Typologie(ën)
fabriek
burgerwoning
burgerwoning
Ontwerper(s)
Paul BONDUELLE – architect – 1922-1924
J. MICHIELS – architect – 1928-1932
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Art deco
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 29498
Beschrijving
Voormalige
kunstsmederij Ferronnerie d’Art François
Alexandre. Geheel in eclectische stijl met art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. en cottage elementen.
Industrieel gebouw (A) achteraan het straatperceel (nr. 260-262) gebouwd in 1922 met verschillende uitbreidingen, burelen (C) tussen de ateliers en de woning wellicht n.o.v. architect Paul Bonduelle in 1924, langs de zuidelijke zijde, atelier (D) in 1928 n.o.v. architect J. Michiels, conciërgewoning (E) in 1929 en atelier (F) in 1932.
Directeurswoning (B), langs straatzijde, als driegevelvilla uitgevend op koer afgesloten door ijzeren hekwerk n.o.v. architect Paul Bonduelle, 1923, langs linkerzijde klein appartementsgebouw (5) met poortdoorgang n.o.v. dezelfde architect, 1929. Het hekwerk aan de straatzijde werd gewijzigd in 1933.
De kunstsmederij François Alexandre was gespecialiseerd in artistiek smeedwerk en vervaardigde onder meer hekwerken, deuren, balkons en markiezen1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. in moderne, art deco of eclectische stijl. Een geheel van smeedwerken in zeer verschillende stijlen wordt langs de straatgevel geïntegreerd als reclamebord van het bedrijf. De arbeiderswoningen nr. 210 t.e.m. 234 van dezelfde laan behoorden vanaf 1928 tot hetzelfde geheel en werden bewoond door het personeel van de fabriek.
Nr. 256, 258 Straatgevel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen, dak eerste travee aansluitend op schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. van overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Brede zijgevel van drie traveeën met centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. waarin trappartij uitgevend op de hoofdingang. Gevel in baksteen met elementen in wit- en hardsteen. Rechthoekige vensteropeningen, meestal geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met sobere kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Sterk uitkragende kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Straatgevel met poortdoorgang. Driedelige dakkapel met centraal rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. waarboven kleiner dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). In derde travee dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdak. Zijgevel met laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarin veelzijdige hoekerker bekroond door balkon met smeedijzeren hekwerk. Hoofdingang geflankeerd door oculusvensters. Drie gelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdaken. Opmerkelijk smeedwerk van de poortdoorgang, deuren en hekwerk op sokkel langs de straatzijde. Vensterschrijnwerk niet bewaard.
Interieur directeurswoning: Volgens bouwplannen centraal grote hal met bordestrap uitgevend op de benedenverdieping met een tentoonstellingszaal, studio, vestiaire, sanitaire ruimte, eetzaal en keuken.
Nr. 260-262 Burelen (C) in het verlengde van de woning bestaande uit vier traveeën en één bouwlaag. Gevels in baksteen. Rondboogvormige muuropeningen. Twee brede dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met rechthoekige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder tentdak. Reeks van drie ateliers (A, D en F) achteraan het perceel van één of twee bouwlagen onder sheddaken of onder plat dak. Gevels in baksteen. Grote rechthoekige muuropeningen.
Conciërgewoning (E) van één bouwlaag onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met centrale travee onder puntdak. Gevel in oranjegekleurde baksteen met elementen in simili hardsteen en similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. vakwerk. Rechthoekige muuropeningen, deze in centraal gedeelte driedelig. Garagepoort onder ijzeren latei. Twee mansardevensters, dakvenster in puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is..
Industrieel gebouw (A) achteraan het straatperceel (nr. 260-262) gebouwd in 1922 met verschillende uitbreidingen, burelen (C) tussen de ateliers en de woning wellicht n.o.v. architect Paul Bonduelle in 1924, langs de zuidelijke zijde, atelier (D) in 1928 n.o.v. architect J. Michiels, conciërgewoning (E) in 1929 en atelier (F) in 1932.
Directeurswoning (B), langs straatzijde, als driegevelvilla uitgevend op koer afgesloten door ijzeren hekwerk n.o.v. architect Paul Bonduelle, 1923, langs linkerzijde klein appartementsgebouw (5) met poortdoorgang n.o.v. dezelfde architect, 1929. Het hekwerk aan de straatzijde werd gewijzigd in 1933.
De kunstsmederij François Alexandre was gespecialiseerd in artistiek smeedwerk en vervaardigde onder meer hekwerken, deuren, balkons en markiezen1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. in moderne, art deco of eclectische stijl. Een geheel van smeedwerken in zeer verschillende stijlen wordt langs de straatgevel geïntegreerd als reclamebord van het bedrijf. De arbeiderswoningen nr. 210 t.e.m. 234 van dezelfde laan behoorden vanaf 1928 tot hetzelfde geheel en werden bewoond door het personeel van de fabriek.
Nr. 256, 258 Straatgevel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen, dak eerste travee aansluitend op schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. van overige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Brede zijgevel van drie traveeën met centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. waarin trappartij uitgevend op de hoofdingang. Gevel in baksteen met elementen in wit- en hardsteen. Rechthoekige vensteropeningen, meestal geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met sobere kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Sterk uitkragende kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Straatgevel met poortdoorgang. Driedelige dakkapel met centraal rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. waarboven kleiner dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). In derde travee dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdak. Zijgevel met laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarin veelzijdige hoekerker bekroond door balkon met smeedijzeren hekwerk. Hoofdingang geflankeerd door oculusvensters. Drie gelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdaken. Opmerkelijk smeedwerk van de poortdoorgang, deuren en hekwerk op sokkel langs de straatzijde. Vensterschrijnwerk niet bewaard.
Interieur directeurswoning: Volgens bouwplannen centraal grote hal met bordestrap uitgevend op de benedenverdieping met een tentoonstellingszaal, studio, vestiaire, sanitaire ruimte, eetzaal en keuken.
Nr. 260-262 Burelen (C) in het verlengde van de woning bestaande uit vier traveeën en één bouwlaag. Gevels in baksteen. Rondboogvormige muuropeningen. Twee brede dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met rechthoekige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder tentdak. Reeks van drie ateliers (A, D en F) achteraan het perceel van één of twee bouwlagen onder sheddaken of onder plat dak. Gevels in baksteen. Grote rechthoekige muuropeningen.
Conciërgewoning (E) van één bouwlaag onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met centrale travee onder puntdak. Gevel in oranjegekleurde baksteen met elementen in simili hardsteen en similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. vakwerk. Rechthoekige muuropeningen, deze in centraal gedeelte driedelig. Garagepoort onder ijzeren latei. Twee mansardevensters, dakvenster in puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is..
Bronnen
Archieven
GAV-DS
256: 10290 (1929), 10446 (1929),
12066 (1933); 258: 7796 (1923), 8044
(1924), 9969 (1928); 260-262: 7364
(1922), 7388 (1922), 7414 (1922), 11576 (1932), 13732 (1938), 15128 (1948),
19583 (1970), 25939 (2017).
Publicaties en studies
CULOT,
M. [dir.], Forest. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à
Bruxelles,
AAM, Bruxelles, 1980-1982, fiche 47.
EPHREM, Bruxelles retrouvé. Tome 3
Bruxelles-Ouest, Alice éditions, Brussel, 2007, p. 143.