Geheel van eclectische huizen
Wolstraat 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20, 22, 24, 26, 28, 30, 32, 34, 36, 38, 40, 42, 44, 46, 48, 50, 52, 54
Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
G. LOW – 1902-1906
A. GELLÉ – architect – 1902-1906
Joseph PRÉMONT – architect – 1902-1906
F. POELS – architect – 1902-1906
Camille DAMMAN – architect – 1902-1906
Stijlen
Eclectisme
Neorenaissance
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30234
Beschrijving
Homogeen ensemble van
zesentwintig burgerhuizen in eclectische stijl met overwegend klassieke en
neorenaissance-inslag, ontworpen door de architecten G. Löw (nr. 4 tot 34 en 46
tot 54), A. Gellé
en J. Prémont
(nr. 36 tot 40), F. Poels (nr. 42) en C. Damman (nr. 44), gebouwd tussen 1902,
1903 en 1906 in opdracht van hertog Engelbert-Marie d’Arenberg aan de westelijke
rand van het Egmontpark.
Enkelhuizen met vrijwel identieke plattegrond en indeling; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen en veelal mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. of mansarde, en twee ongelijke of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Huizenrij in het midden onderbroken door een open ruimte met hoekhuizen aan weerszij.
Gevels uitgevoerd in witsteen met ruime verwerking van hardsteen, uitgezonderd nr. 38 en 40 in baksteen met natuurstenen elementen. Verwante opstanden volgens twee terugkerende schema’s, met per pand gedifferentieerde detailuitvoering. Markering van de benedenbouw door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. of bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., de bovenbouw door kolossale of gesuperposeerde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). of hoekblokken. Meer of minder nadrukkelijke horizontale geleding door de puilijst, doorlopende balustradesHekwerk van spijlen of balusters., kordons en friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Rechthoekige en rondboogopeningen overwegend in klassieke ordonnantie, in geval van een bredere venstertravee uitgewerkt als drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., met onder meer waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., sluitstenen, entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en borstweringversieringen. Centrale of bredere venstertraveeën geaccentueerd door balkons - uitzonderlijk ook gevelbreed - met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. of gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Mezzanino met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.. Voorts ingehouden, verfijnde ornamentatie: onder meer guirlandes, meandersOrnamentenstrook die bestaat uit rechthoekig gebogen, doorlopende lijnen., stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte., palmettenVersiering in de vorm van een palmblad., rozetten, schijven, sterren en arabesken. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met casementen, klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. of consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; dakkapellen van mansardes met klauwstukken en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Bewaarde houten deuren en ramen, en ijzeren keldertralies.
Klassieke interieurdecoratie.
Enkelhuizen met vrijwel identieke plattegrond en indeling; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., drie bouwlagen en veelal mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. of mansarde, en twee ongelijke of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Huizenrij in het midden onderbroken door een open ruimte met hoekhuizen aan weerszij.
Gevels uitgevoerd in witsteen met ruime verwerking van hardsteen, uitgezonderd nr. 38 en 40 in baksteen met natuurstenen elementen. Verwante opstanden volgens twee terugkerende schema’s, met per pand gedifferentieerde detailuitvoering. Markering van de benedenbouw door schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. of bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen)., de bovenbouw door kolossale of gesuperposeerde pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). of hoekblokken. Meer of minder nadrukkelijke horizontale geleding door de puilijst, doorlopende balustradesHekwerk van spijlen of balusters., kordons en friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Rechthoekige en rondboogopeningen overwegend in klassieke ordonnantie, in geval van een bredere venstertravee uitgewerkt als drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., met onder meer waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., sluitstenen, entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en borstweringversieringen. Centrale of bredere venstertraveeën geaccentueerd door balkons - uitzonderlijk ook gevelbreed - met consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. of gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Mezzanino met tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst.. Voorts ingehouden, verfijnde ornamentatie: onder meer guirlandes, meandersOrnamentenstrook die bestaat uit rechthoekig gebogen, doorlopende lijnen., stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte., palmettenVersiering in de vorm van een palmblad., rozetten, schijven, sterren en arabesken. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met casementen, klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. of consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.; dakkapellen van mansardes met klauwstukken en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Bewaarde houten deuren en ramen, en ijzeren keldertralies.
Klassieke interieurdecoratie.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 13549-13556, 19277-19278 en 2301 (1902-1906).