Typologie(ën)

burgerwoning

Ontwerper(s)

G. LOW1902-1906

A. GELLÉarchitect1902-1906

Joseph PRÉMONTarchitect1902-1906

F. POELSarchitect1902-1906

Camille DAMMANarchitect1902-1906

Juridisch statuut

Beschermd sinds 29 juni 1984

Stijlen

Eclectisme
Neorenaissance
Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 30234
lees meer

Beschrijving

Homogeen ensemble van zesentwintig burgerhuizen in eclectische stijl met overwegend klassieke en neorenaissance-inslag, ontworpen door de architecten G. Löw (nr. 4 tot 34 en 46 tot 54), A. Gellé en J. Prémont (nr. 36 tot 40), F. Poels (nr. 42) en C. Damman (nr. 44), gebouwd tussen 1902, 1903 en 1906 in opdracht van hertog Engelbert-Marie d’Arenberg aan de westelijke rand van het Egmontpark.

Enkelhuizen met vrijwel identieke plattegrond en indeling; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen en veelal mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. of mansarde, en twee ongelijke of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Huizenrij in het midden onderbroken door een open ruimte met hoekhuizen aan weerszij.
Gevels uitgevoerd in witsteen met ruime verwerking van hardsteen, uitgezonderd nr. 38 en 40 in baksteen met natuurstenen elementen. Verwante opstanden volgens twee terugkerende schema’s, met per pand gedifferentieerde detailuitvoering. Markering van de benedenbouw door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. of bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., de bovenbouw door kolossale of gesuperposeerde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). of hoekblokken. Meer of minder nadrukkelijke horizontale geleding door de puilijst, doorlopende  balustradesHekwerk van spijlen of balusters., kordons en friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Rechthoekige en rondboogopeningen overwegend in klassieke ordonnantie, in geval van een bredere venstertravee uitgewerkt als drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., met onder meer waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., sluitstenen, entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en borstweringversieringen. Centrale of bredere venstertraveeën geaccentueerd door balkons - uitzonderlijk ook gevelbreed - met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. of gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Mezzanino met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.. Voorts ingehouden, verfijnde ornamentatie: onder meer guirlandes, meandersOrnamentenstrook die bestaat uit rechthoekig gebogen, doorlopende lijnen., stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte., palmettenVersiering in de vorm van een palmblad., rozetten, schijven, sterren en arabesken. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met casementen, klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. of consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; dakkapellen van mansardes met klauwstukken en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Bewaarde houten deuren en ramen, en ijzeren keldertralies.

Klassieke interieurdecoratie.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 13549-13556, 19277-19278 en 2301 (1902-1906).