Shell
Ravensteinstraat 50-52-54-56-58-60-62-64-66-68-70
Kantersteen 39-41-43-45-47-49-51-53-55
Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
Alexis DUMONT – architect – 1931-1934
Marcel VAN GOETHEM – architect – 1931-1934
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Functionalisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30466
Beschrijving
Kantoorgebouw “Shell”. Imposant hoekcomplex (Kantersteen nr. 39- 55) in Nieuwe Zakelijkheid, naar ontwerp van architect
Alexis Dumont van 1931, in opdracht van Shell Immeubles Belges; bouw met medewerking van architect Marcel Van Goethem, voltooid in 1934. Eerste fase van een initieel grootser opgezet
project dat verder voorzag in een vierkant torengebouw met 30 m zijde en 90 m
hoogte, in een tweede fase op te richten op het binnenplein en waarvan de
funderingen reeds werden gelegd. Voorafgaandelijk volkomen afwijkend
voorontwerp in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. van 1930. Tweede fase uitgewerkt vanaf 1934:
bouwaanvraag voor torengebouw met 22 verdiepingen en nog slechts 80 m hoogte in
1937, geweigerd met verwijzing naar de enorme bouwmassa in relatie tot de te
dichte nabijheid van Sint-Michielskathedraal en Warandeberg. Binnenplein
opgevuld met uitbreidingen na 1955. Beeldbepalende architectuur door inplanting
aan het stervormige kruispunt van de Houtmarkt. Innoverend voorbeeld van een
grootschalig complex met commercieel opzet - zetel van de “Shell”-maatschappij
gecombineerd met winkels, kantoren en parkeergarage voor verhuring - dat
beantwoordde aan de modernste eisen van functionaliteit en comfort. Onderdeel
van een reeks gelijkaardige complexen die in de jaren 1930 door “Shell” in
verschillende Europese hoofdsteden werden ingeplant.
L-vormig complex met gebogen oostvleugel doorlopend in een hoekrotonde, gekenmerkt door de getrapte opbouw en een plastisch spel van geprononceerde en terugwijkende partijen. Omvat twee kelderverdiepingen, benedenbouw met entresol, en bovenbouw met overwegend zes verdiepingen onder plat dak. Constructie met skelet van gewapend beton op schoormuren en funderingspalen. Doorlopende gevelopstand over tweeënveertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), evoluerend overeenkomstig het verval van Ravensteinstraat en Kantersteen, met nadrukkelijk horizontale registers, cesuur van de rotonde, en brede rechthoekige openingen. Ruimer beglaasde benedenbouw met vlakke zwart granieten (Labrador) bekleding: axiaal portaal te midden respectievelijk tien en zes winkelpuien in de oost- en westvleugel, doorlopende winkelpui in de rotonde; bronzen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling ter hoogte van de entresol. Westportaal aangepast naar ontwerp van Dumont van 1959 met beeldhouwwerk (schelp) door Olivier Strebelle. Bovenbouw met natuurstenen (Savonnière) bekleding. Westvleugel vanaf de rotonde trapsgewijs met respectievelijk één en drie niveau’s verlagend. In éénzelfde gevelvlak terugwijkende rotonde en bovenste verdiepingen met vlakke gevelbehandeling : vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met verdiepte penanten en lekdrempel. Geprononceerde partijen met minimaal geveldecor: vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met hardstenen omlijsting, de bewerkte penanten alternerend breed gegroefd en smal met variërend geometrisch meanderpatroon, idem als postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. van de pergola bovenop het lage uiteinde van de westvleugel; inspringende vlakke bekroning, oorspronkelijk voorzien van cilindervormige lantaarns, met bronzen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Fir- malogo “Shell” in reliëf in de topgeleding van de rotonde - heden bedekt - en de afgeronde hoek zijde Kantersteen. Oorspronkelijk raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling, heden vernieuwd.
Interieur. Oorspronkelijk parkeergarage onder de oostvleugel; winkels aan het binnenplein verbonden door een galerij ; verticale circulatie via drie aan het binnenplein aanpalende trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en vier groepen liften. Huurkantoren met variabele indeling in de oostvleugel; “Shell”-kantoren en laboratoria - onder meer administrateurskamers en raadszaal ingericht door de decorateurs Baucher en Féron -, en restaurant met dakterras, in de rotonde en de westvleugel.
L-vormig complex met gebogen oostvleugel doorlopend in een hoekrotonde, gekenmerkt door de getrapte opbouw en een plastisch spel van geprononceerde en terugwijkende partijen. Omvat twee kelderverdiepingen, benedenbouw met entresol, en bovenbouw met overwegend zes verdiepingen onder plat dak. Constructie met skelet van gewapend beton op schoormuren en funderingspalen. Doorlopende gevelopstand over tweeënveertig traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), evoluerend overeenkomstig het verval van Ravensteinstraat en Kantersteen, met nadrukkelijk horizontale registers, cesuur van de rotonde, en brede rechthoekige openingen. Ruimer beglaasde benedenbouw met vlakke zwart granieten (Labrador) bekleding: axiaal portaal te midden respectievelijk tien en zes winkelpuien in de oost- en westvleugel, doorlopende winkelpui in de rotonde; bronzen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling ter hoogte van de entresol. Westportaal aangepast naar ontwerp van Dumont van 1959 met beeldhouwwerk (schelp) door Olivier Strebelle. Bovenbouw met natuurstenen (Savonnière) bekleding. Westvleugel vanaf de rotonde trapsgewijs met respectievelijk één en drie niveau’s verlagend. In éénzelfde gevelvlak terugwijkende rotonde en bovenste verdiepingen met vlakke gevelbehandeling : vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met verdiepte penanten en lekdrempel. Geprononceerde partijen met minimaal geveldecor: vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met hardstenen omlijsting, de bewerkte penanten alternerend breed gegroefd en smal met variërend geometrisch meanderpatroon, idem als postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. van de pergola bovenop het lage uiteinde van de westvleugel; inspringende vlakke bekroning, oorspronkelijk voorzien van cilindervormige lantaarns, met bronzen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Fir- malogo “Shell” in reliëf in de topgeleding van de rotonde - heden bedekt - en de afgeronde hoek zijde Kantersteen. Oorspronkelijk raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling, heden vernieuwd.
Interieur. Oorspronkelijk parkeergarage onder de oostvleugel; winkels aan het binnenplein verbonden door een galerij ; verticale circulatie via drie aan het binnenplein aanpalende trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en vier groepen liften. Huurkantoren met variabele indeling in de oostvleugel; “Shell”-kantoren en laboratoria - onder meer administrateurskamers en raadszaal ingericht door de decorateurs Baucher en Féron -, en restaurant met dakterras, in de rotonde en de westvleugel.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 59350, 65861, 71295 en 71607 (1930-1937), 67177 (1955), 66737 (1959).
AAM, Fonds Alex. Dumont.
Tijdschriften
Bâtir, 1934, 22, pp. 835-858.
L’Emulation, 1936, 5, pp. 77-82.