Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Alexis DUMONT – architect – 1924-1928
Stijlen
Neobarok
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Zuid (Apeb - 2005-2008)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2006-2007
id
Urban : 15749
Beschrijving
Facultés de Droit et de Philosophie et Lettres, bibliotheek en administratie van de universiteit
Aan de Franklin Rooseveltlaan bevinden zich drie bouwvolumes die ten opzichte van elkaar inspringen en gemarkeerd zijn door een toren. Ze werden in 1924-1928 ontworpen door architect Alexis DUMONT en gefi nancierd door de Amerikaanse stichting Commission for Relief in Belgium Educational Foundation.
In 1923 werd een gedetailleerd en veeleisend programma, opgesteld door raadgevend architect van de stichting M. J. M. HOWELLS, overgemaakt aan vijf vooraf geselecteerde architecten: A. DUMONT, A. PUISSANT, E. JASPAR, J. VAN NECK en E. DHUICQUE. Deze laatste nam wegens ziekte uiteindelijk niet deel aan de wedstrijd. Naast de praktische regels van de wedstrijd, impliceerde dit programma een aantal verplichtingen: inplanting, type van de lokalen (faculteiten rechtswetenschap en wijsbegeerte en letteren, bibliotheek, administratie) en onderlinge verdeling ervan, het ontwerp dat geïnspireerd moest zijn door ‘nationale stijl', enz. Het ontwerp van DUMONT, dat volgens hem op de architectuur van de Nederlanden van 1650 tot 1750 was gebaseerd, werd weerhouden.
Het gebouw is een eigenaardige mengeling van historiserende elementen, die ook al in de jaren 1920 verbazingwekkend waren, en moderne grondplannen (rationele circulatie, overvloedige lichtinval, enz.) en details (metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , smeedijzeren leuningen, tegels, enz.).
Het centrale gebouw is monumentaler dan de twee zijvleugels en wordt rechts geaccentueerd door een klokkentoren. In de symmetrische voorgevel zijn twee types witsteen verwerkt, in combinatie met baksteen. Het telt twee bouwlagen en dertien ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan de breedste aan de uiteinden bekroond zijn met een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met twee registersVensterstrook in een topgevel., versierd met vrouwelijke allegorieën. Dubbele kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. Iets bredere centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met metalen toegangsdeur onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft., gefl ankeerd door geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond met gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken.. Deze traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) omvat in de tweede bouwlaag een trapezoïdaal balkon met balustersVaasvormige spijl van een borstwering.. Op de muurdammen en de inkompartij zijn diverse inscripties aangebracht: scientia vincere tenebras, botanica, zoologia, ULB, 1928, chemica, ratione et diligentia, tussen de blazoenen in rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen. met vrijmetselaarssymbolen of putti. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. wordt geritmeerd door vijf gemetselde dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Het geheel bevindt zich onder een leistenen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met zes dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdaakjes.
Achtergevel in baksteen en witsteen. Drie ongelijke bouwlagen en 23 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verdiepingen geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Twee registersVensterstrook in een topgevel. dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met tentdaakjes.
Metalen deur met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. omlijsting onder gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken..
Interieur. In dit gebouw met twee binnenpleinen bevond zich vroeger op de benedenverdieping de administratie van de universiteit en op de verdieping de bibliotheek. De inkomhal is een grote rechthoekige zaal met veel venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. In één van de lange zijden bevindt zich een galerie van twee verdiepingen rustend op zuilen en pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…); op de verdieping voorzien van een opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kleuren overwegend wit en goud.
Vierkante structuur van cassetteplafond is herhaald in vloermozaïek.
Aan de korte zijden bevinden zich telkens twee eiken deuren met panelen. Aan ene kant, Griekse inscripties, aan andere kant gedenkteken voor slachtoffers van Eerste en Tweede Wereldoorlog in de vorm van een gevleugelde Victoria die lauwerkransen vasthoudt.
De raadzaal links van de hal is een imitatie van die van het Granvellepaleis waar de universiteit voordien gevestigd was.
Klokkentoren: DUMONT ontwierp de in het programma voorziene toren als een ‘Memorial Tower, ter herinnering aan het genereuze gebaar van de Amerikanen.' Vanaf 1927 wijzigde de architect zijn plannen enigszins om een geodetisch station in de toren te kunnen onderbrengen. Toren ongeveer 50 m hoog in baksteen en witsteen. Vijf bouwlagen met monumentale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Hoogste bouwlaag in attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en voorzien van horloge. Bekroond met langwerpige daklantaarn onder tentdak.
Benedenverdieping met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)..
Zijgebouwen. Identiek, voordien ingenomen door de Faculté de Droit en die van Philosophie & Lettres. Telkens gebouwd rond centraal binnenplein. Lager dan hoofdgebouw. Voorgevel met één bouwlaag en negen ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centrale inkom met hardstenen omlijsting. Bredere traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op uiteinden onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Gevels in baksteen en witsteen. KruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. Trapgevels met vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in vorm van rechthoekige driehoek. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. geritmeerd door drie gemetselde dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is..
Binnenplein geïnspireerd door kloosterarchitectuur, met in het midden fontein.
Aan de Franklin Rooseveltlaan bevinden zich drie bouwvolumes die ten opzichte van elkaar inspringen en gemarkeerd zijn door een toren. Ze werden in 1924-1928 ontworpen door architect Alexis DUMONT en gefi nancierd door de Amerikaanse stichting Commission for Relief in Belgium Educational Foundation.
In 1923 werd een gedetailleerd en veeleisend programma, opgesteld door raadgevend architect van de stichting M. J. M. HOWELLS, overgemaakt aan vijf vooraf geselecteerde architecten: A. DUMONT, A. PUISSANT, E. JASPAR, J. VAN NECK en E. DHUICQUE. Deze laatste nam wegens ziekte uiteindelijk niet deel aan de wedstrijd. Naast de praktische regels van de wedstrijd, impliceerde dit programma een aantal verplichtingen: inplanting, type van de lokalen (faculteiten rechtswetenschap en wijsbegeerte en letteren, bibliotheek, administratie) en onderlinge verdeling ervan, het ontwerp dat geïnspireerd moest zijn door ‘nationale stijl', enz. Het ontwerp van DUMONT, dat volgens hem op de architectuur van de Nederlanden van 1650 tot 1750 was gebaseerd, werd weerhouden.
Het gebouw is een eigenaardige mengeling van historiserende elementen, die ook al in de jaren 1920 verbazingwekkend waren, en moderne grondplannen (rationele circulatie, overvloedige lichtinval, enz.) en details (metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , smeedijzeren leuningen, tegels, enz.).
Het centrale gebouw is monumentaler dan de twee zijvleugels en wordt rechts geaccentueerd door een klokkentoren. In de symmetrische voorgevel zijn twee types witsteen verwerkt, in combinatie met baksteen. Het telt twee bouwlagen en dertien ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan de breedste aan de uiteinden bekroond zijn met een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met twee registersVensterstrook in een topgevel., versierd met vrouwelijke allegorieën. Dubbele kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. Iets bredere centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met metalen toegangsdeur onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft., gefl ankeerd door geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en bekroond met gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken.. Deze traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) omvat in de tweede bouwlaag een trapezoïdaal balkon met balustersVaasvormige spijl van een borstwering.. Op de muurdammen en de inkompartij zijn diverse inscripties aangebracht: scientia vincere tenebras, botanica, zoologia, ULB, 1928, chemica, ratione et diligentia, tussen de blazoenen in rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen. met vrijmetselaarssymbolen of putti. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. wordt geritmeerd door vijf gemetselde dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Het geheel bevindt zich onder een leistenen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met zes dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder tentdaakjes.
Achtergevel in baksteen en witsteen. Drie ongelijke bouwlagen en 23 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verdiepingen geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Twee registersVensterstrook in een topgevel. dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met tentdaakjes.
Metalen deur met geringdeVoorzien van een fijne, horizontale band. omlijsting onder gebroken frontonFronton waarvan het middendeel is doorbroken..
Interieur. In dit gebouw met twee binnenpleinen bevond zich vroeger op de benedenverdieping de administratie van de universiteit en op de verdieping de bibliotheek. De inkomhal is een grote rechthoekige zaal met veel venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. In één van de lange zijden bevindt zich een galerie van twee verdiepingen rustend op zuilen en pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…); op de verdieping voorzien van een opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kleuren overwegend wit en goud.
Vierkante structuur van cassetteplafond is herhaald in vloermozaïek.
Aan de korte zijden bevinden zich telkens twee eiken deuren met panelen. Aan ene kant, Griekse inscripties, aan andere kant gedenkteken voor slachtoffers van Eerste en Tweede Wereldoorlog in de vorm van een gevleugelde Victoria die lauwerkransen vasthoudt.
De raadzaal links van de hal is een imitatie van die van het Granvellepaleis waar de universiteit voordien gevestigd was.
Klokkentoren: DUMONT ontwierp de in het programma voorziene toren als een ‘Memorial Tower, ter herinnering aan het genereuze gebaar van de Amerikanen.' Vanaf 1927 wijzigde de architect zijn plannen enigszins om een geodetisch station in de toren te kunnen onderbrengen. Toren ongeveer 50 m hoog in baksteen en witsteen. Vijf bouwlagen met monumentale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Hoogste bouwlaag in attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en voorzien van horloge. Bekroond met langwerpige daklantaarn onder tentdak.
Benedenverdieping met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)..
Zijgebouwen. Identiek, voordien ingenomen door de Faculté de Droit en die van Philosophie & Lettres. Telkens gebouwd rond centraal binnenplein. Lager dan hoofdgebouw. Voorgevel met één bouwlaag en negen ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centrale inkom met hardstenen omlijsting. Bredere traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op uiteinden onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Gevels in baksteen en witsteen. KruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.. Trapgevels met vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in vorm van rechthoekige driehoek. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. geritmeerd door drie gemetselde dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is..
Binnenplein geïnspireerd door kloosterarchitectuur, met in het midden fontein.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 84353 (1926).
Archives de l'ULB/B11.1/nr. 8 (CRB Educational Foundation Inc, 1923).
Publicaties en studies
SAB/OW 84353 (1926).
Archives de l'ULB/B11.1/nr. 8 (CRB Educational Foundation Inc, 1923).
Publicaties en studies
BROUWER, C., et al., Bibliothèques, Bibliothèques de l'Université libre de Bruxelles, Brussel, 1995, pp. 22-38.
Itinéraire de l'Université libre de Bruxelles, coll. Hommes et paysages, Société royale belge de Géographie, coédition Université libre de Bruxelles, Brussel, 2004, pp. 38-39.
Tijdschriften
‘New buildings for the University of Brussels', The architectural Record, 1924, pp. 108-112.
‘Les bâtiments universitaires du Solbosch', L'Émulation, 1924, pp. 81-90, pl. 21-24.
‘Les nouveaux bâtiments universitaires du Solbosch', L'Émulation, 10, 1929, pp. 81-88.
‘Destination et aménagement du campanile de la tour des nouveaux bâtiments de l'Université de Bruxelles', Revue de l'École polytechnique, 4, 1928, pp. 196-202.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid