort met het refugehuis ernaast en een achteringelegen binnenplaats met parallel koetshuizen en stallen. In 1784 verhuurd aan graaf N.A. d’Arberg, vanaf 1789 bewoond door burggraaf A.A. de Walckiers. Na openbare verkoop, dienstgebouw in 1811 in bezit van de familie d’Aubrémé, herenhuis in 1812 eigendom van X. Jaquelart die het verhuurde aan de Hollandse regering. Sinds 1836 eigendom van de Staat en tot op heden bestemd als residentie voor de Minister van Financiën. Achteringelegen stalling en koetshuizen samen met de woningen aan de vroegere Orangeriestraat in 1861-1864 vervangen door de M-uitbreiding van de diverse ministeriële departementen, met, voor de diensten van Financiën, op de oostelijke binnenplaats een bijkomende parallelle verbindingsvleugel bestemd als bibliotheekgebouw en achterin sinds 1898 een magazijn voor drukwerk. Dienstwoning aan de straat sinds 1864 opnieuw annexe van het herenhuis.
Ruimer zeven traveeën tellende middenpaviljoen met zelfde bouwlaaghoogte, gevelopbouw, vensteromlijstingen en decor als hoekpaviljoenen. Deurvensters hier in elke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder entablement, bovenste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met acanthussleutel, poorttravee met balkon in effen gevelvlak en beëindiging door een opengewerkte Lodewijk XVI-attiek.
Interieur met fraai Lodewijk XVI-decor, in 1983 en 1985 gerestaureerd. Ruime koetsdoorgang aan westzijde uitziend op trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met monumentale witmarmeren eretrap met balusterleuning. Op de hoofdverdieping enfilade van luxueus gedecoreerde salons met sierlijk stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer., witmarmeren schoorsteenmantels en rijkelijke parketvloeren met gevarieerde houtsoorten en motieven; plafondschildering op doek in het roze salon daterend uit de Hollandse periode. Mobilair in Lodewijk XVI-, Napoleon III- en empirestijl; 19e-eeuwse portretschilderijen door L. Gallait.
Ruim herenhuis met in oorsprong een aanleunende dienstwoning rechts, een gemeenschappelijke koetspoort met het refugehuis ernaast en een achteringelegen binnenplaats met parallel koetshuizen en stallen. In 1784 verhuurd aan graaf N.A. d’Arberg, vanaf 1789 bewoond door burggraaf A.A. de Walckiers. Na openbare verkoop, dienstgebouw in 1811 in bezit van de familie d’Aubrémé, herenhuis in 1812 eigendom van X. Jaquelart die het verhuurde aan de Hollandse regering. Sinds 1836 eigendom van de Staat en tot op heden bestemd als residentie voor de Minister van Financiën. Achteringelegen stalling en koetshuizen samen met de woningen aan de vroegere Orangeriestraat in 1861-1864 vervangen door de M-uitbreiding van de diverse ministeriële departementen, met, voor de diensten van Financiën, op de oostelijke binnenplaats een bijkomende parallelle verbindingsvleugel bestemd als bibliotheekgebouw en achterin sinds 1898 een magazijn voor drukwerk. Dienstwoning aan de straat sinds 1864 opnieuw annexe van het herenhuis.
Ruimer zeven traveeën tellende middenpaviljoen met zelfde bouwlaaghoogte, gevelopbouw, vensteromlijstingen en decor als hoekpaviljoenen. Deurvensters hier in elke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder entablement, bovenste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met acanthussleutel, poorttravee met balkon in effen gevelvlak en beëindiging door een opengewerkte Lodewijk XVI-attiek.
Interieur met fraai Lodewijk XVI-decor, in 1983 en 1985 gerestaureerd. Ruime koetsdoorgang aan westzijde uitziend op trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met monumentale witmarmeren eretrap met balusterleuning. Op de hoofdverdieping enfilade van luxueus gedecoreerde salons met sierlijk stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer., witmarmeren schoorsteenmantels en rijkelijke parketvloeren met gevarieerde houtsoorten en motieven; plafondschildering op doek in het roze salon daterend uit de Hollandse periode. Mobilair in Lodewijk XVI-, Napoleon III- en empirestijl; 19e-eeuwse portretschilderijen door L. Gallait.
Bronnen
Publicaties en studies
CHRISTENS R., Het Hotel van Financiën. Geschiedenis van een huis, Tielt, 1987.